Anderlecht speelt donderdag Europees bij AZ in Alkmaar. Verdediger Cheikhou Kouyaté beseft dat de weken van de waarheid eraan komen. ‘Je mag de beste zijn, als je er niet voor knokt, gaat een ander ermee lopen.’

Er zijn van die mensen voor wie de zon altijd schijnt, zelfs bij min twaalf. Cheikhou Kouyaté, patron van de Anderlechtverdediging, is zo’n man met een eeuwige glimlach. Het maakt hem vanzelf de chouchou van het Anderlechtpersoneel. Zelfs de schoonmaakster giechelt wanneer ze het pad van de immer guitig lachende Senegalees kruist.

Mensen die altijd vrolijk zijn, verdenk je er soms van dat ze oppervlakkig door het leven gaan. Cheikhou Kouyaté is allerminst oppervlakkig. Bij iedere vraag die de journalist hem stelt, denkt hij goed na en verdwijnt even de glimlach, om weer te verschijnen wanneer hij het antwoord in zijn hoofd heeft geformuleerd. Kouyaté is te slim om uit de bocht te gaan in een interview. Hij weet ook heel goed dat hij hard heeft moeten zwoegen en veel heeft moeten opgeven om te staan waar hij nu staat.

Zeventien jaar was de Senegalees toen hij op een barkoude septembernacht in Brussel arriveerde. Een eenzame jongen. Hij had er toen al een reis door Europa op zitten. Zoals zo veel Afrikanen werd hij door malafide managers meegezeuld van de ene club naar de andere waar hij, vanwege de sowieso bedenkelijke reputatie van degene die hem aanbood, niet eens behoorlijk de kans kreeg om zich te bewijzen. Maar toen er wel een kans kwam, liet hij die niet door zijn vingers glippen. Hij tekende een profcontract bij FC Brussels, waar Anderlecht hem na anderhalf jaar wegplukte.

Bij paars-wit groeide hij uit tot het ankerpunt van de sterke defensie. Anderlecht is dit seizoen ieders favoriet voor de landstitel, mede dankzij die weinig gepasseerde verdediging. Kouyaté lacht de suggestie niet weg, verstopt zijn ambitie niet. Maar hij is wel zo intelligent om niet alleen de verdedigers in de lof te betrekken.

Cheikhou Kouyaté: Ik vind ons, in alle bescheidenheid, een complete ploeg zonder grote zwakke plekken. We hebben bovendien een erg sterke bank. Die jongens worden weleens vergeten, maar zij maken op het eind van de rit vaak het verschil. Ook belangrijk is dat tijdens de winterstop niemand vertrokken is. Daardoor kun je bouwen. Ik durf te zeggen dat als Anderlecht in de play-off het niveau haalt dat de ploeg in zich heeft, niemand ons van de titel houdt.

Maar een gezondheidswandeling wordt het niet. Je mag dan nog de beste zijn, als je er niet voor knokt, gaat een ander ermee lopen. Want ik weet hoe het werkt in de play-off. Het is vijf tegen één: de anderen willen allemaal dat Anderlecht geen kampioen wordt. Oké, dat is hun goed recht. We zullen het zelf wel afdwingen. We moeten vooral zorgen dat we niet overmoedig worden. Maar eerlijk gezegd zie ik daar geen tekenen van.

Wie wordt de gevaarlijkste tegenstander?

Kouyaté: Moeilijk te zeggen. Ik houd rekening met AA Gent, Club Brugge en Standard. Van Gent zeggen ze wel dat het minder is in de topmatchen en dus ook in de play-off, maar ik heb de indruk dat het de fouten van vorig seizoen niet zal herhalen. Die ploeg heeft een winnaarsmentaliteit gekregen en heeft een grote kern, net als Club Brugge. Standard vind ik sowieso heel gevaarlijk. Meme Tchité en Kanu zijn klassespelers, hè. En ze moeten Jelle Van Damme nog recupereren.

De mensen denken dat Anderlecht al kampioen is, dat is een beetje het gevaar. Ik hoor van supporters: jullie kloppen Club Brugge met 3-0, dan zullen die in de play-off ook wel geen probleem zijn. Maar zo werkt het niet. Totaal niet. Iedere match is anders. Club zal wraak willen, het zal ook niet dezelfde fouten maken als toen. Alle tien de wedstrijden van de nacompetitie worden moeilijk, wees maar zeker. De opdracht voor de komende weken is met een zo groot mogelijke voorsprong de play-off halen. Het zou in elk geval een enorme ontgoocheling zijn als we met deze ploeg niet kampioen worden.

