Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Volgende zondag spelen Cercle en Club Brugge op de Heizel de finale van de beker van België. Jan Braet over het Cercle-gevoel.

ZE ZIJN NIET met zovelen, de supporters van Cercle, maar ze zijn de fanatieksten van heel het land. Zet ze in een kleiner stadion, genre Aalst of Sint-Truiden, of genre hun vroegere Edgard De Smedtstadion, en niemand komt onbevreesd op bezoek.

Er kan geen groen-zwarte speler op de rand van de middencirkel over zijn eigen voeten struikelen, of de hele tribune veert als één man recht : ?Penalty ! Ho vent, zo’n vuule fouwe.? Het ten onrechte opeisen van een strafschop komt ook bij de aanhang van andere clubs voor, maar het verschil is dat ze er bij Cercle allemaal rotsvast van overtuigd zijn dat het wel degelijk penalty wàs. Ook al ligt het strafschopgebied een dagreis verderop. Er kan geen bal op minder dan vijf meter van de zijlijn belanden of het klinkt eenstemmig uit drieduizend kelen : ?Voor ons !? Of de bal de zijlijn overschrijdt, en wie hem desgevallend het laatst heeft aangeraakt, speelt daarbij geen enkele rol.

Als het echt tegenzit, gooit de stadion-omroeper er nog een schepje bovenop : ?KV Mechelen komt op 1-1 door een strafschop, nou ja strafschop, van Alex Czerniatynski.? Doelpunten die uit manifeste buitenspelpositie zijn gescoord tot deze categorie behoren alle goals gemaakt door bezoekende elftallen worden eenvoudigweg niet omgeroepen. Ze verschijnen ook niet op het bord. Waardoor het scorebord op Olympia om kwart voor vijf vaak een heel ander resultaat te zien geeft dan op maandag in de krant staat afgedrukt.

En daarbij blijft het niet. Als de Cercle-supporter na de match thuis komt, zet hij zich achter zijn tekstverwerker, schakelt alvast de fax aan, en stelt een striemende protestbrief op, die een uurtje later op één van de vele sportredacties belandt. Cercle wordt namelijk in de media altijd onrecht aangedaan. Van deontologisch ongepaste onderschatting, tot bewust verkeerde informatie.

Het zijn dus geen simpele mannen. Volgend jaar spelen ze Europees. Wat ook de uitslag is van de bekerfinale tegen Club Brugge. Maar heel Cercle wil een revanche voor de finale van tien jaar geleden, 3-0 voor Club. Winst zou een nieuw hoogtepunt zijn in de geschiedenis van de vereniging, na de bekers van ’27 en ’85, en de drie landstitels : 1911, 1927 en 1930. De grote figuren uit die tijd waren Florimond Vanhalme, Louis Saeys en Robert Braet, de legendarische doelman en latere voorzitter. Na lang speuren zijn wij een zoon van hem op het spoor gekomen, en na nog langer aandringen was die bereid om Knack een interview toe te staan. Over wat het betekent, iemand van de Cercle te zijn. Iemand die weigert naar de derby te gaan kijken als Club thuis speelt. Kwestie van geen geld aan de vijand te geven.

Jan Braet wacht ons op in het voormalige Hotel de Londres, waar ze de vlag uithingen als Cercle gewonnen had. Twee huizen verder, in de Singe d’Or vlagden die van Club al bij een gelijkspel. Om het verschil in mentaliteit maar te illustreren. Hij neemt ons mee naar de resten van het Edgard De Smedtstadion. De bekende inkompoort staat er nog, zij het nu in lelijk roze en wit en niet meer in de fiere groen en zwarte strepen van vroeger. Erachter, een beetje zielig, een verzorgde maar verlaten speeltuin en een rij van wel veertig garage-boxen. Het was dus hier, dat Robert Braet de ballen vier meter hoog met één hand uit de lucht plukte.

