Bij de start van de wintervoetbalstages: ‘Pers de citroen niet uit’

© iStock
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Deze week beginnen de eersteklassers aan hun voorbereiding op de tweede seizoenshelft. Vijf vragen aan Bart Caubergh, Belgische conditietrainer met internationale ervaring.

1. Uit een onderzoek van TNO Preventie en Gezondheid in opdracht van de KNVB bleek dat er na de zomer- en de winterstop een blessurepiek is. Wat is daar volgens jou de verklaring voor? Een te hoge trainingsbelasting in de voorbereiding?

‘Blessures zijn meestal het gevolg van vermoeidheid of de opeenstapeling van vermoeidheid.’

Bart Caubergh: Blessures zijn meestal het gevolg van vermoeidheid of de opeenstapeling van vermoeidheid. De winterstop dient om de batterijen weer op te laden. Spelers zijn na een zestal maanden trainen en spelen misschien nog wel fit, maar minder fris. En na één à twee weken vrijaf vergt het uiteraard meer tijd om weer op gang te komen dan na de wekelijkse vrije dag. Hou dus bij de opstart rekening met het instapniveau en bouw geleidelijk aan op met de focus op de langetermijnconditie.

Het belangrijkste is dat je bij de eerstvolgende competitiewedstrijd over zo veel mogelijk topfrisse spelers beschikt, spelers die de speelwijze negentig minuten kunnen volhouden. In die korte voorbereiding op het tweede deel van de competitie na de winterstop moet je zeker geen dingen gaan doen die je op andere momenten in het seizoen niet doet, zoals ’s morgens voor het ontbijt een duurloop van een uur of drie keer per dag trainen. Dus: doe niet gek, pers de citroen niet uit.

Het beste is te focussen op beter trainen in plaats van meer trainen en op je groep fris houden, want de prijzen worden niet in januari verdeeld.

2. Wat zijn eigenlijk de universele regels van de periodisering in voetbal, de regels die overal en altijd gerespecteerd moeten worden in functie van het optimaliseren van prestaties en blessurepreventie?

Caubergh: Periodisering is geen doelstelling op zich, maar een hulpmiddel om je team en je spelers topfit te krijgen en ze blessurevrij te houden. Conditie is een integraal onderdeel van voetbal, maar niet het allerbelangrijkste. Van de hoogste orde is de communicatie, de verbale en non-verbale communicatie van spelers met hun medespelers en tegenstanders op het veld.

Op basis van spelinzicht moeten ze beslissingen nemen en die dan op basis van techniek uitvoeren. Die communicatie, het nemen van beslissingen en het uitvoeren ervan vormen samen een voetbalactie – passing, pressing et cetera. Conditie is van de vierde orde: ondersteunen om zoveel mogelijk acties te maken, om een hoger tempo te spelen én om het zo lang mogelijk vol te houden gedurende negentig minuten.

‘Van de hoogste orde is de communicatie, de verbale en non-verbale communicatie van spelers met hun medespelers en tegenstanders op het veld.’

Het eerste principe van periodisering is dat je de laatste wedstrijd als vertrekpunt neemt, de eerste dag na de wedstrijd een hersteltraining doet voor wie minstens dertig minuten speelde en de tweede dag vrijaf geeft om voldoende te kunnen herstellen.

Het tweede principe is dat je één dag en twee dagen voor de wedstrijd een tactische training plant, dus geen conditietraining meer.

Het derde principe is dat je na de vrije dag een tactische training voorziet en de dag daarna een conditietraining. Let op: een conditietraining pas ten vroegste de derde dag na de vorige wedstrijd en minstens drie dagen voor de volgende wedstrijd. Dat is het 72-urenprincipe.

Relevant in de planning na de winterstop is dat je de eerste dag(en) geen conditietesten doet en geen dubbele trainingssessies plant en niet na enkele dagen al een wedstrijd inlast. Het is best om eerst een week goed te trainen en idealiter een wedstrijd te spelen acht dagen voor de eerste competitiewedstrijd. Dan kun je immers de eerste drie principes van periodisering toepassen: wedstrijd – hersteltraining – vrije dag – tactische training – voetbalconditietraining – vrije dag – tactische training – tactische training – wedstrijd.

