Software becijfert stijlarmoede Dan Brown

Dankzij de groeiende verzameling digitale teksten en aangepaste zoeksoftware, ontsnapt geen stilistische tik nog aan het oog van kritische lezers.

De Amerikaanse universiteit Brigham Young legde eind 2008 de laatste hand aan de‘Corpus of Contemporary American English’ (COCA), een gigantische en voortdurend geüpdatete corpus van alle soorten teksten – van getranscribeerde gesproken tekst, over weblogs, tot krantenartikels en romanfragmenten. De verzameling overspant vandaag een periode van 1990 tot 2011 en is goed voor zo’n 425 miljoen (Engelse) woorden. Brigham Young heeft daarmee de grootste digitale collectie Amerikaanse teksten in haar archieven en is met de analyse ervan de koploper op het gebied van digitaal taal- en tekstonderzoek.

De mogelijkheden zijn enorm en vooral, je kan er thuis zelf ook mee aan de slag, want het corpus en de software zijn online gratis beschikbaar. Journalist Ben Zimmer van de New York Times ging ermee aan de slag en stelde vast dat, ondanks de veronderstelling dat de taal in fictiewerk dichter dan ooit aansluit bij informeel, dagdagelijks taalgebruik, literaire teksten zich nog steeds sterk onderscheiden door het gebruik van een veel gevarieerdere, minder gebruikelijke woordenschat. Tot zover niets verrassends. Wanneer echter voorbij dat voor de hand liggende verschil wordt gekeken, wordt het interessant.

Een vergelijking tussen werkwoorden in de verleden tijd in non-fictie en in fictie leverde beduidende verschillen op. ‘Zei’, ‘kwam’, ‘ging’, enzovoort, komen in beide categorieën heel frequent voor. ‘Giechelde’, ‘keek nors’, ‘gromde’, ‘wiegelde’ en ’tandenknarste’ daarentegen zijn duidelijk gereserveerd voor literair gebruik. Ben Zimmer: “Zure gelaatsuitdrukkingen, norse geluiden en zeer uitgesproken lichaamsbeweging lijken te regeren onder de werkwoorden in hedendaagse literatuur.” Schrijvers kiezen andere werkwoorden dan auteurs van zakelijke teksten, maar hun keuze vertoont erg gelijklopende patronen en is daarom niet zo fris en origineel als ze zelf wellicht hadden gehoopt.

Voor veel uitdrukkingen geldt hetzelfde maar nog meer uitgesproken. Ze komen vaak exclusief én heel courant voor in literaire teksten. ‘To bolt upright’ (zich heel plots oprichten) en ’to draw one’s breath’ (opvallend inademen of naar adem happen) zijn de Amerikaanse toppers en zijn volgens Zimmer voorbeelden van een populaire stijltechniek waarbij door middel van werkwoordelijke uitdrukkingen de actiebeschrijving gecombineerd wordt met het uitdrukken van emoties. Het spreekt voor zich dat gekunsteldheid en clichés hier om de hoek loeren.

Het zal niemand verwonderen, maar de specialist in het hanteren van zulke clichématige stilismen is Dan Brown. En een kleine rekensom toont dat hij wel eens in herhaling durft te vallen. In ‘Het Juvenalis dilemma’ zijn er maar liefst acht personages die in totaal 14 keer hun wenkbrauw fronsen (raising/arching their eyebrow) om hun bedenkingen te ventileren. Dat Brown niet bepaald de grootste stilist is, wisten recensenten al langer en daarvoor hadden ze geen software nodig. Maar nu wordt hun fingerspitzengefühl ook door cijfers bevestigd.

Jeroen Bert


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content