Tolstoi in vijftien citaten

Vorig jaar was het honderd jaar geleden dat de Russische schrijver Leo Tolstoi overleed. Zijn boeken verschenen aan het eind van de negentiende eeuw, maar bieden ook nu nog stof tot nadenken. Een korte kennismaking met zijn werk in vijftien citaten.

Over het huwelijk
Ik verlangde naar beweging en niet naar een zo rustig voorbijgaand leven. Ik verlangde naar opwinding, naar gevaren, naar een gelegenheid mij op te offeren voor mijn gevoel.
Uit ‘Familiegeluk’ (1859)

Over het gezin
Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
Uit ‘Anna Karenina’ (1875-1877)

Over kunst
Met woorden brengen we gedachten over, met kunst brengen we gevoelens over.
Uit: ‘Wat is kunst’ (1897)

Over onderwijs
Ik ben er van overtuigd dat de school zich niet moet bemoeien met de opvoeding dat is enkel en alleen een taak van de ouders en dat ze het recht niet heeft om te belonen of te straffen. Volgens mij functioneert een school het beste als de leerlingen de volledige vrijheid wordt gelaten om te doen en te laten wat zij willen.
Uit: ‘Jasnaja Poljana; verslag van een onderwijsexperiment’ (1852)
Vertaald door Katja Vos

Over God
Beoordeel Gods heilige idealen niet aan de hand van mijn onvermogen om eraan te voldoen. Beoordeel Christus niet aan de hand van degenen die op een onvolmaakte manier zijn naam dragen.

Over zijn wereldbeschouwing
Met mij is het als volgt gegaan: het leven van onze kringen – de rijken, de geleerden – begon me niet alleen tegen te staan, maar verloor elke betekenis. De daden van het werkende volk, dat leven schept, waren voor mij de onwankelbare pijlers van het bestaan.

Over zelfkennis
Zodra de mens de blik slaat op zich zelf, ontwaken in hem tegenstrijdige gevoelens. Is hij verstandig en zedelijk ontwikkeld, dan moet hij zijn tekortkomingen voelen en hieruit weer ontstaat de drang naar zelfvolmaking zowel in- als uitwendig.

Over de filosofie
De mens streeft, dus de mens is werkzaam. Waarheen voert deze arbeid en hoe maken wij hem zelfstandig? Dit is het doel der filosofie in hare ware betekenis, dus met andere woorden: filosofie is levenskunst.
Uit: ‘Het doel der Filosofie’ (1846-1847)

Over Godsdienst
Het geloof, gegrond op uiterlijkheden en slechts op gezag door ons aangenomen, verdwijnt onder de invloed van de wetenschap en van het leven, die zich er tegenover stellen, en het gebeurt dat de mens zich verbeeldt nog zeer gelovig te zijn, terwijl in hem geen spoor van dat geloof meer is achtergebleven, dat hem in zijn jeugd werd geleerd.
Uit ‘Mijn Biecht’ (1881)

Over geluk:
De mens, die slechts zijn eigen geluk zoekt, is slecht; degene die zich richt naar de mening van anderen is zwak; hij die het geluk van anderen beoogt is deugdzaam; maar die zijn geluk zoekt in God is groot.
Uit: ‘Kinderjaren’

Over de zin van het leven:
Heeft mijn leven een zin die niet door de dood die mij onvermijdelijk wacht teniet wordt gedaan?
Uit: ‘Mijn Biecht’ (1881)

Over het eten van vlees
Zolang er slachthuizen zijn, zullen er ook slagvelden zijn.

Over geld:
Wie genoeg geld heeft, kan mensen zonder geld naar zijn hand zetten.

Over het menselijke karakter
Ieder mens draagt alle menselijke eigenschappen in zich en toont dan de ene, dan de andere eigenschap; hij verandert zo vaak dat men hem niet meer herkent, terwijl hij voortdurend dezelfde persoon is gebleven.
Uit ‘Opstanding”

Over zijn vader
Wat voor iemand was mijn vader? Alles stond hem, met zijn rijzige gestalte, zijn stoere lichaamsbouw, zijn indrukwekkend kaal hoofd en zijn kalme, zelfverzekerde bewegingen. Hij was gevoelig van aard, ja zelfs overgevoelig. Als hij uit een roman voorlas en hij kwam aan een bijzonder pathetisch gedeelte begon zijn stem te beven, vaak gebeurde het dat tranen te voorschijn sprongen en geërgerd sloeg hij het boek dicht.
Uit ‘Kindertijd’ (1852). Vertaald door Hans Leerink.

Verzameld door Maaike Schwering

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content