JAN BRAET : Mijn vader was pas zeventien toen hij debuteerde in het eerste elftal. Hij werd ook vroeg internationaal. Zoals velen is hij via de school bij Cercle gekomen. Cercle is opgericht in 1899, met stamnummer 12. Club bestaat al sinds 1891 en heeft stamnummer 3. Cercle was de ploeg van de Frères, de broeders uit het Sint Franciscus-Xaveriusinstituut, een school met een heel eigen karakter. Rond de eeuwwisseling hadden zij een speciale afdeling voor de kinderen van de Britse kolonie die in Brugge woonde. Die Britten stimuleerden het voetbal. Cercle was de club van de conservatieve katholieke burger, en van de betere middenstander uit het centrum van de stad. Dat Cercle graag op zondagnamiddag speelt, is nog een traditie uit die periode. Op zaterdagavond hadden de handelaars geen tijd : ofwel moesten ze nog werken, ofwel maakten ze hun kassa op. Club was meer volks, niet-katholiek, en had een grotere aanhang die tot ver buiten Brugge strekte. Dat verschil is al die jaren blijven bestaan en bepaalt de Brugse voetbalcultuur. Cercle wordt geassocieerd met een zekere standing, ook moreel. De burgers van de stad hadden graag een keurige vereniging.

Club heeft nochtans ook een paar notoire katholieken in zijn bestuur. Ex-burgemeester Michel Van Maele om te beginnen.

BRAET : Oh, maar Van Maele wordt niet als een notoire katholiek beschouwd. Hij is vanuit de middenstand naar de CVP gekomen en heeft die, tot ongenoegen van velen, naar zijn hand proberen te zetten. Er is zelfs een scheuring ontstaan door de rivaliteit tussen Van Maele en de échte katholieken als oud-burgemeester Pierre Vandamme en Paul Ducheyne, niet toevallig gewezen en huidig voorzitter van Cercle. Ducheyne beantwoordt nog steeds perfect aan het imago van Cercle. Of dat ook nog geldt voor de jongens die vandaag het eigenlijke beleid bepalen, weet ik niet. Ik heb het dan over Georges Ingelbrecht en Franky Carlier. De ene is zakenman, de andere bankdirecteur. Ik denk dat zij zich harder opstellen en concrete resultaten verkiezen boven een keurig imago. Zij moeten het geld zien te vinden om de club in leven te houden.

Cercle was in de jaren twintig en dertig één van de betere ploegen in België. Drie keer kampioen. Maar het heeft de rol moeten lossen. Hoe kwam dat ?

BRAET : Meer concurrentie. Nationaal kwamen er veel nieuwe ploegen bij. En voor twee clubs in één klein provinciestadje was het recruteringsveld beperkt. Langzaam aan begon het geld een rol te spelen. Door zijn minder volkse karakter heeft Cercle nooit veel toeschouwers gehad, dus ook nooit veel middelen. Het was dan wel de club van de burgerij en de handelaars, maar die waren niet geneigd er veel geld aan te spenderen. Na de oorlog heeft Cercle zich voorgoed in de middenmoot gevestigd.

Koesteren de supporters van Cercle zich niet een beetje in die underdog-rol ? Om zich op die manier af te zetten tegen Club ?

BRAET : Dat denk ik niet. De identificatie met de vereniging loopt ook vandaag nog via de kringen rond de Xaverianen : studenten, oud-studenten, leerkrachten en de sympathisanten van al die mensen. Het blijft een speciale school in Brugge. Sommige kinderen kunnen er absoluut niet aarden, voor anderen is het een tweede thuis. Ik herinner me dat mijn vader voorzitter van Cercle was, maar ook van de oud-leerlingenbond. Bij echte Cercle-figuren is er altijd wel een link naar de Frères te detecteren. En in dat milieu kiest men zeker niet bewust voor de underdog-rol.

De jaren vijftig en zestig ging het sportief bergaf. In de jaren vijftig was er een eerste degradatie naar derde. Jullie zijn daar terug uitgekomen, onder meer met spelers als Guy Thijs en Gilbert Bailliu.

BRAET : Voor zover ik mij kan herinneren, was Guy Thijs niet zo een begenadigd voetballer. Maar Bailliu was één van onze helden. Hij werd door de supporters op handen gedragen. Een rijzige atletische voetballer met een uitstekend kopspel, en goed in de combinatie. Hij werd gepolst door Anderlecht, is later naar Club getransfereerd.

Het dieptepunt voor Cercle situeert zich in de jaren zestig. In ’66 zijn jullie opnieuw in derde klasse beland.

