Hubert van Humbeeck

Voor minder doet hij het niet. Als het van de barokke Franse ex-president Valéry Giscard d’Estaing afhangt, opent de toekomstige Europese grondwet met een citaat van Thucydides. In het originele oud-Grieks, wel te verstaan. ‘Wij zijn een democratie omdat de macht niet in handen is van een minderheid, maar van de meerderheid.’

Giscard vergeleek de Conventie over de Toekomst van Europa, die onder zijn leiding de tekst van een Europese grondwet moest voorbereiden, altijd graag met de Conventie van Philadelphia uit 1787, waar de leiders van de Amerikaanse revolutie een grondwet voor de Verenigde Staten schreven. Die begint, zoals bekend, met de legendarische woorden: ‘We the people of the United States…’ Maar verder hebben de twee werkstukken helaas niet veel gemeen. De poging van Giscard om de Europeanen te verzamelen achter een tekst met grote ideeën, heeft alsnog alleen voor onenigheid gezorgd.

Zijn oefening staat nu voor de week van de waarheid. Vrijdag en zaterdag zijn de staatshoofden en regeringsleiders van de 25 lidstaten en kandidaat-lidstaten van de Europese Unie in Brussel bijeen om te proberen overeenstemming te vinden over de tekst van een grondwet. Die zou dan in een fraai verdrag moeten worden gegoten, dat later in Rome plechtig wordt ondertekend. Dat is een kwestie van symboliek: het was ook met een verdrag van Rome, dat de Europese Economische Gemeenschap in 1957 werd opgericht. Waaruit moet blijken dat de stap die nu wordt gezet ten minste even belangrijk wordt geacht.

De tekst van de Conventie – op zichzelf een compromis tussen de opvattingen van de verschillende landen en Europese instellingen – heeft de confrontatie met de echte politieke chefs in ieder geval niet ongeschonden overleefd. Als er een akkoord over een tekst wordt bereikt, is de kans groot dat die over enkele jaren opnieuw moet worden herzien. Want het klinkt wel fraai om een grondwet te willen schrijven, in werkelijkheid moest er vooral worden nagedacht over manieren om de Unie met 25 lidstaten te laten functioneren, allemaal met hun eigen belangen. Eerdere pogingen om tot nieuwe, werkbare afspraken te komen, liepen ook met een sisser af.

Misschien wou Giscard wel te ver springen met zijn grondwet. Misschien toonden de oude lidstaten te weinig begrip voor de bijzondere situatie van de landen in Oost- en Centraal-Europa, die hun recent verworven autonomie niet graag zo vlug weer afgeven. Misschien is het gewoon niet mogelijk om met 25 zo verschillende landen dat soort verregaande politieke overeenkomsten af te sluiten. Of toch niet op dit moment. Het is ondertussen ook allemaal moeilijk om volgen. Twee weken geleden hield Guy Verhofstadt in Berlijn een krachtig pleidooi voor een sterke Europese integratie. ‘Met vijfentwintig als het kan, met minder als het moet.’ Vorige week zei hij in het Belgische parlement in Brussel dat België op de top niet dwars zal liggen.

Het resultaat van al het gedoe is dat de doorsnee Europeaan de rol in de discussie al lang heeft gelost. Als hij soms de indruk krijgt dat de dames en heren in al die conclaven vooral met hun eigen carrières bezig zijn, heeft hij vaak nog gelijk ook. Hoe ingewikkelder de constructie, hoe transparanter het bestuur zou moeten zijn dat de constructie leidt. De Europese hoofdkwartieren in Brussel zijn er niet in geslaagd om de burger ervan te overtuigen dat ze er zijn voor zijn belangen. Hij ligt daarom ook niet wakker van die grondwet. En dat is jammer, want er is in Europa geen alternatief voor samenwerking.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content