Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Eind deze week verschijnen de langverwachte memoires van gewezen CVP-boegbeeld en ex-premier Leo Tindemans. Wilfried Martens blikt hier terug op zijn Tindemans-jaren en op het werk van de man met wie alles anders werd.

In 1999 trok de 77-jarige Leo Tindemans zich uit de actieve politiek terug en toog aan het redigeren van zijn memoires die later deze week verschijnen bij Lannoo. Wilfried Martens, ooit zijn grote rivaal, is als voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP) nog steeds in het getouw. De grondstof voor zijn memoires ligt momenteel nog besloten in de stukken die een paar honderd meter stapelrekken vullen in het rijksarchief. Elk jaar komt daar nog een tiental meter bij.

De soms gespannen, volgens sommigen vijandige relatie tussen Leo Tindemans en de veertien jaar jongere Wil-fried Martens was tijdens het laatste kwart van de 20e eeuw vaak bepalend, niet alleen voor de geschiedenis van de CVP, maar ook voor die van de Belgische politiek.

Tijdens het onderhoud in zijn kantoor op het EVP-hoofdkwartier in de Brusselse Aarlenstraat zal Wilfried Martens voortdurend heel zorgvuldig en zuinigjes zijn woorden wikken als hij over zijn Tindemans-jaren praat. Want hij wil precies uitleggen hoe een en ander kon ontsporen. ‘Ik heb nooit een openlijke ruzie gehad met Leo Tindemans. Tussen ons bleef het altijd heel beleefd.’

‘Na de Egmont-episode deed zich iets heel merkwaardigs voor’, zegt de oud-premier. ‘Er voltrok zich een soort inversie. Vroeger gold ik als een fanaticus die België kapot wilde. Ineens was ik de betrouwbare partner, de man met wie de Walen en de Volksunie wilden onderhandelen. Ik was iemand die weerstand bood aan de Vlaamse pressiegroepen.

Tindemans, die vroeger als erg gematigd werd ervaren, werd plots de sektarische flamingant, totaal onbetrouwbaar, een katholieke integrist die de meerderheid in de Vlaamse cultuurraad wilde veroveren zodat Vlaanderen in CVP-handen zou vallen. Hugo De Ridder schreef ooit in een van zijn boeken: “Het zou interessant zijn na te gaan welke rol de media, minder gelukkige initiatieven van persattachés en Wetstraatroddels in die inversie hebben gespeeld. ” Dat klopt. Ik heb honderden kabinetsmedewerkers gehad. Die gingen met hun verhalen over van het ene kabinet naar het andere. Maar dit was veel fundamenteler. De manier waarop vooral de Franstalige radio en televisie toen tegen Tindemans tekeergingen, dat was niet meer ernstig.’

Een rivaliteit onder partijkopstukken zoals die tussen Tindemans en Martens was voor Vlaamse christen-democraten niets nieuws. Ook van Gaston Eyskens en Theo Lefèvre was bekend dat zij het moeilijk met elkaar konden vinden. ‘Die rivaliteit woog soms door op de partij’, weet Wilfried Martens nog. ‘Maar die generatie had samen na de oorlog de partij gesticht en gevormd. Ook al hadden die al eens een grondig meningsverschil, dat gaf nooit aanleiding tot openlijke vijandschap.’

In het jaar dat Tindemans en Martens met elkaar gingen samenwerken, zagen België en Europa er helemaal anders uit. Vader Gaston Eyskens en zijn generatie domineerden de Belgische politiek. In de straten van de Europese hoofdsteden laaide een studentenrevolte op. In Griekenland was een junta van legerkolonels aan de macht. In Spanje regeerde dictator Franco die elke politieke tegenstand aan de wurgpaal smoorde. Het IJzeren Gordijn stond er nog. Sovjettroepen marcheerden Tsjecho-Slovakije binnen terwijl het Westen machteloos toekeek. De Bruggeling Jean Schramme opereerde met zijn huurlingen in Congo. In de Verenigde Staten werd Martin Luther King vermoord. In Nederland moest schrijver Gerard Reve zich wegens godslastering verantwoorden voor een rechtbank. In Biafra woedden een moordende burgeroorlog en een gruwelijke hongersnood.

In die periode, in 1968, bogen Wilfried Martens en andere CVP-jongeren zich over prangende vraagstukken zoals ‘progressieve frontvorming’, ‘de pluralistische scholen’, ‘de hervorming van de instellingen’. Af en toe viel daarbij het in belgicistische kringen gevreesde F-woord – ‘federalisme’. Over federalisme werd niet openlijk gepraat, toch niet in CVP-salons. Wijlen Jos De Saeger, een van de grote machthebbers niet alleen in de CVP maar in het land, bestempelde federalisme als ‘een vluchtmisdrijf’ en daarmee was die kous af. De Saeger en Eyskens waren Vlamingen met de zogenaamde meerderheidsmentaliteit.

