De jongste jaren kende de financiële pers een ware explosie. Zelfs vanuit hun luie stoel kunnen beleggers tegenwoordig aandelenkoersen opvragen. Toch blijft de werking van veel bedrijven weinig doorzichtig achter het dikke gordijn van financiële berichtgeving.

Sommigen wilden de Commissie voor Bank- en Financiewezen (CBF) de zwartepiet doorspelen. Maar die commissie was, per definitie, niet rechtstreeks bij de zaak betrokken. Het toezicht op tussentijdse informatieverspreiding ligt immers bij wat toen nog Easdaq was, bij de marktautoriteiten, zo luidt het. De commissie trad alleen op bij de beursintroductie, toen een prospectus moest worden gemaakt.

Voor andere bedrijven, die op Euronext Brussel noteren, geldt die uitzondering niet. Daar waakt de CBF wél over de tussentijdse informatie en ze heeft in dat verband een superviserende rol. Een bedrijf dat obligaties, aandelen of andere financiële producten lanceert, zoals reverse convertibels, moet een ommetje maken langs de commissie die het dossier kan afkeuren. Het is haar taak de belegger over de inhoud en de werking van het product te informeren. Als ze risico’s vaststelt, publiceert ze waarschuwingen. Ook malafide instellingen voor beleggingsadvies komen op de lijst terecht (www.cbf.be). Als er gevaar dreigt in het domein dat de CBF aanbelangt, zou die dat normaal gezien gemerkt moeten hebben.

Beleggen is een kwestie van expertise. Maar zeker de nog weinig ervaren belegger stapt doorgaans naar een adviseur. Tot die categorie behoren ook de kantoorbediendes, die door de financiële instelling intern opgeleid worden en beginnende beleggers hun eerste stappen op de beurs helpen zetten. ‘Gemakkelijke slachtoffers’, vinden Corneel Ryde en Bernard Thuysbaert van Deminor, de belangenvereniging voor kleine aandeelhouders. ‘Ze vertrouwen hun kantoorhouder, die zij als een beleggingsadviseur zien, maar die de pet van een verkoper draagt en de opdracht heeft zoveel mogelijk huisproducten aan de man te brengen. Informatie hebben ze bovendien vaak niet in overvloed. Wie een order wil plaatsen, doet dat bij voorkeur zo snel mogelijk. Het prospectus is vaak pas de dag nadien beschikbaar.’

BETERSCHAP IN ZICHT

Prospectussen bevatten bergen informatie. En de belegger heeft nog tal van andere bronnen om zich verder te informeren: internet, radio en televisie, kranten en gespecialiseerde beleggingsbladen. Maar beschikt hij daarmee over de informatie die hij nodig heeft? Thuysbaert: ‘Beleggers krijgen nog te weinig inzicht in de werking en het bestuur van het bedrijf waarvan ze aandeelhouder zijn. De raad van bestuur vergadert vier of vijf keer per jaar, maar hoe efficiënt werkt die? Veel raden tellen te veel leden die bovendien nog tal van mandaten uitoefenen in andere beursgenoteerde bedrijven. Een bestuurder die zijn werk goed wil doen, kan maximaal vijf tot zes mandaten uitoefenen. Om de belegger inzicht te geven in de ernst van de bestuurders, zouden de mandaten in het jaarverslag moeten worden vermeld. Een belegger heeft er bovendien voordeel bij dat de raad enkele onafhankelijke aandeelhouders telt. Zij moeten ervoor zorgen dat de rechten van iedereen verdedigd worden, ook die van de kleine aandeelhouder. In België kennen te veel bedrijven referentie-aandeelhouders, of grootaandeelhouders die hun stempel op de beslissingen van de raad van bestuur drukken. Wie eventueel de onafhankelijke bestuurders zijn, weet de belegger doorgaans niet.’

Maar blijkbaar is er beterschap in zicht. Corporate governance, deugdelijk bestuur van een onderneming, speelt hoe langer hoe meer een rol van betekenis. Ook de institutionele investeerders beseffen dat. Uit een studie van McKinsey van 2000 blijkt dat sommige grote Europese institutionelen _ sicavs, beveks, pensioenfondsen _ bereid zijn om een premie van meer dan 20 procent te betalen voor een bedrijf met exact dezelfde eigenschappen als een ander, maar dat veel beter scoort op het vlak van corporate governance. In 1997 was dat nog maar 16,5 procent.

De bestuurder van een bedrijf vervult een maatschappelijke rol ten aanzien van de belegger. Ook de bedrijfsrevisor die de financiële toestand van een onderneming doorlicht en beoordeelt, kan op het vertrouwen van de belegger rekenen. ‘Als een revisor een voorbehoud bij de jaarrekeningen formuleert, is dat een signaal voor de belegger. Omgekeerd is een jaarlijkse goedkeuring bijna de aanbeveling.’

Helaas blijken bedrijfsrevisoren zich niet altijd even onafhankelijk op te stellen. ‘Hun grote kantoren bieden vaak te veel uiteenlopende diensten aan. Met als gevolg dat ze zich bij onregelmatigheden niet helemaal objectief kunnen opstellen om hun andere opdrachten niet kwijt te spelen. Het Instituut voor Bedrijfsrevisoren schrijft voor dat revisoren de fraude of onregelmatigheden die ze opsporen, moeten melden aan degene die ze heeft gepleegd. Zodat die ze kan herstellen. Hun werk zou veel doeltreffender zijn, mochten ook de aandeelhouders over die resultaten worden ingelicht.’

Onafhankelijkheid blijkt in de bedrijfswereld echter een zeldzaam goed. Ook de fairness opinions die zakenbanken bij overnames formuleren, over de hoogte van een overnamebod, zijn zelden vrij van belangenvermenging. Bernard Thuysbaert: ‘Soms wordt de instelling die de fairness opinion formuleert, betaald door degene die het bod doet. Met als resultaat dat het waarschijnlijk als fair bestempeld wordt. De nietsvermoedende belegger die dat in het rapport van een notoire zakenbank leest, zal geneigd zijn het positief klinkende advies voor waar aan te nemen.’

I.V.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content