Vrije Tribune

Een ingangsexamen voor ingenieurs, ondemocratisch?

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Een toelatingsexamen. Waarom is dat nodig?

Met ‘ingenieurs’ bedoelen we eigenlijk ‘burgerlijk ingenieurs’ maar voor het gemak zullen we dat niet telkens vermelden. Ons inziens geldt het meeste van wat we schrijven ook voor industrieel ingenieurs, maar aangezien we daar minder vertrouwd mee zijn, wensen we daar verder geen uitspraken over te doen. De ondertekenaars van dit artikel zijn nauwer verbonden met de opleiding tot burgerlijk ingenieur dan met die tot industrieel ingenieur.

Ingenieurs moeten technisch excellent zijn, zeker in een maatschappij zoals de onze waar, de technologie een belangrijke drijvende kracht is. Hun technische kennis en kunde moet beduidend groter zijn dan die van mensen met niet technische beroepen en kwaliteiten. Ingenieurs moeten over een technische kunde beschikken die de stand van de techniek vooruit kan helpen op een manier die niet iedereen gegeven is. Niet iedereen moet daartoe in staat zijn. Het is zelfs helemaal niet wenselijk dat de maatschappij alleen uit technisch excellente professionals zou bestaan. Als u dus zou gedacht hebben dat ingenieurs een sociale elite zouden moeten vormen dan stond u even op het verkeerde been. Sociale elites zijn wat ons betreft uit den boze. Iedereen moet gelijke kansen krijgen, gelijke rechten, … Dat behoeft geen betoog.

Als je goede ingenieurs wil opleiden die ver boven het technisch gemiddelde uitsteken dan moet je daarvoor jongeren aanspreken met uitgesproken talenten voor die aspecten van het menselijke kunnen waar ingenieurs een beroep op doen. Dat zijn er heel wat en de vereiste veelzijdigheid neemt almaar toe. Zonder de pretentie te hebben volledig te zijn, zullen we er toch een paar beschrijven.
Het eerste, voor de hand liggende, aspect is natuurlijk een verregaande interesse voor techniek gecombineerd met een breed technisch inzicht. Hoe zit de wereld in elkaar? Dit moet een centrale vraag zijn, gaande van de nieuwsgierigheid als kind om alles over die motor of die schakelaar te willen weten tot een diepgaande behoefte om allerhande natuurfenomenen te doorgronden. Dit kan uiteraard niet zonder een doorgedreven kennis van de wiskunde.

Iedere goede ingenieur kent op zijn minst die stukken van de wiskunde die in zijn discipline voorkomen zo grondig dat ze een tweede natuur zijn geworden. Die wiskunde is op haar beurt de basis voor het bestuderen van fysica, mechanica, elektriciteit, bouwkunde enzovoort. Deze kennis gebruikt de ingenieur om de
werkelijkheid, haar problemen en haar oplossingen te modelleren. Het zijn de basisgereedschappen voor zijn technische kunnen.

Ingenieur = homo universalis
In de laatste decennia werden ook voor ingenieurs sociale en communicatieve vaardigheden steeds belangrijker. De tijd dat een ingenieur een eenzame techneut was die met zijn computer of rekenlat in zijn hoekje alleen de problemen oploste, is lang voorbij.

De clichématige nerd-ingenieurs bestaan nog steeds maar hun toekomst ziet er slecht uit. De moderne ingenieur is een teamspeler die zijn eigen kennen en kunnen weet in te schatten en communiceert met anderen, wanneer de interdisciplinaire aspecten van de huidige technische problemen dat vergen. Ook management en organisatorisch talent kunnen hierbij goed van pas komen.

Het hierboven geschetste beeld van de ingenieur is uiteraard wat utopisch. Toch is dat het doel waar de ingenieursopleiding moet naar streven. In een ingenieursopleiding wordt je doordrongen van een technische manier van denken, noem het een technische cultuur. De blik op de technische wereld van enerzijds een eerstejaars-en anderzijds een laatstejaars-ingenieursstudent is enorm verschillend.

Dit proces kan pas lukken als we met onze studenten een voldoende diepgang en een voldoende technisch niveau kunnen bereiken. We beginnen met een pak fundamentele wiskunde, fysica en fundamentele technische vakken. Ze worden gegeven op een ingenieursmatige manier. Dat gaat eigenlijk alleen maar, als de studenten waarmee je vertrekt al een voldoende wiskundige aanleg, kennis en vooral kunde verworven hebben. Waarom ook kunde? Het is erg belangrijk dat onze studenten kunnen werken met wiskundige technieken, met wiskundige redeneringen en met een wiskundige manier om de realiteit te vatten.

Ingenieurswetenschappen zijn veel meer dan dat, maar de wiskundige kunde is de basis. Voldoende kennis is daarbij essentieel maar het komt niet op een hoofdstuk meer of minder. Daar kunnen we ons aan aanpassen. De student moet in staat zijn de wiskunde in te zetten en te gebruiken en de ingenieursproblemen wiskundig te verwoorden. Hij of zij moet ook grotere en complexere stukken van de wiskunde kunnen beheersen. Hij of zij moet ook het verband kunnen zien tussen een wiskundig model en de fysische realiteit. De aanwezigheid van die vereiste combinatie van wiskundige aanleg, kennis en kunde bij de student is precies wat een goed ingangsexamen voor ingenieurs moet testen.

