Een regering zonder CVP, het is even wennen voor de top van het katholiek onderwijs.

De Guimardstraat: een strook asfalt, afgezoomd met banale kantoorgebouwen, die uitkomt op de kleine Brusselse ring, halfweg tussen de Wetstraat en de Belliardstraat. Toch heet deze onopvallende straat in de taal van journalisten steevast ‘de machtige Guimardstraat’. Ze staat dan ook voor Caritas Catholica en het Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs of VSKO (daarnaast bestaat ook een Franstalig secretariaat). Zeg maar de maatschappelijke arm van de Belgische kerk, de organisaties die zich ontfermen over wat ooit ‘zielzorg’ heette in ziekenhuizen en scholen.

Dat VSKO overkoepelt de vrije katholieke scholen, dus zowat het hele ‘vrije’ net behalve een paar onafhankelijke methodescholen (Steiner, Freinet, Montessori,…) en nog enkele andere (bijvoorbeeld joodse) scholen. De macht en invloed van het VSKO kan ook in cijfers worden uitgedrukt: het vrije net groepeert 62 procent van alle Vlaamse kleuter-, basis- en secundaire scholen. 66 procent van de kleuters, 64 procent van de leerlingen lager onderwijs en 75 procent van de scholieren secundair onderwijs volgen les in het vrije net. Het stelt een goede zestig (lager) tot zeventig (secundair) procent van alle leerkrachten tewerk en slokt een min of meer gelijk aandeel op van het Vlaamse onderwijsbudget. Alleen in steden als Antwerpen en Gent zijn gemeenschapsonderwijs en lokaal onderwijs samen ongeveer even sterk als het katholiek onderwijs. Als een Vlaams minister van Onderwijs een beleid wil uitbouwen, moet hij dus wel rekening houden met de directeur-generaal van het VSKO. Tot 1990 was dat de legendarische monseigneur Alfred Daelemans, sindsdien is dat de meer gereserveerde kanunnik Alfred De Wolf.

VRIJZINNIG DEPARTEMENT

Monseigneur, kanunnik: het wijst erop dat de levensbeschouwelijke visie op dit belangrijke beleidsdomein van wezenlijk belang blijft. Toen in juli vorig jaar een paarse regering aantrad, werden in de Guimardstraat meer dan elders de wenkbrauwen gefronst.

Niet dat het VSKO niet kan leven met een niet-confessionele minister. Op het departmenent zijn CVP-ministers eerder uitzondering dan regel. Dat vrijzinnige imago verdween weliswaar onder de uitzonderlijk lange ambtsperiode van Daniël Coens (1981-1992), maar hij was wel de eerste CVP’er op Onderwijs in vijfentwintig jaar.

Maar ook met andere ministers was er een behoorlijke relatie, met Luc Van den Bossche bijvoorbeeld. Die had de CVP als grootste coalitiepartner en kon dus geen beleid voeren tegen het katholiek onderwijs in – als hij dat al zou hebben gewild. Van den Bossches hyperrationele beleid zorgde zelfs voor minder tandengeknars bij de Guimardstraat dan bij de ARGO, waar ze na Daniël Coens op een inhaalbeweging hadden gehoopt van een ‘vrijzinnige’ minister. Eerder het omgekeerde was waar.

Van den Bossche had goede relaties met de Guimardstraat, in het bijzonder met priester Toon Boone, secretaris-generaal voor het secundair onderwijs van het VSKO. Luc Martens, de nieuwe CVP-vertrouwensman van de Guimardstraat die in 1995-99 als minister van Cultuur een aantal onderwijsdiscussies vanaf de eerste rij meemaakte: ‘Van den Bossche is een figuur die met een tegenstrever kan ‘rammelen’. Tot hij merkt dat z’n opponent zijn dossiers even goed beheerst als hijzelf. Dan komt er snel respect én een goede samenwerking. Dat was met Boone het geval.’

Dat betekende niet dat er geen meningsverschillen en conflicten waren tussen de Guimardstraat en het kabinet of de administratie van onderwijs. Zo stuurde de Guimardstraat in 1997 een brief naar haar katholieke scholen waarin ze aandrong op een stopzetting van het blad Klasse voor Jongeren, een initiatief van de administratie: ‘Geen meerwaarde, allesbehalve een verrijking, ongenuanceerde en sloganmatige kritiek, aansporingen tot rebels gedrag en het opbreken van het schoolreglement, alles verpakt in een slordige lay-out.’ Ook voor het aantreden van de paarse regering vocht de Guimardstraat nijdige grensoorlogjes uit telkens wanneer het vermoeden rees dat de overheid zich op terrein van de inrichtende macht begaf.