Wilfried Martens was de eerste die openlijk over federalisme sprak, bij de CVP dan. Hij was actief geweest in de Vlaamse Volksbeweging waar Maurits Van Haegendoren voor het eerst ‘Walen Buiten’ had geroepen en waar Maurits Coppieters de term ‘unionistisch federalisme’ had bedacht. Het was geen wonder dat de destijds gezaghebbende krant La Libre Belgique meteen met scherp schoot toen de jonge Wilfried Martens, in die dagen nog gebrandmerkt als een onbuigzame flamingant, in 1965 als adviseur werd opgenomen in het kabinet van eerste minister Pierre Harmel (PSC).

AFSCHEID VAN GASTON EYSKENS

Drie jaar later ging Martens deeltijds werken op het kabinet van die andere coming man van de CVP, de Antwerpenaar Leo Tindemans. Die was net voor het eerst minister geworden in de rooms-rode regering van CVP-kopman Gaston Eyskens en de Waalse socialist Joseph Merlot. Die laatste zou wat later omkomen bij een verkeersongeluk en vervangen worden door een Luikse draufgänger, de inmiddels vermoorde André Cools.

In die jaren bereidde de oudere CVP-generatie rond Gaston Eyskens, Jos De Saeger, Robert Houben en Robert Vandekerkhove de jonge Leo Tindemans voor op het partijvoorzitterschap. Zij zagen in hem zelfs een toekomstige eerste minister.

‘Als minister van Gemeenschapsbetrekkingen had Leo Tindemans uitstekend gepresteerd’, herinnert Wilfried Martens zich. ‘Het fameuze artikel 107quater met betrekking tot de gewestvorming zou weliswaar pas later doorgevoerd worden. Maar voor de grondwetsherziening en de cultuurautonomie heeft hij historisch werk verricht. Laat dat duidelijk zijn.’

In maart 1972 werd Martens tijdens een congres in Antwerpen verkozen tot CVP-voorzitter. Tindemans had geen belangstelling voor het voorzitterschap. Hij koos voor het ministerschap. Mocht hij het voorzitterschap geambieerd hebben, dan was Martens, zegt hij zelf, nooit kandidaat geweest.

In januari van dat jaar was de rooms-rode regering Eyskens-Cools II gevormd. Maar die strandde tien maanden later al, in november 1972, op de kwestie Voeren en de uitvoering van 107quater. Gaston Eyskens die zich door de jonge, maar ook door een aantal oudere Turken in de hoek geduwd voelde, stapte definitief uit de ring. Zijn relaas van de bijeenkomst van de verzamelde senaats- en kamerfracties van de CVP waar hij afscheid nam, is een van de weinige bittere passages in zijn memoires.

‘Eyskens was het eigenlijk al niet eens met de teksten die eerder op het congres waren goedgekeurd. Toch liet dat afscheid en de toespraak van vader Eyskens daar in de vergaderzaal van de Senaat een verpletterende indruk na’, zegt Wilfried Martens. ‘Eyskens zei letterlijk: “Dit is de laatste keer dat ik tot u spreek.” Daarop ging hij naar de PSC en naar de socialisten om zijn vertrek aan te kondigen en vervolgens diende hij op het paleis bij de koning het ontslag van zijn regering in. En toen begonnen de moeilijkheden voor mij.’

In de driepartijenregering van de Waalse socialist Edmond Leburton, die een jaar later al onderuit ging, voerde de CVP een interne oppositie. De regering werd geplaagd door schandalen, de RTT-zaak en de Ibramco-affaire. De belangrijkste interpellaties, die de regering uiteindelijk omverkegelden, kwamen telkens van CVP’ers.

‘Na de val van Leburton werd ik plots naar het paleis geroepen’, herinnert Martens zich. ‘De socialisten eisten nieuwe verkiezingen. Wij waren net begonnen met de voorbereiding ervan. Ten paleize begon de koning scherp: “Het schijnt dat u zich verzet tegen nieuwe verkiezingen?” Ik heb hem gezegd: “Jawel Sire, omdat dit indruist tegen de traditie eerst een poging te ondernemen om een nieuwe regering op de been te krijgen. “

In de loop van ons gesprek heb ik Boudewijn kunnen overtuigen eerst Tindemans een kans te geven. Op het einde van dat gesprek vroeg de koning: “Kunt u mij één zaak beloven: dat u geen regering vormt zonder de Franstalige christen-democraten van de PSC?” Die belofte heb ik hem gedaan. Ik was nog niet terug op het hoofdkwartier van de CVP of Tindemans werd al naar het paleis geroepen. Zijn formatieronde duurde een drietal weken en mislukte uiteindelijk. Maar Tindemans was er in die weken wel in geslaagd een schitterende indruk te laten bij de bevolking.’

