Lage rente doet verzekeraars meer pijn dan stormweer

Het voorbije stormweer zal de verzekeraars een lichte financiële kater bezorgen. Maar de stormschade is niets in vergelijking met de gevolgen van de lage rente.

Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), keerde na zijn aantreden prompt de twee recente renteverhogingen van zijn voorganger Trichet om. Daarmee staat de richtinggevende rente van de ECB terug op 1%. Deze lage rente beïnvloedt de volledige rentecurve, want ook de lange termijn rente van risicovrije activa – in Europa zijn dit Duitse staatsobligaties – staat op recordlaag niveau. In de VS staat de eenjarige rente op 0,25% en de dertigjarige rente op amper 3%.

Deze lage renteniveaus hebben hun weerslag op de verzekeringsmaatschappijen, en daarmee ook op de stabiliteit van ons financieel systeem. Zowel aan de actiefzijde als de passiefzijde van de balans van een verzekeringsmaatschappij heeft een aanhoudende periode van lage rente een potentieel negatief effect. Vooral maatschappijen die levensverzekeringen en pensioenfondsen beheren worden door de lage rente getroffen. Dit zou de solvabiliteit (de kredietwaardigheid op langere termijn) van deze maatschappijen – die ook al zwaar getroffen werden door de financiële crisis van 2008 – nog verder aantasten.

De passiefzijde bestaat uit de verplichtingen (de passiva) die een verzekeringsmaatschappij heeft. Concreet zijn dit toekomstige betalingen aan polishouders in de vorm van een aanvullend pensioen of een lijfrente. Om de huidige waarde van deze toekomstige betalingen in te schatten worden deze bedragen verdisconteerd waarbij men als discontovoet de huidige geldende rente gebruikt (dit noemt men ook de actualisatie van toekomstige cashflows). Hoe lager de discontovoet, hoe groter de huidige waarde van deze toekomstige verplichtingen.

Concreet betekent dit dat tijdens een aanhoudende periode van lage rente de toekomstige verplichtingen van een verzekeringsmaatschappij toenemen. Vooral voor pensioenplannen volgens het defined benefit type – waarbij de polishouder op de pensioenleeftijd een vooraf bepaald bedrag uitbetaald krijgt, vaak in functie van zijn salaris – is deze lage rente problematisch. Dit geldt ook voor levensverzekeringen en lijfrenteplannen.

Tegenover de passiefzijde staat natuurlijk de actiefzijde – het totaal van alle activa die een verzekeringsmaatschappij bezit en die de toekomstige verplichtingen moeten dekken. In een periode van normale en stabiele rente kan een verzekeringsmaatschappij de toekomstige verplichtingen goed inschatten en de gepaste reserves aanleggen om te kunnen voldoen aan deze verplichtingen.

In de praktijk betekent dit dat de verzekeringsmaatschappij een portefeuille van obligaties, aandelen en andere financiële instrumenten opbouwt. Het geschatte rendement op deze portefeuille zal deze doen aangroeien en zou op het moment van uitbetaling voldoende moeten zijn om de verplichtingen – bijvoorbeeld de uitbetaling van een groepsverzekering – te dekken. Wanneer de rente zakt naar een zeer laag niveau heeft dit in eerste instantie een positief effect op de activa. De prijzen van de bestaande obligaties in de portefeuille zullen immers stijgen. Obligatieportefeuilles met een lange duratie (dit is de gemiddelde looptijd van de obligaties in portefeuille) zullen het meest in waarde stijgen.

Naarmate de lage rente aanhoudt, beginnen zich echter problemen te stellen. Elk jaar moeten er bedragen geïnvesteerd of geherinvesteerd worden, en dit aan steeds lagere rentevoeten. Dit haalt het rendement van de obligatieportefeuilles naar beneden. Daarnaast betekent een periode van lage rentevoeten ook vaak dat de rendementen op andere activa – zoals aandelen – ook lager liggen. Een lange periode van lage rente is immers vaak gelinkt aan een lage economische groei of zelfs recessie. De actiefzijde van de verzekeringsmaatschappijen wordt dus bij een lange periode van lage rente negatief beïnvloed.

Een lange periode van lage rente doet de kloof tussen de stijgende toekomstige verplichtingen en de activa – waarop minder rendement wordt gerealiseerd – dus toenemen. Vooral voor verzekeringsmaatschappijen met een grote duratiekloof – het verschil tussen de gemiddelde looptijd van de verplichtingen en de gemiddelde looptijd van de activa – ervaren de grootste problemen. Ook maatschappijen die een hoog gegarandeerd rendement hebben beloofd (zoals op Tak21-producten) zullen door de lage rente getroffen worden.

Verzekeringsmaatschappijen hebben enkele methodes ter beschikking om het probleem van lage rente te verzachten. Zo kunnen ze de duratiekloof dichten door meer obligaties met een lange looptijd in portefeuille op te nemen. Daarnaast kunnen de voorwaarden van nieuwe pensioenplannen of verzekeringsproducten aangepast worden aan de nieuwe omstandigheden (bijvoorbeeld het verlagen van de gegarandeerde rente op Tak21 producten).

In Nederland is een verlaging van de aanvullende pensioenen onvermijdelijk door de grote tekorten bij de pensioenfondsen. Voor pensioenplannen kan ook gevraagd worden aan de sponsors – de werkgevers of werknemers – om de bijdrages te verhogen om op die manier het financieringstekort te dichten. Hier is ook een belangrijke taak weggelegd voor de toezichthouder op de verzekeringssector (in België is dit de FSMA – de voormalige CBFA). Stresstests om de impact van de lage rente te berekenen op de balansen van de verzekeringsmaatschappijen dienen regelmatig uitgevoerd te worden en waar nodig dienen deze maatschappijen bijgestuurd te worden.

Deze toezichthoudende taak is des te belangrijker als de lage rente jaren aanhoudt. In een dergelijke omgeving wordt de kans op risicogedrag bij verzekeringsmaatschappijen groter. Al in 2004 waarschuwde de Bank voor Internationale Betalingen in zijn jaarlijks rapport dat er een onrustwekkende stijging is van het percentage risicovolle beleggingen bij verzekeringsmaatschappijen. Omdat de rente op risicovrije beleggingen – in die tijd overheidsobligaties – niet meer voldoende waren om de gegarandeerde rente te betalen, werd meer en meer geïnvesteerd in effecten met een hoger dan gemiddeld rendement.

Ook vandaag kan de lage rente op risicovrij papier – zoals Duitse staatsobligaties – maatschappijen aanzetten om te kiezen voor enerzijds goedkoper staatspapier van minder kredietwaardige landen of anderzijds voor bedrijfsobligaties. Deze bieden beiden een hoger rendement. Een belangrijke taak is hier weggelegd voor de financiële toezichthouder. De nieuwe boekhoudkundige regels (onder IFRS) die vanaf 2013 ingaan, zullen de impact van de huidige marktrente op de berekening van de financiële verplichtingen van verzekeringsmaatschappijen immers enkel nog doen toenemen.

Johan Van Overtveldt en Mathias Nuttin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content