NETOVERSCHRIJDENDE PROJECTEN

Maar in de zomer van 1999 veranderde de politieke context fundamenteel. Doordat de CVP uit de regering verdween, had het VSKO voor het eerst sinds de jaren vijftig geen rechtstreekse greep meer op de politieke besluitvorming. Voor het eerst sinds mensenheugenis moesten ze op de Guimardstraat een regeerakkoord over onderwijs lezen om te weten wat erin stond – voorheen hielpen ze dat altijd mee schrijven.

Wat erger was: toen dat regeerakkoord op 8 juli 1999 publiek werd, voedden de teksten alleen maar de initiële argwaan. Er werd driftig gestreept bij de zin: ‘Naast officieel gesubsidieerde scholen kunnnen ook vrije scholen zich ontwikkelen tot open, pluralistische vrijekeuzescholen.’ Die driedubbele tautologie (wat is het wezenlijke verschil tussen ‘open’, ‘pluralistisch’ en ‘vrije keuze’?) werd gelezen als een plan tot aanslag op de integriteit van het katholieke net. De essentie van dat katholieke net is immers dat het juist het tegengestelde aanbiedt van een ‘vrijekeuzeschool’, namelijk een ‘keuzeschool’: ouders en kinderen kennen het profiel van de school en kiezen daarom voor die instelling.

Dat in datzelfde paarse akkoord ook het begrip netoverschrijdend voorop stond, konden ze bij het VSKO al evenmin appreciëren. Vooral omdat ze daar met een aan zekerheid grenzend vermoeden leven dat ‘netoverschrijdende’ projecten voornamelijk bedoeld zijn om in te breken in het oppermachtige katholieke net – en niet om het katholieke net nog meer greep te laten krijgen op het gemeenschapsonderwijs of op de provinciale en gemeentelijke scholen. Hoe verwoordde het regeerakkoord het ook weer: er moest in het onderwijs ‘een tegenbeweging’ op gang komen. Nu deed de nieuwe minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) in interviews haar best om uit te leggen dat met het woord ’tegenbeweging’ eigenlijk ‘accentverschuiving’ bedoeld was: minder aandacht voor structuren, meer voor inhouden. Dan hadden ze maar ‘accentverschuiving’ moeten schrijven, oordeelden ze in de Guimardstraat.

En als in diezelfde regeringsverklaring uitermate gedetailleerd en met voor liberalen ongewoon veel zin voor staatsinterventie ingeschreven wordt dat ‘schoolwerkplan, schoolreglement en schoolboeken die in overeenstemming zijn voor dit open karakter zullen worden gehanteerd’, dan hadden ze in de Guimardstraat voldoende begrepen ’tegen’ wie of wat het nieuwe beleid zich zou richten. Nog voor Marleen Vanderpoorten haar eerste werkdag als minister erop had zitten, nog voor haar kabinet goed en wel was samengesteld, begon al de loopgravenoorlog met haar voornaamste gesprekspartner.

Dat een situatie zo snel kan verzuren, heeft ook alles te maken met de specifieke situatie in de onderwijswereld. Tussen de top van de Guimardstraat en die van het gemeenschapsonderwijs zijn er geen – géén – contacten. Topfiguren uit de twee machtscentra ontmoeten elkaar nauwelijks en vinden dat prima zo. Ze liggen elkaar niet, ze moeten elkaar niet.

SUPERIORITEITSGEVOEL

De Guimardstraat kan zich tegenover het gemeenschapsonderwijs een soort van superioriteitsgevoel permitteren. Bij het gemeenschapsonderwijs leeft dan weer veel frustatie over de zo succesvolle tegenpartij. In theorie zou de algemene ontkerkelijking nochtans in de kaart moeten spelen van het gemeenschapsonderwijs. Maar in een regio met nog amper 20 procent praktiserende katholieken, leidt het katholieke onderwijs wel 60 tot 70 procent van de schoolgaande jeugd op. Of is de geringere ideologische betrokkenheid misschien net een voordeel voor het katholieke onderwijs? Als een zakelijk criterium als ‘kwaliteit’ de schoolkeuze bepaalt, deelt het gemeenschapsonderwijs met zijn mindere reputatie dan niet als eerste in de klappen?