BRAET : Via de groene tafel. We degradeerden en bovendien werden we van omkoperij beschuldigd in de wedstrijd tegen Lierse. Ondervoorzitter Paul Lantsoght zou een speler van Lierse benaderd hebben. Lantsoght daagde in eigen naam de voetbalbond voor de burgerlijke rechtbank en kreeg gelijk. De bond herstelde hem in ere maar de degradatie van Cercle naar derde werd niet ongedaan gemaakt. Dat was de donkerste periode van de club. Mijn vader is toen voorzitter geworden, in weinig benijdenswaardige omstandigheden. Ga maar eens elke week die veldjes in derde klasse bezoeken. Maar hij wou zijn club niet in de steek laten. Hij gaf voordien al de helft van zijn vrije tijd aan Cercle, hij heeft die inspanningen nog verdubbeld om de heropstanding te bewerkstelligen. Er werd een ambitieus vijfjarenplan opgesteld en dat werd ook in de praktijk gerealiseerd, mede dankzij trainer Urbain Braems.

Ook een frère, zij het niet van de Xaverianen.

BRAET : Braems is zeker niet bij Cercle gekomen uit zakelijke overwegingen, maar wel uit sympathie. Mijn vader is met hem in contact gekomen in derde klasse, waar Zottegem één van de betere elftallen had. Tussen beiden is er een vriendschap ontstaan, en Braems heeft Cercle sportief uit het dal gehaald. Hij voelt voetbal zeer goed aan, is geen schreeuwer en paste dus goed bij Cercle. Hij bracht een nieuwe bezieling en gaf de aanzet tot onze huidige manier van besturen, terend op een fijne neus voor talent. De Denen zijn onder impuls van Braems naar Cercle gekomen. Eerst Benny Nielsen, later Morten Olsen. Dat was de eerste lichting gouden transfers.

Onder Braems is Cercle weer gepromoveerd, eerst naar tweede na een historische wedstrijd tegen Eendracht Aalst.

BRAET : Een dramatische match. In de geschiedenis van onze club, en in het leven van mijn vader. De eerste twee tegen mekaar op de laatste speeldag. Robert Schaut was scheidsrechter. Er waren zeventienduizend toeschouwers in het Desmedtstadion. Ik stond op de staanplaatsen, het is de enige keer dat ik in een voetbalstadion schrik heb gehad om verpletterd te worden. De mensen stonden tot tegen de zijlijn. Aalst won verdiend met 0-1, een goal van Etienne Collyns, en zou dus promoveren.

Maar onze secretaris Edmond Van Iseghem merkte per toeval, de dag na de match pas, dat ze bij Aalst een fout hadden gemaakt bij het invullen van het scheidsrechtersblad. De reserve-keeper stond als reserve-veldspeler genoteerd en omgekeerd. De als reserve-keeper genoteerde veldspeler was het laatste half uur ingekomen. Je kon dus aanvoeren dat Aalst een half uur met twee keepers had gespeeld, wat onreglementair is. Er is toen lang geaarzeld om klacht neer te leggen. Aalst was op het veld duidelijk de betere ploeg geweest, en hun administratieve vergissing was een onbeduidende futiliteit. Daaruit profijt halen was ronduit onsportief. Zeker voor een club die morele waarden in haar vaandel wenste te voeren. Anderzijds was onze degradatie naar derde ook onrechtvaardig geweest.

Voor het bestuur werd het een gewetenskwestie : de geest van de wet of de letter van de wet ? Dat dilemma beheerste in die dagen alle gesprekken. Mijn vader wenste diep in zijn hart de geest van de wet te laten spelen, maar uiteindelijk heeft hij beslist de toekomst van zijn club te laten voorgaan. Na maanden discussie binnen de bond werd het 5-0 forfait. We zijn daar nooit trots op geweest. Cercle heeft nog voorgesteld om Aalst ook te laten promoveren en tweede klasse uit te breiden tot zeventien ploegen, maar dat werd afgewezen.

Cercle is pas drie jaar na die groene-tafelpromotie naar eerste doorgestoten, met Pierre Hanon en Juul Verriest.

BRAET : Twee uitersten, Hanon in zijn nadagen van Anderlecht overgekomen. En Verriest, een eigen product, nooit elders gespeeld, de oer-Cerclespeler. Tomeloze inzet, energie te koop, en eeuwig bescheiden. Over typische clubspelers wordt vaak met een negatief ondertoontje gesproken : niet goed genoeg of niet genoeg ambitie om hogerop te geraken. Ik bestrijd dat. Juul Verriest had wel ambitie, namelijk om een kei van een voetballer te zijn bij zijn eigen club en om zich elke week leeg te spelen. In dit land wordt ambitie nogal eens gelijk gesteld met de drang om bij Anderlecht te geraken. Als je ziet hoeveel spelers daar mislukken en zich onprettig voelen, mag men die misvatting stilaan opbergen. Overigens waren Hanon en Verriest niet de enige belangrijke spelers die ons naar eerste brachten. We hadden ook onze Braziliaan Geo Carvalho, en in het doel kwam Zdenko Vukasovic.

