De VN willen dat 2005 het jaar van de waarheid wordt in de strijd tegen extreme armoede.

Armoede is een dagelijks gevecht tussen leven en dood. De gemiddelde levensverwachting van mensen die in armoede leven, is veertig jaar. Inwoners van rijke landen leven tweemaal zo lang. In september 2000 ondertekenden 189 wereldleiders op een top van de Verenigde Naties in New York de ‘Millenniumverklaring’. Daarin verbinden ze zich ertoe ‘geen enkele moeite te sparen om medemensen te bevrijden van de abjecte en dehumaniserende gevolgen van extreme armoede’. De verklaring voorziet in acht concrete doelstellingen voor 2015, waarvan de eerste drie al behoorlijk ambitieus zijn: de halvering van extreme armoede en honger, basisonderwijs voor iedereen en de bevordering van de gelijkheid tussen man en vrouw. In maart zal VN-secretaris-generaal Kofi Annan officieel bekendmaken hoe we ervoor staan. Volgens critici bleef het tot nu toe nog te veel bij mooie woorden.

Om de millenniumdoelstellingen te realiseren is er niet alleen behoefte aan geld – de wereldgemeenschap spendeert jaarlijks amper 50 miljard euro aan ontwikkelingshulp, een peulenschil in vergelijking met militaire uitgaven – maar ook aan concrete plannen. In september 2005 vindt in New York een nieuwe VN-top plaats. Dan zal Annan de wereldleiders een concreet plan van aanpak voorleggen, dat deze week in Brussel werd voorgesteld door onder meer eurocommissaris Louis Michel en topeconoom Jeffrey Sachs. Aan het plan ging twee jaar onderzoek en planning vooraf door een team van 265 internationaal gerenommeerde experts onder leiding van Sachs.

Annan hoopt in september een doorbraak te bereiken (www.unmillenniumproject.org). De inzet is hoog. Als de doelstellingen worden gehaald, raken 500 miljoen mensen uit de armoedespiraal, lijden 250 miljoen mensen geen honger meer, en wordt het leven gered van 30 miljoen kinderen en 2 miljoen moeders, die anders hoogstwaarschijnlijk zouden sterven.

De kostprijs van het project bedraagt slechts 0,5 procent van het bruto nationaal product (bnp) van de rijke landen. Dat is minder dan de 0,7 procent van het bnp die die landen al lang aan ontwikkelingshulp beloofden te spenderen. Maar het is de helft meer dan wat ze momenteel uitgeven. Volgens het rapport werd er wel degelijk vooruitgang geboekt – tussen 1981 en 2001 daalde het aantal extreme armen van 1,5 naar 1,1 miljard. Maar die positieve ontwikkeling is ongelijk verspreid. Aziatische landen maakten grote vooruitgang, terwijl sub-Saharaans Afrika het epicentrum blijft van de armoedecrisis.

H.V.S.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content