Franz Marijnen en Arthur Miller hebben hun stempel gedrukt op het naoorlogse toneel. In een regie van Marijnen toert Heksenjacht (The Crucible) van Miller momenteel door de Nederlanden. Guido Lauwaert kruipt achter de ingebeelde schermen op zoek naar de sleutel van Miller die past op het slot van Marijnen.

Er kan geen familiedrama gebeuren of er worden bloemen en knuffels neergelegd op de plaats van het gebeuren. Even later blaast de massa ballonnen op en trekt ze in rijen van tien door de stad. De dader wordt niet meteen gevonden en een hele gemeenschap – bij voorkeur migranten – wordt met de vinger gewezen. Helaas ziet de grote meerderheid van de massa niet in dat ze gemanipuleerd wordt door de populistische media, want die spint garen bij massaal protest.

Kunstenaars hebben het gemor van de massa en het misbruik daarvan door de pers vaak aangeklaagd, in het bijzonder de toneelauteurs. De voorbeelden liggen voor het oprapen. Aristofanes, in de gloriejaren van Athene. Hendrik Ibsen, toen de hogere bourgeoisie de macht van de adel overnam. Molière. Anton Tsjechov. En Arthur Miller (1915-2005), vooral bekend om zijn toneelstuk Death of a Salesman en zijn scenario voor John Hustons film The Misfits (1961), met Clark Gable, Montgomery Clift en Marilyn Monroe in de hoofdrollen.

Wat hij ook schreef – proza of toneel -, Miller was altijd een sociaal schrijver. In de beginjaren van zijn literaire leven schreef hij de roman Focus (1945), over het antisemitisme van de Amerikanen. Want de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog was niet ingegeven door medelijden met de Joden. Ze had een economische reden. Gebiedsuitbreiding en de groeiende industriële macht van de USSR, dáár ging het om. De Joodse zaak was goed voor de fondsenwerving en om de intelligentsia koest te houden.

Maar nog uitgesprokener dan zijn proza is Millers theaterwerk. De reden is een andere auteur: Fjodor M. Dostojewski. Op zijn zeventiende las Miller de roman De gebroeders Karamazov. Het lijkt vreemd, maar is dat niet. In zijn traktaat over de meest Europese van de Russische schrijvers van de 19e eeuw schrijft Vladimir Nabokov (1899-1977): ‘Het lijkt of het lot van de Russische literatuur hem had uitverkoren om de grootste Russische toneelschrijver te worden, maar dat hij de verkeerde afslag nam en romans ging schrijven. De roman De gebroeders Karamazov heb ik altijd een uitgedijd toneelstuk gevonden, met net genoeg meubilair en andere benodigdheden voor de verschillende acteurs.’

Over Aantekeningen uit het ondergrondse schrijft hij pagina’s verder dat het eerste deel een alleenspraak is voor een spookpubliek. Nabokov is niet mals voor Dostojewski, maar erkent dat zijn landgenoot trefzeker situaties kan beschrijven, ‘door hun ethische kwesties, hun psychologische reacties, hun innerlijke rimpelingen’. En tussen de lijnen van Dostojew- ski’s boeken dwaalt al het embryonale gemor van het plebs, dat in kracht zou toenemen en exploderen in oktober 1917.

AAN DE GALG

Invloed van Dostojewski, ongetwijfeld. Maar ook van een andere, echte, toneelauteur. Want Arthur Miller werd niet voor niets de Amerikaanse Ibsen genoemd: zijn eerste stukken deden technisch en qua structuur denken aan de realistische probleemstukken van de Noor. De onjuistheid van die classificatie werd echter aangetoond door Death of a Salesman ( Dood van een handelsreiziger, 1949), dat is gebouwd op een combinatie van psychologische stemming en expressionistische vormgeving. Die lijn zou hij van dan af aanhouden, al blijft Ibsen soms om het hoekje loeren.

In zijn volgende toneelstuk, bijvoorbeeld, The Crucible (Heksenjacht) uit 1953. Het is traditioneel van architectuur en is haast een wetenschappelijk redactioneel stuk, gegoten in toneelvorm. Het werd maar matig onthaald, omdat voor en na 1953 senator en communistenjager Joseph McCarthy de plak zwaaide in politiek Amerika. Niemand durfde openlijk te applaudisseren. McCarthy was de voorzitter van een commissie die in de jaren 1950 moest onderzoeken in welke mate een vijfde colonne zich over het land had verspreid. Met zijn boerenverstand en de medewerking van de pulppers wist hij de massa zo op te zwepen dat elke burger zijn buurman verklikte. Bewijzen waren niet eens nodig; vermoedens zijn al voldoende om een mens aan de galg te praten.