Verriest heeft jarenlang gezorgd voor stabiliteit achteraan.

BRAET : Verdedigers hebben een erg belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Cercle. Mijn vader als keeper, Juul Verriest, nog anderen. Niet toevallig was ook Franky Carlier, die nu de aankopen bepaalt, een verdediger. Ook de belangrijkste twee trainers van de jongste vijftien jaar waren dat : Georges Leekens en Jerco Tipuric. Een club als Cercle moet ook op het veld uitgaan van de underdog-positie. Dus in de eerste plaats de defensie organiseren zodat ze niet over je heen kunnen lopen.

Dat staat haaks op de filosofie van Henk Houwaart. En onder zijn leiding werd Josip Weber drie keer topschutter, en hadden jullie met Dorinel Munteanu en Alain Denil twee keer in drie jaar tijd de ?Man van het Seizoen? in de ploeg.

BRAET : Akkoord, maar die aanvallende luxe werd niet vertaald in een betere rangschikking. Achteraan was het een zeef. Het oogt misschien aardig om met 4-5 te verliezen, maar met 2-0 winnen is beter. Onder Houwaart waren onze keepers rijp voor de psychiater. Ze werden totaal aan hun lot overgelaten en stonden in een schietkraam. De komst van Houwaart naar Cercle kan je vergelijken met die van Van Himst bij Anderlecht, na het Ivic-regime. Ivic bracht militaire discipline in zijn elftal. Onder hem was Anderlecht een echt eliteleger dat in onstuitbare aanvalsgolven over de tegenstander heen rolde. Maar de stress onder zo een man is blijkbaar niet vol te houden. Dus komt Van Himst, veel meer ontspannen, laat zijn spelers veel vrijer op het veld en je krijgt plotseling schitterend voetbal te zien. Maar dat is alleen mogelijk omdat de tactische en conditionele basis nog bestaat, die Ivic gelegd heeft.

Datzelfde gebeurde bij ons met Houwaart. Cercle was van het defensief voetbal zijn handelsmerk gaan maken. Ik herinner mij van lang geleden trainer Jules Bigot, toen werd er gesproken over Cercle-beton. We trokken werkelijk een muur op voor het doel, niet fraai om zien. Veertig jaar lang was dat ons patroon. En dan waait plotseling op een frisse wolk Henk Houwaart binnen en stuurt iedereen vooruit. Natuurlijk is dat prettig en is iedereen vol lof voor de nieuwe trainer. Maar achteraan wordt open deur gehouden, en dat loopt in het voetbal faliekant af.

Leekens nam over na de eerste termijn van Houwaart, zette de verdediging zoals ze moest staan, en Cercle haalde twee keer naeen de bekerfinale. Alleen ploegen met zelfvertrouwen kunnen dat. Na de tweede doortocht van Houwaart kwam Tipuric, zelf een klaar kijkende verdediger geweest, anticiperend en organiserend, hard maar met een eigen perceptie van het spel. Wat was zijn eerste werk ? De verdediging uitbouwen. Met centraal Kooiman en Camerman, een duo waar niet iedereen in geloofde om het beleefd te zeggen. En we spelen weer de bekerfinale. Dat is geen toeval.

Uitgaan van een goede defensie wil niet zeggen : negatief spelen. Als de taktiek goed wordt uitgevoerd, kan een defensief elftal mooi voetbal brengen. Het Cerlce-beton is verleden tijd. Christophe Lauwers staat nu ook in de top van de schutterslijst. En volgend jaar is het de beurt aan Gabor Torma, de volgende in het lange rijtje Cercle-spitsen. Countervoetbal ? Misschien, maar dan niet in de zin van : een lange lel naar voren waar de eenzame spits er dan maar achteraan moet hollen. Wel : met een collectieve aanval, waarin drie, vier spelers betrokken zijn, op snelheid uitbreken. Is dat niet het mooiste in het voetbal ? Onder Tipuric zien we dat vaak.