‘De planning van wedstrijden in de Belgische competitie moet beter om spelers beter te beschermen en om een eerlijkere competitie te krijgen.’

De planning van wedstrijden in de Belgische competitie moet beter om spelers beter te beschermen en om een eerlijkere competitie te krijgen. Ploegen die spelen na slechts twee hersteldagen verliezen immers veel vaker wedstrijden dan wanneer er minstens drie hersteldagen zijn tussen wedstrijden. Zorg voor steeds minstens drie dagen tussen alle competitie-, beker- en Europese wedstrijden. Ploegen die op donderdagavond Europa Leaguevoetbal spelen op maandagavond laten voetballen bijvoorbeeld, zodat ze niet het slachtoffer worden van hun succes zoals dit seizoen Zulte Waregem.

En: zorg voor een langere winterstop, zoals in Duitsland. Daar is er voor spelers effectief de tijd om te recupereren en te herstellen, om op vakantie te gaan met de familie, om echt de batterijen op te laden en om daarna een langere stage in te lassen. Nu zie je dat de inhaalwedstrijd van Genk in Oostende al op 16 januari gezet wordt, nog voor de hervatting van de competitie met de volgende speeldag. Dat betekent nog vijf dagen minder om te herstellen en voor te bereiden.

3. Waarom horen we na een trainerswissel zo vaak van de nieuwe coach dat de fysieke conditie verbeterd moet worden?

Caubergh: Het komt inderdaad vaak voor dat de nieuwe trainer op die manier laat uitschijnen dat zijn voorganger op dat vlak geen goed werk leverde. Maar eigenlijk is dat subjectief, want misschien kiest de nieuwe trainer voor een speelwijze die andere dingen vereist.

‘Zorg voor een langere winterstop, zoals in Duitsland.’

De taak van de nieuwe trainer is de beginsituatie in te schatten en ermee aan de slag te gaan, stap voor stap op te bouwen naar wat hij wil bereiken in functie van hoe hij wil gaan voetballen. Vergeet niet: een aanpassing aan een andere manier van trainen en spelen, aan nieuwe oefeningen en principes van verdedigen en aanvallen, is een bijkomende belasting voor de speler. Dat kost extra energie.

Uiteraard wilt iedere trainer onmiddellijk veranderen, maar het is een risicofactor voor blessures. Zeker wanneer het bijvoorbeeld gebeurt in oktober of november, wanneer de spelers al wat minder fris zijn. Daar hoor je rekening mee te houden door te focussen op de ontwikkeling van de speelwijze, door de spelers zich geleidelijk te laten aanpassen aan jouw manier van werken. Zo ga je van hen elke week meer kunnen eisen in trainingen. Maar soms zie je dat nieuwe trainers dan meteen harder en meer gaan trainen om op korte termijn de conditie te verbeteren. Dat is de wereld op zijn kop.

4. Toen Glen De Boeck het bij KV Kortrijk overnam van Iannis Anastasiou is hij meer zonder bal gaan trainen, verklaarde hij in Sport/Voetbalmagazine, omdat de Belgische competitie de Nederlandse niet is. Vergt de Belgische competitie van een conditietrainer een andere aanpak dan de Nederlandse? En: wat is de meerwaarde van duurlopen rond het veld en/of in het bos versus conditietraining met de bal?

Caubergh: Tuurlijk moet je kijken naar het soort competitie waarin je werkt. Uiteindelijk maak je een wedstrijdplan op basis van twee dingen: hoe je zelf speelt en hoe de tegenstander het doet. Maar van lopen rond het veld of in het bos word je beter in lopen rond het veld of in het bos. De context ontbreekt om er beter van te gaan voetballen: de speelwijze en de communicatie met medespelers en tegenstanders, wat dus veel belangrijker is dan de conditie op zich.