Hoe dan ook, bij het aantreden van ‘paars’ lieten sommigen zich verleiden tot onverholen revanchisme. Zo vond minister Vanderpoorten het allesbehalve een steun in de rug dat André Macharis uitbazuinde dat de tijd gekomen was voor een vrijzinnige inhaalbeweging op alle vlakken. Macharis is ondervoorzitter van het gemeenschapsonderwijs – dus de nummer twee, na voorzitter Peter Steenhaut (SP) – topman van het Humanistisch Verbond én gekozen lid van het VLD-partijbestuur. Macharis heeft het oor van partijvoorzitter Karel De Gucht.

Daarmee werd de manoeuvreerruimte voor Marleen Vanderpoorten meteen erg klein. Dat ondervond de minister al bij de samenstelling van haar kabinet. Enerzijds formuleerde partijvoorzitter Karel De Gucht wel zeer specifieke eisen. Maar omdat ze bij de VLD niet meteen struikelen over de onderwijsspecialisten, en omdat er in de Guimardstraat wél een aantal dossiervreters zitten, zouden een aantal kabinetsmedewerkers met VSKO-achtergrond best welkom zijn – dat zou ook de reputatie van een ‘anti-tjevenkabinet’ wegnemen. Maar de Guimardstraat had geen zin in een coöperatieve opstelling.

Kabinetschef Achilles Van Leeuw, zelf administrateur-generaal van het gemeenschapsonderwijs, deed wel zijn best om netoverschrijdend te werken, maar moest zijn medewerkers willens nillens gaan zoeken bij het gemeenschapsonderwijs (ongeveer één op de drie kabinetsleden) en het provinciaal en gemeentelijk onderwijs. Pas onlangs is het eerste kabinetslid toegetreden met een verleden in het VSKO: een financieel specialist.

Het resultaat was wel dat het kabinet minder ervaren mensen telt dan wenselijk was geweest. Dat uit zich tot in de kleinste details. Zo probeerde het kabinet-Vanderpoorten wekenlang een ontmoeting te regelen met kanunnik De Wolf. Maar hoezeer er ook getelefoneerd werd, de nummer één van de Guimardstraat kon geen gaatje vinden in zijn agenda. Tot toevallig bleek dat De Wolf door de vorige ministers met meer egards werd behandeld, en dat de man zich graag op een zekere voornaamheid laat voorstaan. Zo vindt De Wolf dat hij maar één gesprekspartner heeft op het kabinet: de minister – en dus geen ‘ondergeschikten’ als adjunct-kabinetschefs en dergelijke. Pas toen het kabinet met dit soort vormelijkheden rekening hield, viel er met André De Wolf te spreken. Hoewel… zo stelde kanunnik De Wolf op een keer vast dat de minister zich liet verontschuldigen en dat haar kabinetschef de vergadering in het ministerie voorzat. Een kwartier later stapte hij op: ‘Als de minister geen tijd heeft, ik ook niet.’

WEDERZIJDS WANTROUWEN

Een bijkomende moeilijkheid voor minister Vanderpoorten is het wederzijdse wantrouwen tussen haar kabinet en de administratie van onderwijs. Het kabinet wantrouwde de administratie wegens het aantal (veronderstelde) CVP’ers bij de ambtenaren. De eerste maanden vonden ze dat wantrouwen trouwens gewettigd, zo merkt een kabinetsmedewerker op, ‘door het feit dat de CVP-oppositie verrassend snel aan de recentste cijfers kwam, zodat we ons afvroegen in opdracht van welke politicus sommige mensen wel werkten.’

Omgekeerd had de administratie, gewend aan de duidelijke en doortastende Van den Bossche, geen hoge pet op van de technische competentie op het nieuwe kabinet. Nog meer irritatie volgde toen bleek dat sommige kabinetsleden achter opmerkingen van de administratie al te snel een CVP-intrige zochten en daarom die aanbevelingen ook negeerden.

