De Syrische president Hafez al-Assad, de sfinx van Damascus, is op 9 juni overleden. De vraag is nu of zoon Bashar als opvolger zal worden aanvaard en welke koers hij dan zal varen.

In de hal en wachtkamer van de Syrische ambassade in Brussel waar een mens op zijn visum wacht, hingen veertien portretten van president Hafez al-Assad, waarvan één met een rood hartje eromheen getekend. Ernstig, maar vaak met een glimlach, haast innemend, staat hij op de foto’s. In Damascus en elders in Syrië zijn ze overal te zijn. In elke winkel eigenlijk, in elk kantoor, en in de meeste straten.

Vreemd genoeg noemden diplomaten in Damascus hem ‘de onzichtbare man’. Zijn portretten en standbeelden – langgerekt, mager, een beetje voorovergebogen – keken over ieders schouder mee, maar in levenden lijve kreeg haast niemand hem te zien. Hij had zich een enorm paleis laten bouwen op een heuvel boven de stad, een fort meer, een bunker, maar men was het erover eens dat hij daar nooit kwam, tenzij om er een enkele koning of premier te ontvangen. Alle anderen kregen (schaars) toegang tot de ‘Sfinx van Damascus’ in een banaal kantoor in de stad. Ambassadeurs trachtte hij niet te ontvangen. Zelfs zoon Bashar zou hem niet geregeld te zien gekregen hebben – maar dat zijn geruchten die niemand zal bevestigen of ontkennen in deze gesloten stad in dit gesloten land. Het grapje wou dat er in Syrië maar twee waren die écht wisten wat er gaande was: God en Assad. Tot voor kort dan, want de laatste tijd vertelde Assad het niet meer aan God.

Syriërs zijn vriendelijke, goedlachse en bange mensen. Bang gemaakt door het regime van Assad, met zijn dertien afzonderlijke geheime diensten. ‘Praat nooit met twee Syriërs tegelijk’ is het devies, want geen van de twee zal durven zeggen wat hij denkt, de andere zou immers een verklikker kunnen zijn. Die zijn overal, vaak staan ze mee op de foto: verklikkers en agenten in burger die erbij komen staan als je met iemand praat, die plotseling uit hoeken en kanten van een ogenschijnlijk lege zaal kunnen verschijnen.

DRUZEN EN ALAWIETEN

Het regime is een minderheidsregime. Daar zijn boeken over volgeschreven. In principe is het het regime van de Baath-partij, een Arabisch-nationalistisch-socialistische formatie die in een coalitieregering zit met een aantal minderheidspartijen. In de praktijk wordt de Baath-partij gerund door een harde kern getrouwen, net als het leger, en partij en leger samen zijn in handen van een religieuze minderheid, de Alawieten. Syrië is altijd al een land van secten en godsdiensten in alle kleuren geweest en in die mozaïek zijn de Druzen en de Alawieten de meer geheimzinnige secten: bergbewoners, straatarm en onderdrukt, derderangsburgers in een overwegend soennitisch moslimland. Voor ketters uitgekreten door de meeste andere moslims, vormden de Alawieten traditioneel een bedreigde sjiïtische minderheidsgroep met een rancune tegen de gevestigde meerderheden en het establishment. De Alawiet Hafez al-Assad ging in het leger – hij werd piloot – omdat dat de enige manier was voor een alawiet om enige carrière te maken. Het leger en later de Baath-partij vormden een gunstige omgeving voor jonge samenzweerders, en in 1966 grepen zij de macht. Was Assad toen al de leider maar hield hij zich op de achtergrond? In ’67 was hij minister van Defensie en verloor in die functie de Zesdaagse oorlog tegen Israël, dat de Golan-hoogvlakte veroverde. In 1970 greep hij zelf dan de macht, om de Golan te heroveren. Dertig jaar later zitten de onderhandelingen over de Golan muurvast.

Met de oorlog tegen Israël als reden van bestaan, vestigden Assad en zijn alawieten een ijzeren dictatuur, naar sovjetmodel. Bewapend en gesteund, en ook wel gemanipuleerd, door Moskou, kon het regime de hele Koude Oorlog uitzitten. Alleen de Yom Kippoer-oorlog van 1973 werd daarbij verloren, maar die kon nog als een overwinning verkocht worden. Daarna werd het erger.