MET DEZE MAN WORDT HET ANDERS

Voordien al had Martens als CVP-voorzitter de electorale potentie van Tindemans kunnen meten. In 1971 ging de CVP alleen in Antwerpen vooruit. En dat was aan Tindemans te danken.

Tijdens een van zijn wandelingen op zondagochtend in het domein van Wachtebeke had Wilfried Martens een zeer gepersonaliseerde campagne uitgewerkt voor de verkiezingen van maart 1974. Zijn campagne draaide rond de figuur Tindemans, met de befaamd gebleven slogan ‘Met deze man wordt het anders’.

‘Tindemans was ondanks de schandaalsfeer rond die regering ongeschonden uit het Leburton-avontuur gekomen’, zegt Martens. ‘Hij stond bij de bevolking voor integriteit. Bovendien sprak hij tot de mensen in een bevattelijke taal. Hij had een overtuigingskracht die schril afstak bij die van de rest van het politieke wereldje.’

In 1971, tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten waar hij een seminarie van Henry Kissinger volgde, had Martens de Amerikaanse verkiezingstechnieken kun-nen bestuderen.

‘Latere medestanders van Tindemans zoals Dries Claeys en Jan Verroken waren tegen een campagne rond Tindemans’, herinnert Martens zich. ‘Een campagne rond een landelijk boegbeeld, dat was iets nieuws. Ook Tindemans aarzelde. In geval van mislukking kreeg zijn imago een fikse deuk. Maar ik geloofde rotsvast in het succes en hij heeft uiteindelijk het risico genomen.’

De afloop is bekend: Tindemans behaalde in Antwerpen 82.148 voorkeurstemmen. In 1977 zou dat aantal aanzwellen tot 134.163, en bij de Europese verkiezingen van juni 1979 tot bijna een miljoen voorkeurstemmen. Tindemans was daarmee het electorale superkanon van de CVP. Paul Vanden Boeynants, de Brusselse stemmentrekker van de PSC, had Tindemans na zijn eerste electorale succes al gewaarschuwd ‘dat ze hem dit niet zouden vergeven’.

Nog later, na zijn monsterscore van 1979, zou de oude CVP-bons Paul-Willem Segers – door vriend en vijand altijd kortweg PeeWee genoemd – zeggen: ‘Tindemans heeft dat miljoen stemmen nooit waargemaakt.’

‘Hoewel,’ mijmert Martens ‘als je zo populair bent – één miljoen stemmen! -, wat doe je daarmee in een land als België? Da’s een fundamentele vraag.’

Na de zege van 1974 was het onvermijdelijk dat Tindemans met de vorming van een regering werd belast. Hij begon met een minderheidsregering van christen-democraten en liberalen, die later werd versterkt door het Rassemblement Wallon.

Wat Tindemans tijdens zijn eerste regering al had beoogd, een groot gemeenschapspact dat voorgoed de communautaire problemen zou regelen, leek tot stand te kunnen komen met zijn tweede regering, een rooms-rode formatie versterkt met Volksunie en FDF. In de nacht van 24 en 25 mei 1977 werd dat gemeenschapspact ondertekend in het Brusselse Egmontpaleis. Maar die overeenkomst werd vooral in Vlaanderen op zware kritiek getrakteerd. En Tindemans heeft zijn Egmontpact nooit echt verdedigd.

Gaandeweg werden de interne meningsverschillen bij de CVP tussen Tindemans en voorzitter Wilfried Martens helemaal blootgelegd. Want Martens was samen met VU’er Hugo Schiltz en PS-baas André Cools, de grote gangmaker van Egmont waarin een aantal zware Vlaamse toegevingen vervat stonden.

De bijwijlen scherpe confrontaties tussen voor- en tegenstanders van het gemeenschapspact bereikten een hoogtepunt toen Tindemans in oktober 1978 ineens het ontslag van zijn regering aanbood en daarmee elk vooruitzicht op een groot communautair akkoord kelderde.

Tindemans heeft eigenlijk nooit in het Egmontpact geloofd. Maar onderschatte hij ook de steun van koning Boudewijn voor die onderneming? Sommigen, zoals Gaston Eyskens, zo bleek achteraf, hadden Tindemans nochtans gewaarschuwd voor mogelijke manoeuvres van het paleis.