Mijn advies is daarom: focus in de trainingen op de kwaliteit van het voetbal en niet op de conditie op zich. Als je betere trainingen geeft en zo geleidelijk aan meer kunt gaan eisen van spelers zullen die ook fysiek beter worden.

‘Mijn advies is: focus in de trainingen op de kwaliteit van het voetbal en niet op de conditie op zich.’

Kent het team dat je overneemt moeilijkheden om de speelwijze tot het einde vol te houden, dan kun je in bepaalde trainingen langer elf tegen elf spelen of anders coachen op het einde van positiespelen of wedstrijdvormen om het langer te kunnen blijven volhouden. Waar het eigenlijk om gaat, is dat ze langer de juiste beslissingen blijven nemen en blijven uitvoeren. Daarvoor is de context nodig en dat is voetbal.

En kent het team dat je overneemt moeilijkheden om op gang te komen, om aan een hoger tempo te spelen, dan zijn kleine wedstrijdvormen en positiespelen waarin je met minder tijd en ruimte sneller moet handelen een goed hulpmiddel om daar extra aandacht aan te geven en dat te finetunen.

5. Onlangs zei Anderlechtverdediger Olivier Deschacht in Het Nieuwsblad: ‘Als ik met jongeren ga werken, voer ik de oude stempel weer in. Hard werken, boslopen en opwarmen zonder 37 kegeltjes op het veld.’ Wat bedoelt hij daar volgens jou mee? Kun je harder werken in het bos dan op het veld? Wat vergaten we van de ‘oude stempel’ mee te nemen in de moderne voetbalconditietraining?

Caubergh: Wat hij daar precies mee bedoelt, weet ik niet. Maar wat ik af en toe van oudere spelers en trainers hoor, is dat er vroeger geen excuses waren, dat de kantjes er niet werden afgelopen, dat er gewerkt werd van de eerste tot de laatste minuut. Dat het persoonlijkheden en topprofs waren. Nu zijn er teams en opleidingen waar jeugdspelers fel gepamperd worden, waar alles voor hen perfect georganiseerd en geregeld.

Vroeger moesten voetballers veel meer uit hun comfortzone komen, er zelf veel meer voor doen om te kunnen bereiken wat ze uiteindelijk bereikten. Ik denk ook dat dit meer geëist mag worden in de jeugdopleiding, op en naast het veld. Nu zie je meer vedette-allures en jongens die denken dat ze al iets bereikten eens ze twee keer tot de selectie van de eerste ploeg behoorden.

Ik was onlangs op bezoek bij een rugbyteam in Nieuw-Zeeland waar zeven All Blacks spelen, zeven spelers van de nationale rugbyploeg en huidige wereldkampioen. Die trainer vertelde mij onder meer dat die mannen het hele jaar door hun eigen kleren moeten wassen. Ze beschikken er niet over state-of-the-art-trainingsfaciliteiten, maar het is wel een omgeving die uitnodigt om hard en goed te werken. Waar ze niet te veel gepamperd worden, waar ze uit hun comfortzone moeten komen, elkaar moeten corrigeren, zelf verantwoordelijk zijn voor hun materiaal en niet met excuses moeten afkomen. Misschien is dit ergens wat Olivier Deschacht bedoelt.

Ik denk ook dat hij over een hele goeie bagage beschikt om een hele goeie trainer te worden. Maar ik zou zeggen: trap niet in de val van veel oud-spelers, door training te geven op de manier waarop je tijdens je carrière zelf training kreeg, maar volg zeer intensief opleidingen, ga kijken wat er in de beste academies en clubs in binnen- en buitenland gebeurt en vorm je dan nog beter een idee over hoe jij het wil doen.

Bart Caubergh (33) werkte al voor KRC Genk, Al Jazira (Verenigde Arabische Emiraten), de nationale ploeg van Iran, Krylia Sovetov Samara (Rusland), APOEL FC (Cyprus) en is momenteel in dienst bij Wellington Phoenix (Nieuw-Zeeland).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content