Ook de galg staat centraal in Heksenjacht. Aan de basis van het stuk lagen de beruchte heksenprocessen die in 1692 in het dorpje Salem in Massachusetts werden gevoerd. Historisch van aard, maar iedereen – inclusief McCarthy met zijn bloeiende boerenverstand – begreep dat het toneelstuk eigenlijk een vorm van protest was tegen de communistenjacht. Gevoegd bij zijn uitgesproken sympathie voor centrumlinks werd Miller in 1956 opgeroepen om voor de McCarthy-commissie te verschijnen. Hij weigerde, wat kon leiden tot het alom gevreesde Berufsverbot. Hij werd echter niet verder geconvoceerd: het vuur van de vervolging was over zijn hoogtepunt heen en de pers was de hysterische voorzitter beu.

Bij Miller is niet zozeer de oorzaak van een gebeuren of een toestand belangrijk om een toneelstuk te schrijven, maar eerder het gevolg. Voor velen is in Dood van een handelsreiziger het doorprikken van de Amerikaanse droom het centrale gegeven. Het is een dwaling. Het ware gegeven is dat de rondreizende verkoper zelfmoord pleegt, om zijn zoon, een nietsnut maar toch de eerstgeborene, rijk te maken via de opbrengst van een levensverzekering. De vaderlijke verantwoordelijkheid is dus het centrale thema.

Net als in Dood van een handelsreiziger is in Heksenjacht het gevolg belangrijker dan de oorzaak. De oorzaak is een stel jonge meisjes die bij nacht naakt dansen in het bos. Het proces steunt op het extreme geloof van de dominee in het wetboek Deuteronomium van de Bijbel en het extreme gedrag van de rechter – fascistisch door een overrijpe boerenwijsheid. De gestrengheid van deze twee heren maakt dat de burgers van Salem lafaards worden. Het schrikbewind wordt zo erg dat de oorzaak (de nachtelijke danspartij) naar de einder verdwijnt en het proces zich concentreert op de bereidheid van de burger om te klikken, wat beschouwd wordt als trouw aan de vlag. Kortom, in Heksenjacht toont Arthur Miller aan dat massahysterie een fundamenteel gevaar is voor de vrijheid van spreken en handelen van de individuele burger.

Zo moet regisseur Franz Marijnen (1943) het ook gezien hebben. Anders had hij een heel andere voorstelling gemaakt. Maar Marijnen kennende, is net als bij Miller het gevolg belangrijker dan de oorzaak. Zijn palmares toont dat voldoende aan. Op enkele ‘familiestukken’ na heeft hij zich gespecialiseerd in psychologisch-maatschappelijke stukken waarin het resultaat zwaarder weegt dan de aanleiding. Maar net afkomst weegt even zwaar door. Marijnen is de zoon van een advocaat (de verdediger is de beste aanvaller) en studeerde aan het Mechelse Sint-Romboutscollege. Die school had indertijd een sterke toneeltraditie, wat eigen was aan alle jezuïetenscholen, en zoals bekend volgen jezuïeten de omgekeerde weg: ze zoeken de ware oorzaak in het gevolg.

MINIMAAL

De architectuur van Marijnens regie is uiterst minimaal. Met opzet. Het decor is het repetitiedecor en de kostumering gewoon het dagelijkse kloffie waarmee de acteurs naar de repetities kwamen. De enige toevoegingen zijn een toga voor de rechter en een christelijk kraagje voor de dominee. De belichting? Geen streepje kleur te bekennen. De vertaling van Kristien Hemmerechts is nauwgezet, maar mist enig menselijk gevoel. Die handicap is voor Franz Marijnen een voordeel. Daardoor kon hij de klemtoon leggen op het acteren. Acteurs zijn mensen, maar in zijn handen worden het wilde dieren. Hij, in zijn functie van regisseur, dwingt ze lager dan de bodem van hun kunde te graven. Met als doel de boodschap van het stuk te laten doordringen tot in de donkere kamer van de toeschouwer.

Dat gebeurt. Vanuit de kaalheid van de architectuur en de koelheid van de vertaling. Dat wordt benadrukt door de oorspronkelijke versie – met maar enkele kleine knipjes – op te voeren. Had Marijnen van het stuk een versie laten maken die verwees naar een hedendaags gebeuren, dan was het zijn doel voorbijgeschoten. Met de oorspronkelijke versie komt de afkeer van Marijnen voor massahysterie door de eeuwen heen voor het voetlicht te staan. En elke toeschouwer kan er zijn meest favoriete voorbeeld naast leggen. Bijvoorbeeld de massahysterie die George Bush en zijn raadgevers weten te kweken, of zoals de Stasi dat kon in voormalig Oost-Duitsland. De film Das Leben der Anderen bewijst dat zo accuraat dat het pijn doet. En in Nederland (Geert Wilders & co.) en Vlaanderen bloeit momenteel ook een potje massahysterie – bij ons wordt het gekookt door de hogere officieren van het Vlaams Belang.

Eens te meer blijkt dat Franz Marijnen een politiek geëngageerde regisseur is. Daarom is het godgeklaagd dat deze voorstelling lekker in Nederland rondtoert, en er maar één voorstelling is in Vlaanderen: op 4 april in het Cultureel Centrum van Hasselt.

www.nationaletoneel.nl

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content