Vorig jaar hoorde je nochtans fluisteren dat Tipuric als trainer mocht aanblijven omdat hij gedwee uitvoerde wat Ingelbrecht en Carlier in de tribune beslisten.

BRAET : Ik denk dat dat niet klopt. Ondertussen heeft Tipuric bewezen dat hij een heel eigen visie en methode heeft. Vergeet niet dat hij het eerste seizoen het vertrek van Weber moest opvangen en dit jaar dat van Munteanu, de twee spelers rond wie het hele elftal draaide. Ga er maar aan staan als beginnend trainer. Dan doe ik mijn hoed af voor die man, en prijs weer eens het inzicht van ons bestuur dat zo een jonge kracht de kans geeft. Ook Leekens is bij ons begonnen.

De fijne neus voor talent van het duo Ingelbrecht-Carlier is ondertussen het handelsmerk van Cercle geworden. Eerst de Denen, nadien Krncevic, Musonda en Kalusha, de Kroaten, de Roemenen…

BRAET : Dat duo is natuurlijk een grote troef. Maar ik wil zeker Urbain Braems niet vergeten. En er zijn ook rond het bestuur mensen die inspanningen leveren. Munteanu, Selymes en Cheregi waren drie internationals uit het beste nationale elftal van Europa. Iedereen wou die hebben, maar ze komen naar het kleine Cercle. Waarom ? Omdat sponsor Carlos Rosseel blijkbaar de weg kende in Roemenië. Hoe hij dat precies voor mekaar heeft gekregen, weet alleen hij zelf.

Hij belandt later wel in de gevangenis op verdenking van miljardenfraude. En jullie vorige sponsor, François Lambert, leidde ook geen onbesproken zakenleven.

BRAET : Ja, die mensen werken op het randje en soms er wat over. Ze moeten Cercle ook niet verslijten voor een verzameling koorknapen, natuurlijk. François Lambert heeft ons nog Didier Six gebracht. Op dat moment één van de topspelers in Europa.

Waar is de tijd dat Jean-Pierre Van Rossem de ploeg wou overnemen.

BRAET : Dat was een mediastunt die enkel van Van Rossem zelf uitging. Ik denk niet dat er in het bestuur iemand ooit één seconde van plan is geweest om met hem in zee te gaan. Dat zou een te brutale breuk zijn geweest met alles waar Cercle voor staat. En dat willen we niet. Het is dank zij de aparte sfeer rond Cercle dat zoveel van die aangekochte spelers doorbreken. Het familiale karakter is niet zomaar een etiket, dat bestaat echt. Er is altijd iemand die zich totaal over die jongens en hun gezin ontfermt. Probleem met wat dan ook ? Kom maar langs, bel maar. Het beste voorbeeld is de manier waarop Josip Weber zich hier genesteld heeft. En dan denken wij er het onze van als we zien hoe die spelers elders niet meer renderen.

De grootste handicap van Cercle blijft het geringe aantal toeschouwers.

BRAET : Ik vermoed dat we op de finale weer met tienduizend zullen zijn, zoals de vorige twee keren. Waar die plotseling vandaan komen, en vooral waarom ze nadien weer verdwijnen, is mij een raadsel. Het is altijd ons probleem geweest en zal het altijd blijven.

Was de verhuis naar Olympia voor Cercle een slechte zaak ?

BRAET : Voor de sfeer rond de wedstrijden wel. Vanuit het gezellige burgerhuis dat het De Smetdtstadion was, verkasten wij plotseling naar de leegte van een kil flatgebouw. Die lege tribunes zijn niet prettig. Al wordt dat beeld versterkt door het feit dat de televisiecamera’s in de hoofdtribune staan en je het volk daar dus nooit te zien krijgt.

Maar zakelijk is Olympia onze redding geweest. Het is een stadion van de stad. Cercle heeft daar weinig of niets voor moeten betalen, alleen de huurprijs. Het heeft ons bovendien in staat gesteld om ook nog eens de grond waarop het De Smedtstadion stond, aan de stad te verkopen. Ik heb vroeger nooit over iets anders horen spreken dan over de schulden van Cercle. Mijn vader lag er wakker van. Zeker na alle investeringen om van derde weer naar eerste te klimmen. Door de verhuis naar Olympia hebben we de vele schulden uit het verleden kunnen afbetalen.