‘Toch niet’, zegt Martens. ‘Koning Boudewijn was zeer sceptisch over dat gemeenschapspact. Maar hij aanvaardde de ingreep omdat hij vertrouwen had in de mensen die eraan werkten. Het had jaren geduurd om hem te overtuigen van de noodzaak van een federale hervorming van de Belgische staat. Boudewijn geloofde ook in Tindemans. Maar bij de afwikkeling van Egmont waren er een paar zware incidenten. Zoals het plotse ontslag van de regering eind 1978 zonder voorafgaand overleg met het paleis. Na die breuk rond Egmont worstelde ook koning Boudewijn met grote twijfels.’

GEEN ERVARING

Toen Martens, na een kort intermezzo met een regering rond Paul Vanden Boeynants, in april 1979 door de koning als formateur werd uitgestuurd, leek de breuk tussen Tindemans en Martens voltrokken. Zeker nadat zijn Antwerpse vrienden Tindemans ertoe hadden aangespoord om zich door de partij tot voorzitter te laten kiezen. Wat een koud kunstje was voor de populaire Antwerpenaar. Van dan af was de CVP duidelijk verdeeld in twee kampen die elkaar zelden wat toegaven.

‘Het had anders kunnen verlopen. Die verwijdering tussen ons had niet moeten gebeuren’, vindt Martens vandaag. ‘Ik kon niet anders dan die formatieopdracht aanvaarden. Moest ik dan neen zeggen tegen koning Boudewijn? Niemand binnen de CVP was bereid die taak op te nemen: Mark Eyskens niet, Jos Chabert niet, Gaston Geens niet. Het is ook niet juist, zoals Hugo De Ridder achteraf schreef, dat Tindemans kandidaat-premier was. Al leek het voor hem toch een halszaak dat hij niet meer als formateur werd aanvaard. Want toen al was die fameuze inversie, waarover De Ridder heeft geschreven, ingezet.

Zelf was ik als de dood voor dat premierschap. Iedereen was ervan overtuigd dat die regering slechts een aantal maanden zou duren. Ik had geen enkele ministeriële ervaring. Er wachtten me bovendien zware persoonlijke problemen. Want ik wist dat me binnen afzienbare tijd een hartoperatie te wachten stond. Toch werd ik in die positie gedwongen. Ik heb toen veel te weinig contact gehouden met Tindemans. Waardoor hij zich meer en meer geïsoleerd voelde. Wij hebben dat nooit uitgepraat en de fout daarvoor lag ook bij mij.’

In die jaren werd ook de macht van een eerste minister flink uitgehold. Hadden de voorgangers van Tindemans nog een stevige greep op het economische reilen en zeilen in het land, dan kwam daarin grote verandering nadat de Amerikanen in augustus 1971 beslisten dat hun dollar niet langer inwisselbaar was tegen goud. Later, midden de jaren 1970, zou de oliecrisis die onmacht voort in de hand werken.

‘We gingen in die jaren nog samen wandelen aan zee, in Oostduinkerke waar ik een appartement had’, herinnert Martens zich. ‘Tindemans was premier, ik was nog CVP-voorzitter. Hij was bijzonder bezorgd over de economische toestand. We stonden aan de vooravond van de oliecrisis, of we zaten er al middenin, ik weet het niet zeker. Bovendien botste Tindemans met zijn regering op de fameuze vrijdagstakingen, die een breuk betekenden in ons overlegpatroon.

Het economisch beleid werd tot dan door de regering bepaald, weliswaar in samenspraak met de sociale partners. Zolang het economisch voor de wind ging, was dat een ideaal overlegmodel. Maar na het uitbreken van de economische crisis werd dat patroon doorbroken. Nadien werd getracht het opnieuw te herstellen, maar het lukte niet. Om die reden heb ik in 1981 voorgesteld om met bijzondere machten te regeren. Want intussen was de context waarin een premier kon opereren volkomen gewijzigd. Wij waren verplicht om naar Europa te gaan om de Belgische frank met 8,5 procent te mogen devalueren.’

Die gewijzigde context zou ook verhinderen dat Leo Tindemans opnieuw premier werd in 1981, na de mislukking van de rooms-rode regering van Mark Eyskens. Het wantrouwen van de christelijke arbeidersbeweging in Tindemans zou de doorslag geven.