Wis(en waarachtig)kunde
Het hoge woord is eruit: een toelatingsexamen. Waarom is dat nodig? Je test de studenten toch ook bij de examens van het eerste jaar? Dat klopt, maar dat heeft een aantal inherente nadelen. Als een groot deel van de studenten de vereiste vaardigheden en kennis niet op voorhand bezit -afgaande op de slaagpercentages is dat nu ruim meer dan de helft -dan gaat het niveau van de aangereikte stof onvermijdelijk omlaag. Als docent kun je niet blijven doceren voor een aula die je niet verstaat.

We willen uiteraard zoveel mogelijk mensen boeien en interesseren maar eigenlijk lukt dat vandaag niet meer op het gewenste niveau. Het is iets dat pas echt duidelijk wordt als je enkele jaren terugkijkt. Niemand heeft bewust het niveau verlaagd maar het is wel gebeurd. Het is geërodeerd onder druk van een verlaagd instroomniveau. Het behoeft geen betoog dat het afschaffen van het ingangsexamen daar een belangrijke rol heeft bij gespeeld. Een voorbeeld hiervan is dat er voor de gemiddelde student van de huidige generatie veel meer aandacht moet besteed worden aan het ontwikkelen van algebraïsche vaardigheden. We moeten ze leren rekenen. Met een ingangsexamen kun je veronderstellen dat dat gekend is. Basisalgebra is dan onmiddellijk inzetbaar in de opleiding. We vertrekken van verder, we kunnen dus ook verder uitkomen. De opleiding ingenieur moet

kunnen streven naar kwaliteitsvolle ingenieurs. Meer studenten is niet het doel, betere afgestudeerden moet het doel zijn.

Het ingangsexamen bestond, maar het is afgeschaft en niet zonder argumentatie. Het voornaamste argument was het antidemocratische gehalte van het examen. Het was “een drempel voor kinderen van minder gegoede ouders voor wie studeren sowieso al moeilijk ligt”. We durven dat te betwijfelen. Waarom zou een extra inspanning aan het begin van de grote vakantie voor een gemotiveerde student een drempel zijn? De drempel gevormd door de examens van het eerste jaar is hoe dan ook veel hoger. En als het ingangsexamen een financiële drempel zou vormen dan moeten we dat examen voor mensen die het financieel moeilijk hebben kosteloos maken. Dat kan geen probleem zijn. Het zal in elk geval veel minder kosten dan het betalen van de studies van een student waarvan we eigenlijk kunnen aantonen dat zijn kansen erg klein of onbestaande zijn. Dat het democratisch zou zijn om minder gegoede ouders hun laatste centen te laten gebruiken voor studies waarvan kan aangetoond worden dat zoon-of dochterlief er eigenlijk niet toe in staat is, lijkt ons erg betwistbaar. En dan hebben we het nog niet gehad over de persoonlijke demotivatie die een mislukking bij de student meebrengt, en de daaraan verbonden bezorgdheid bij de ouders.

Daarenboven is er nog de maatschappelijke kost van een verkeerde studiekeuze en studieduurverlenging. M.a.w. er is nood aan oriëntering en goede studie selectie. Het niet doen is de
kop in het zand steken.

Hiermee komt een hardnekkig misverstand boven water. Een goed ingangsexamen is namelijk helemaal geen garantie op slagen. Het verhoogt de slaagkansen wel, maar het moet vooral dienen om leerlingen die de basisvaardigheden niet onder de knie hebben, te heroriënteren. Als je als deelnemer niet slaagt in het ingangsexamen betekent dat vrijwel zeker dat je ook niet zou slagen in latere examens.

Wat maakt ingenieursstudenten zo anders dan andere studenten dat zij wel een ingangsexamen moeten hebben? Niets. Het enige verschil is dat de voorkennis en kunde voor ingenieurswetenschappen gemakkelijk meetbaar is. Het gaat over wiskunde, fysica, wetenschappen, redeneren,… en daar kun je examens voor maken. Hoe dat voor andere richtingen is daar zullen we ons niet over uitspreken maar voor ingenieurs kan het.

We hopen dat we u overtuigd hebben van het nut, ja zelfs het democratisch gehalte van een ingangsexamen voor ingenieurs.

Iedereen moet gelijke kansen krijgen, maar niet iedereen heeft dezelfde talenten. Het lijkt ons dan ook aangewezen om een ingangsexamen voor ingenieurs zo snel mogelijk weer in te voeren op Vlaams niveau, want in het Franstalig landsgedeelte is dat niet afgeschaft, en terecht. Dit is noodzakelijk zodat ook onze Vlaamse ingenieursopleiding, en bijbehorende ingenieurs, het gewenste
hoge niveau blijven bereiken.

Wim Dehaene, Michiel Steyaert, Joos Vandewalle De auteurs zijn docenten in de eerste fase van de opleiding ingenieurswetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content