Ook de Europa League blijft een doel. Donderdag speelt Anderlecht uit, tegen het Nederlandse AZ.

Kouyaté: Het zou goed zijn als we in die match al het verschil konden maken. Ginder een tik uitdelen en dan hier de voorsprong verdedigen: dat is de tactiek om het ver te brengen in Europa. Zo heeft Ajax ons vorig jaar uitgeschakeld. Ze waren niet beter dan wij, maar ze hebben in de eerste wedstrijd maximaal hun kansen gegrepen. In de tweede match iets rechtzetten tegen een tegenstander die achterover kan leunen, dat is erg moeilijk.

Het draait goed in de Belgische competitie, maar we zijn geen favoriet tegen AZ. Buitenlandse teams zijn blij als ze ons loten, ze onderschatten ons misschien een beetje. Dat is aangenaam voetballen. Wij hebben respect voor AZ. Dat is een grote ploeg die niet voor niets vooraan staat in Nederland. Ze hebben naar het schijnt een erg snelle en gevaarlijke aanvalslinie. We zijn ervoor op onze hoede.

Men rekent op jou om de Nederlandse aanvallers te neutraliseren. Vorig seizoen voetbalde je als verdedigende middenvelder, dit jaar zet Ariël Jacobs je centraal in de verdediging. Waar speel je zelf het liefst?

Kouyaté: Beide posities hebben pro’s en contra’s. Op het middenveld weegt een flater minder zwaar door. Je kunt al eens risico in je spel steken, een fout is niet dodelijk. Een verdediger moet vóór alles secuur zijn. Je bent minder in het spel betrokken, maar je moet wel negentig minuten op en top geconcentreerd blijven. Verdedigen is vooral een mentale strijd. Na een match in de verdediging raak ik moeilijker in slaap dan wanneer ik op het middenveld speel. Maar fysiek ben ik minder vermoeid, en daar zie ik wel de charme van in. (lacht)

Op het middenveld bouw je zelf, in de verdediging verhinder je dat de andere ploeg iets creëert. Dat is een andere ingesteldheid.

Kouyaté: Dat is waar. Ik denk dat ik het wel in me heb om te bouwen. Ik kan voetballen. Maar oké, dat is als centrale verdediger ook een troef. Een pure breker zal ik nooit zijn. Daar liggen mijn kwaliteiten niet.

Ik kan me niet herinneren dat ik je ooit al een sliding heb zien doen.

Kouyaté: De trainer heeft het me verboden. Een goeie verdediger blijft recht, zegt hij. Een tackle is alles of niets, hè. Als je mist, heeft de aanvaller vrij spel. Ik ben snel en kan dus beter proberen om lopend nog iets recht te zetten. De coach vertelt me dat elke dag. Silvio Proto ook, trouwens. Het komt eigenlijk een beetje mijn oren uit. (lacht) Maar als zij iets zeggen, luister ik. Ik denk dat ik dit seizoen nog maar twee keer echt getackeld heb. Eén keer tegen Cercle en één keer tegen OHL.

Ben je nu definitief omgevormd tot verdediger?

Kouyaté: Nee, zeker niet. De coach heeft mij nodig in de verdediging en ik beschouw het als een extra troef dat ik ook daar uit de voeten kan, maar ik heb de bladzijde zeker nog niet omgedraaid. In mijn ogen blijf ik evengoed ook een verdedigende middenvelder.

Wat zijn jouw sterke punten als voetballer?

Kouyaté: Ik kan goed een bal afschermen, ben vrij snel, ik kop goed en ik heb een meer dan behoorlijk loopvermogen. Dat laatste kan ik in de verdediging iets minder goed uitspelen.

Je bent eerder lenig dan krachtig. Je lichaamsbouw is niet wat je typisch verwacht bij een mandekker.

Kouyaté: Ik ben een typische Senegalees. Wij zijn lang en pezig. Dan denken ze al snel dat je niet sterk bent, maar ik sta veel steviger op mijn poten dan je zou vermoeden. Nee, daar hebben al veel aanvallers zich aan mispakt. (lacht) De meeste mensen schatten mij op 72 kilo, maar ik weeg er 80. Dat zet je al niet zomaar opzij. Je ziet mijn spieren niet, maar ze zijn er wel.