Dat alles werkte een ander, even opmerkelijk fenomeen in de hand: de CVP en de Guimardstraat groeiden dichter naar elkaar toe dan de voorbije jaren het geval was. Zo’n vier keer per jaar vergaderen de CVP’ers uit de commissie Onderwijs (voorzitter Gilbert Vanleenhove, Jos De Meyer, Inge Heeren en Luc Martens) in de Guimardstraat met de directeurs-generaal van de verschillende verbonden van het VSKO. Dat gebeurde in deze regeerperiode bijvoorbeeld voor de bespreking van de begroting onderwijs en van de beleidsbrief van Marleen Vanderpoorten. (Voor de nieuwsgierigen: de coördinatie tussen de CVP en het VSKO met betrekking tot de standpunten en acties inzake de vervangingspools en het schoolzwemmen werden met een paar telefoontjes geregeld.) De relaties met de CVP zijn trouwens exclusief. De Guimardstraat onderhoudt geen gepriviligieerde contacten met parlementsleden uit andere partijen, ook al stuurt een ruime meerderheid daarvan zijn kinderen naar het katholiek onderwijs.

Luc Martens: ‘In de voorbije regeerperiode was het voor ons soms moeilijk positie kiezen in Onderwijs. In een aantal dossiers stonden het VSKO en de christelijke vakbonden immers lijnrecht tegenover elkaar, en het was voor de CVP dan onmogelijk om die tegengestelde belangen allebei te verdedigen’. Meer nog, af en toe kwam het tussen de CVP en de Guimardstraat zelf tot een openlijk meningsverschil. In 1998 gaven de CVP’ers van de onderwijscommissie – Freddy Sarens en de nochtans zeer katholieke Mia De Schamphelaere op kop – een persconferentie om uit te leggen dat ze de aanpak van de rationalisatie van het studieaanbod door Luc Van den Bossche steunen, tegen de oppositie van de Guimardstraat in. Toon Boone repliceerde dan weer dat de betrokken CVP’ers door individuele katholieke scholen benaderd waren, tegen de afspraken met de Guimardstraat in.

SCHOOLDIRECTIES

Want dat element speelt natuurlijk ook mee: het katholiek onderwijs is steeds minder een monolitisch blok, en de Guimardstraat zeker geen overkoepelende directie, die ondergeschikte besturen zonder meer de eigen normering kan opleggen. Niet alleen omdat nog maar een minderheid van de leerkrachten en leerlingen van het katholiek onderwijs ook praktiserend katholiek is, waardoor de gehoorzaamheid aan de kerkelijke hiërarchie verslapt. Het is vooral een gevolg van de structurele hervormingen van de jongste jaren.

Het katholiek secundair onderwijs is vandaag gegroepeerd rond 75 ‘schoolgemeenschappen’. Die operatie bracht de directies van de vroegere, kleinere scholen samen en zorgde zo voor een spontane organisatie van dat niveau. De 75 nieuwe coördinerende directeurs vormen nu een sterk tussenniveau. En, nog belangrijker: zij betalen de Guimardstraat – die haalt haar financiering grotendeels uit een afgesproken afdracht van de katholieke scholen. Het waren directeurs – Koen Seynaeve van het Brugse Sint-Lodewijkscollege – die contact zochten met de CVP – Luc Martens – om duidelijk te maken dat de vervangingspools niet door de beugel kunnen. Luc Martens, die zich in de commissie Onderwijs van het Vlaams parlement nog had onthouden bij de stemming over die vervangingspools, trok daarop in plenaire zitting plotseling van leer tegen dat concept en liet een verbijsterde minister weten dat West-Vlaanderen zeker niet meedeed.

Marleen Vanderpoorten voelde zich door Martens en de CVP koud gepakt, maar ook de Guimardstraat stond in het hemd. Want Antoon Boone had, zij het met een rist ‘mitsen’ en ‘maren’, het akkoord over de vervangingspools getekend en bij zijn achterban verdedigd. Niet dat Boone het akkoord goed vond, maar hij zag geen heil in weer een nieuw conflict met Vanderpoorten en rekende erop dat de Raad van State brandhout zou maken van het technisch gammelijke akkoord. Maar die Raad was milder Boone had gedacht. Mits aanpassingen, onder meer van de rol van de VDAB, kregen de vervangingspools toch groen licht.