Heeft Tindemans geoordeeld dat hij, door zijn blijvende populariteit, de adviezen van de ACV-top met voorzitter Jef Houthuys en Hubert Detremmerie, de financiële bolleboos van de christelijke arbeidersbeweging voorop, kon negeren? Zo luidde de stelling van P.W. Segers. Hoe dan ook maakte die christelijke arbeidersbeweging in 1981 een keuze, en die viel op Wilfried Martens. Die stap was beslissend voor de jaren die volgden.

‘DE LINKE VLEUGEL’

‘In 1981 leden we een zware electo-rale nederlaag. Tindemans verloor 60.000 stemmen, ik verloor er 15.000. Toch was Tindemans een mogelijke kandidaat-premier,’ zegt Martens vandaag. ‘Maar zowel de liberalen als de Franstalige christen-democraten en de christelijke arbeidersbeweging wensten in zee te gaan met iemand die dichter bij hen stond. Men moet daar in de persoonlijke verhoudingen geen drama van maken. Men kan dat betreuren, maar dat was nu eenmaal het gevolg van een objectieve afweging van een toestand zoals die ook door koning Boudewijn was gemaakt.’

‘Het was Herman Vanderpoorten die als formateur was uitgestuurd, die mij bij hem thuis in Lier zei: “Ik ben die opdracht beu, ik kan dat niet aan. Ik ga straks naar Laken tegen de koning zeggen dat hij u als formateur moet aanstellen.” Ik zei: “Doe dat vooral niet. Ik ga meteen mislukken.” Maar hij wilde daar niet van weten. Ik was nog niet in Brussel of ik werd al in Laken verwacht. Toch heb ik toen van de koning kunnen verkrijgen dat hij eerst Willy De Clercq voor een paar rondjes uitstuurde. Wat mij dan weer de tijd gaf een en ander op de sporen te zetten.

Nadat de koning mij als formateur had aangesteld omdat ik zoals hij zei ” van de linke vleugel” was, ben ik eerst met Tindemans gaan praten. Ik wilde de fouten van 1978 niet meer herhalen. Ik stelde hem voor minister van Buitenlandse Zaken te worden. “Maar niet voor een paar maanden”, antwoordde hij. “Nee,” zei ik, “voor tien jaar!” Op enkele jaren na is dat ook uitgekomen.’

Bij de vorming van zijn regering raakte Wilfried Martens op de hoogte van het werk dat door een groep rond Fons Verplaetse, de latere gouverneur van de Nationale Bank, was geleverd met het vooruitzicht op een devaluatie van de frank.

‘In een Knack-interview met Frans Verleyen, vlak voor de verkiezingen van 1981, sprak ik me nog uit tegen een devaluatie. Gelukkig heb ik daarna kunnen werken op basis van het voorbereidende werk van Fons Verplaetse en zijn medewerkers. Doorslaggevend was ook de steun die ik kreeg van ACV-voorzitter Jef Houthuys, een verlicht vakbondsman, en toenmalig Bacob-baas Hubert Detremmerie. In zijn laatste interview met Hugo De Ridder, dat in Knack verscheen en waarin hij het verhaal deed van de bijeenkomsten in Poupehan in het buitenhuisje van Verplaetse, heeft Houthuys het heel juist geformuleerd: “Martens roeide tegen de stroom op in het parlement, ik in de vakbond. Wij trokken ons op aan onze vriendschap.” Zo was het.’

Maar eerst, in 1981, nog voor zijn rooms-blauwe regering van de kant werd geduwd, zou Martens een verzoening met Tindemans tot stand brengen. ‘Wij hebben toen allemaal een geste gedaan, Tindemans, Herman Van Rompuy, ikzelf’, zegt Martens. ‘Achteraf bekeken had het allemaal anders kunnen lopen. Maar voor de buitenwacht hebben we nooit het beeld van die rivaliteit kunnen wegnemen.’

Ook al wegens die pijnlijke uitspraak ooit door Frans Verleyen in Knack aan Martens toegeschreven: ‘Tindemans is de slechtste mens die ik ken.’

‘Na al die jaren heb ik hiermee leren leven’, zegt Martens vandaag, ‘zoals Theo Lefèvre met de hem onterecht toegeschreven uitspraak over de IJzertoren: “Hij ligt er en hij ligt er goed.” Ik heb dat nooit gezegd over Tindemans. Nooit. Misschien is nu, na al die jaren, wel het moment gekomen om dat eindelijk eens recht te zetten.’

Rik Van Cauwelaert

‘Tindemans heeft eigenlijk nooit in het Egmontpact geloofd.’

EEN RIVALITEIT onder kopstukken zoals die tussen Tindemans en Martens was voor Vlaamse christen-democraten niets nieuws.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content