Nu geraakt het budget rond door het telkens weer verkopen van onze beste spelers. Tot een jaar of twintig geleden werd dat niet getolereerd, maar ondertussen heeft iedereen zich ermee verzoend. Wat de invloed van het arrest- Bosman zal zijn moeten we afwachten. We zullen ons weer moeten aanpassen. Maar het aanpassingsvermogen, en de kunst om te overleven zijn ook twee typische eigenschappen van Cercle. Er wordt rond de zaak-Bosman wat te gemakkelijk naar ons gewezen : Cercle zou niet meer leefbaar zijn nu de transfersommen zijn afgeschaft. Als ik even rond kijk, denk ik dat vooral clubs die een slecht beleid hebben gevoerd, de tol gaan betalen. En daar horen wij niet bij.

En jullie kunnen putten uit de eigen jeugd.

BRAET : Natuurlijk. Onze jeugdploegen zijn bij de beste van het land, dankzij de inzet van vele anonieme begeleiders. Wij hebben de voorbije jaren in het eerste elftal steeds een goede mengeling gehad van goedkoop buitenlands talent en eigen kweek : Feys, Soenens, Lamaire, Claeys, Lauwers…, dat zijn vijf basisspelers. Ik denk niet dat veel andere eersteklassers daarmee kunnen pronken.

Je hoort soms beweren : ploegen met zo weinig toeschouwers als Cercle horen niet in het profvoetbal thuis.

BRAET : Dat zeggen mensen die groen zien van jaloezie. Moeten wij ons bestaan voor iemand gaan rechtvaardigen, misschien ? Heeft Cercle de voorbije vijftien jaar niet voldoende bewezen welke waarde het heeft voor het Belgisch voetbal ? Wij staan op één seizoen na 25 jaar in eerste. Wij zorgen nooit voor problemen. Wij spelen meer dan behoorlijk voetbal. Wij hebben absolute topspelers in de Belgische competitie gebracht. Waarom zouden wij geen bestaansrecht hebben ?

Wat met het voorstel van Michel Verschueren om een Belgisch-Nederlandse competitie op te richten ? Voor Cercle zal daarin geen plaats zijn.

BRAET : Alle respect voor zijn zakelijke kwaliteiten, voor het idee en de realisatie van zijn stadion, maar mensen als Verschueren hebben helaas te weinig verstand van voetbal. Anderlecht is op sportief gebied al jaren aan het sukkelen, overheerst in onze competitie dankzij financiële middelen en niet dankzij voetbalistieke feeling. Anderlecht wil groter zijn dan het is. Europees wordt het nu al een paar jaar door om het even wie afgetroefd. Die BeNeliga is een kunstmatige constructie die we ten alle prijze moeten vermijden. Het zou de dood zijn van ons voetbal.

Met alle buitenlandse competities die wij op televisie kunnen volgen, kan je toch niet blind blijven voor Engeland. Ook zij kunnen niet mee met Europa. Hun ploegen gaan voor de bijl tegen sluwe continentale tegenstanders. Hun nationale elftal zal het niet makkelijk hebben op het EK. Maar als ik een Engelse wedstrijd zie, weet ik dat zij op het juiste spoor zitten, en wij met alle onze saaie Europese topduels niet. En waarom ? Omdat men in Engeland respect heeft voor zijn clubs. Tranmere Rovers is even belangrijk voor het voetbal als Manchester United. De mensen leven mee met hun ploeg, van hun stad of streek. Dàt is de essentie van voetbal. Bespaar mij vijf keer per jaar Bayern München-Barcelona, ik heb daar geen enkele affiniteit mee. Ik wil Cercle zien, mensen van vlees en bloed die ik ken en aanmoedig van in de kou op de tribunes. Niet vanuit een aquarium, niet op een televisiescherm. En twee keer per jaar mag het dan tegen Anderlecht of Club Brugge zijn. Het is dat wat Verschueren niet begrijpt.

Wat doet u eigenlijk in het dagelijkse leven ?

BRAET : Ik ben chef-cultuur van Knack.

Ach zo.

Koen Meulenaere

Jan Braet op de plaats waar ooit het Edgard De Smedtstadion stond. Wat overblijft, is een naambord, een speeltuin en veertig garageboxen.

Uit het oude plakboek : Robert Braet, de doelman die de bal met één hand ving. Op de foto samen met Lyra-kapitein Vandenbergh.

Het geheim van Cercle : een neus voor goedkoop buitenlands talent, en een goede jeugdopleiding. (Op de foto : Christophe Lauwers.)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content