Je staat op Anderlecht niet bekend als een trainingsbeest. Tegelijk voetbal je soms heel verbeten. Onherkenbaar.

Kouyaté: Soms krijg ik de opmerking: ‘Hé, Cheikhou, je neemt het vandaag weer licht op, hè.’ (lacht) Tja, een slechte pass op training kan ik geen drama vinden, sorry. Dat is geen gebrek aan professionalisme. Ik heb gewoon wedstrijdomstandigheden nodig om echt scherp te staan. Je kunt niet de klok rond, elke dag van de week 100 procent gefocust zijn. Allez, ik toch niet. Maar maak je geen zorgen, tijdens de wedstrijd zal ik er wel staan. Er zijn trainingen dat ik echt met mijn kop in de wolken zit. Dat mag niet, dat weet ik wel. Met het ouder worden zal dat er wel uitgaan. Het is trouwens al beter dan vroeger.

Je hebt recent de Belgische nationaliteit aangevraagd. Heb je een emotionele band met ons land of was dat louter een zakelijke beslissing?

Kouyaté: Natuurlijk is een Europees paspoort handig, maar het is niet de enige reden waarom ik de Belgische nationaliteit wil. Er zijn buitenlandse voetballers die hier duidelijk tijdelijk zijn en die zodra het even kan naar hun land teruggaan. Ik niet, ik voel me hier welkom. Mijn wortels liggen in Senegal, maar België is evengoed mijn thuis. Of om het anders te zeggen: ik ben in Afrika geboren, maar in jullie land groot geworden. Dat schept een band. Ik heb hier dingen meegemaakt, goede en slechte, die ik de rest van mijn leven meedraag.

Toen ik hier aankwam, was ik 17 en wist ik niets van de wereld. Mijn moeder wou niet dat ik ging. Logisch, geen enkele mama ziet haar tienerzoon graag naar het andere eind van de wereld trekken. Mijn grootmoeder heeft haar toen omgepraat. Ze zei: ‘Laat hem, dit is wat hij met zijn leven wil doen.’ En tegen mij: ‘Maar nu moet je wel alles op alles zetten zodat je slaagt.’ En dat heb ik ook gedaan, denk ik, al was het erg zwaar. Ik heb moeten knokken, maar uiteindelijk heb ik wel mijn plaats veroverd. Dat ik nu de Belgische nationaliteit kan krijgen, zie ik als een bekroning van de weg die ik heb afgelegd.

Je moet nog kiezen voor welke nationale ploeg je eventueel zou willen uitkomen. Wat zal die keuze bepalen?

Kouyaté: Wat mijn familie wil. Ik moet er met hen nog eens ernstig over praten.

Heb je de resultaten van Senegal gevolgd op de Afrikacup?

Kouyaté:(lacht groen) Zeker. Laatste in de poule, met nul punten, en dat terwijl wij titelfavoriet waren! Op Anderlecht heeft iedereen me er al mee geplaagd. Ik heb het natuurlijk alleen via het internet kunnen volgen, maar ik heb de indruk dat Senegal te mooi heeft willen voetballen. In Afrika is voetbal eigenlijk een andere sport dan hier. De meest getalenteerde ploeg wint niet noodzakelijk, matchen worden dikwijls gewonnen op wilskracht. Senegal leek daarin te kort te schieten.

Wij kennen de Senegalese nationale ploeg vooral van de Wereldbeker van 2002. Toen haalde Senegal zelfs de kwartfinale.

Kouyaté: Met Khalilou Fadiga, El Hadji Diouf, Papa Bouba Diop… Ik herinner me dat WK als de dag van gisteren. Om zes uur opstaan om naar de match te kijken, wilde feestjes op straat wanneer we wonnen… (lacht) Om nooit te vergeten. Zeker de openingsmatch tegen Frankrijk, in die tijd een zowat onoverwinnelijke ploeg. Iedereen dacht dat Frankrijk Senegal belachelijk ging maken. Ik weet nog dat Fadiga toen voor de match heeft gezegd: ‘Ik beloof hier en nu aan alle Senegalezen dat wij gaan winnen.’ En dat gebeurde dan nog ook! Fantastisch. Die man is sindsdien onsterfelijk in Senegal.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content