Dat was een eerste koude douche voor Boone. Een tweede opdoffer volgde toen de katholieke basis (of het West-Vlaamse deel daarvan, want Limburg en Vlaams-Brabant bleven de vervangingspools steunen) achter de rug van de Guimardstraat het akkoord afschoot, daarbij voluit gesteund door de CVP. Waarop Vanderpoorten de VSKO-top sommeert om uit te leggen hoe het nu juist zit – eerst handtekening zetten, dan toch protest aantekenen – en die VSKO’ers met wel erg vergezochte argumenten aankomen. Beatrijs Pletinckx, als secretaris-generaal van het basisonderwijs de hoogst geplaatste vrouw in de Guimardstraat, verzint bijvoorbeeld het onthutsende antwoord: ‘Bij ons in het katholieke net vinden jonge leerkrachten het niet erg als ze eens veertien dagen geen inkomen hebben.’

Toen de Guimardstraat dan nog eens de oude controverse omtrent de financiering van het schoolzwemmen koppelde aan het conflict van de vervangingspools en de ouders hierover ‘gekleurde’ informatie gaf, was voor Vanderpoorten de maat vol. In een opgemerkte persconferentie betichtte ze het VSKO van partijpolitieke spelletjes. Dat leek op het eerste gezicht inderdaad zo, maar het klopte niet helemaal.

SCHOOLOORLOG UIT DE TIJD

Zo blijft de verstandhouding tussen het kabinet van onderwijs en de Guimardstraat labiel. Wantrouwen overheerst. De kloof werd niet veroorzaakt door technische twisten, zoals bij Van den Bossche soms het geval was, maar door een stellingenoorlog rond het wezen van het katholieke net: haar eigenheid.

In dat opzicht heeft Vanderpoortens beleidsbrief de achterdocht die gewekt was met het regeerakkoord, alleen maar versterkt. In de lente van dit jaar maakten directeur-generaal André De Wolf en de Guimardstraattop een rondgang door Vlaanderen. In die contacten zag de basis hoe achterdochtig De Wolf was. Dat kwam bijvoorbeeld doordat de minister in haar Beleidsbrief uitlegt dat de overheid zich niet alleen moet inlaten met de eindtermen (het door de overheid geëiste ‘resultaat’ inzake kennis en attitudes) maar ook met leerplannen (de concrete weg daartoe). De Wolf daarover: ‘De overheid heeft niet het recht op grond van haar plicht tot kwaliteitscontrole de inhouden van het onderwijs dwingend op te leggen. Doet men dat toch, dan komt men gevaarlijk dicht in de richting van een al dan niet verborgen staatspedagogiek.’

Het verwijt van staatspedagogiek, een begrip dat herinnert aan het Oostblok, verwacht men nochtans eerder aan het adres van een socialistische dan een liberale minister. Maar De Wolf heeft geen ongelijk in zijn inschatting dat Vanderpoorten een meer interventionistische politiek predikt dan Van den Bossche. Paradoxaal genoeg gaat het om een concrete vertaling van Verhofdstadts Burgermanifesten. Vanderpoortens beleidsbrief heeft het bijvoorbeeld uitdrukkelijk over ‘het herstel van de voorrang van de politiek in de besluitvorming’, die in haar ogen moet ingaan tegen de situatie waarin ‘doorheen adviesronden en onderhandelingen complexe en inherente constructies ontstaan’, en dat vereenvoudiging van de regelgeving ‘niet mag opgevuld worden door parallelle regelgeving vanuit intermediaire instanties’. Korte commentaar van De Wolf: ‘Dit is duidelijk aan ons adres gericht.’

De verstandigste spelers zien evenwel in dat een poging tot schooloorlog uit de tijd is. De ‘vrijzinnige’ Vanderpoorten had er geen moeite mee de Franstalige minister-president Hervé Hasquin terug te fluiten, toen die polste of ook Vlaanderen er iets in zag om in alle netten (dus ook het katholieke net) de vakken godsdienst en zedenleer af te schaffen en te vervangen door filosofie. Nee, dus. Het was nog veelzeggender dat Toon Boone onlangs liet weten dat het verzet tegen de vervangingspools (en het te pas en te onpas gebruikte argument van de ‘vrijheid van onderwijs’) vooral te horen valt bij ‘de principiëlen van mijn achterban’ en hijzelf ‘in deze aangelegenheid geleid word door het bureau van mijn verbond’. Dat vertelde Boone nota bene aan De Morgen, een krant die pas sinds 1993 – en dan nog na enig aandringen – een uitnodiging krijgt op de traditionele persconferentie op de Guimardstraat bij het begin van het schooljaar. Wijlen Daelemans had het eens moeten weten.

Walter Pauli Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content