Nog altijd is het systeem zo dat de Alawieten een coalitie van andere minderheden – christenen, Druzen – rond zich verzameld houden om blok te vormen tegen een soennietische meerderheid die hen niet als rechtgelovig beschouwt. In de jaren 1980 tot ’82 gaf dat permanente conflict aanleiding tot een opstand van de soennitische ‘Moslimbroeders’. Dat fundamentalistisch-islamitische genootschap had net de Egyptische president Sadat vermoord en bond de strijd aan tegen de lekenstaat van de Baath-partij. In steden als Hama, Aleppo en Palmyra deden de Moslimbroeders een greep naar de macht. Waren ze door de sluwe Assad uit hun tent gelokt? Hij stuurde er zijn leger op af om de opstand neer te slaan. Hama werd het symbool van de tragedie: de stad werd, in februari 1982, door de luchtmacht gebombardeerd, omsingeld en met zwaar geschut beschoten, en dan ingenomen en uitgemoord. Men heeft het over dertigduizend doden in Hama alleen, zestig à zeventigduizend in totaal: getallen die de Syrische soenni’s nooit zouden vergeten. Wat konden zij doen tegen een president die bereid was een stad in eigen land uit te moorden om aan de macht te blijven?

SOCIALISTISCHE VERWEZENLIJKINGEN

Maar het jaar 1982 bracht nog een andere catastrofe. In juni van dat jaar viel Israël – onder premier Menachem Begin en minister van Oorlog Ariël Sharon – Libanon binnen. In enkele uren tijd vernietigde de Israëlische luchtmacht daarbij de Syrische lanceerbasissen van SAM-raketten en hun radarsystemen, een honderdtal vliegtuigen en meer dan tachtig tanks, allemaal van Sovjet-makelij. Een klap waar het Syrische leger nooit helemaal van zou herstellen. Zeven jaar later kwam Mikhail Gorbatsjov aan de macht in Moskou, en was de oorlog in het Midden-Oosten voor de Russen achterhaald. Of toch bijna.

Men kan nog altijd anti-imperialistische retoriek horen in Damascus, en de socialistische verwezenlijkingen van het verlichte regime worden er hoog geprezen. Er zijn geen privé-banken in Syrië en alle handel en industrie is er strak gereglementeerd – ongeveer zoals in de landen van het Oostblok de regel was. Daarbij zal niet alle lof geveinsd zijn: juist vanwege zijn minderheidspositie als alawiet werd Assad, bijvoorbeeld bij de verschillende christelijke groepen, als een beschermer beschouwd.

Er zijn veel christelijke secten in Syrië, ten slotte het moederland van het christendom: in een dorp als Maaloula spreken ze nog Aramees, de taal van Jezus Christus. Armeniërs, Maronieten, rooms-katholieken, Grieks-katholieken, Grieks-orthodoxen en ga zo maar voort, lopen hier door elkaar onder de zwijgende blik van de standbeelden van Assad. Op zaterdag 27 mei ging de Belgische ambassadeur nog een klok uit Mechelen cadeau doen aan een orthodox klooster ‘De Cherubijnen’ bij het 1900 meter hoge vlek Sednaya, niet ver van Damascus. In Sednaya staat nog een ander klooster, waar de patriarch woont, en waar een vals schilderij van de evangelist Lukas bewaard wordt. Er heerst ogenschijnlijk religieus pluralisme en (oneigenlijk) ‘godsvrede’. Alle winkeliers zweren dat er geen enkel probleem bestaat tussen christenen en moslims, enfin, geen groot probleem. Monseigneur Anis Abiad in Aleppo, de maroniet, bevestigt dat. En ook dat de christelijke gemeenschap allengs kleiner wordt. Volgens hem is men niet zozeer bevreesd dat er na Assad een fundamentalistisch Hezbollah- of anderszins islamistisch regime zou komen: met fundamentalisten valt te praten. Waar veel minder mee te praten zou vallen, dat zijn gewapende benden die in een eventuele chaotische tussenfase pogroms zouden kunnen gaan organiseren. ‘De christenen wonen hier allemaal bijeen, we zijn gemakkelijk te vinden…’

In Aleppo meer dan in Damascus, in Hama naar verluidt meer dan in Aleppo, lopen de moslimvrouwen zwart gesluierd rond, in de islamitische wijken bijna allemaal. Vaak ziet men er het Iraanse zwart van kop tot teen, en zelfs bedekte gezichten. Een verrassend beeld voor een ‘progressistische lekenstaat’. En ook een vraag waar in Syrië zelf nooit een antwoord op komt: wie weet wat in de moskeeën omgaat? Dat het om een vorm van oppositie gaat, wordt in alle toonaarden ontkend. Dit onderwerp is, meer dan andere, écht taboe.

BASIL EN BASHAR

Het probleem van de opvolging, netelige kwestie in alle dictaturen, viel af te lezen van de portretten in de straten van Damascus. Naast Assad prijkten overal zijn zonen, Basil en Bashar. Men moest blind zijn om de campagne niet te zien, en allicht doof ook, om ze niet te horen. De 69-jarige Hafez al-Assad was al jaren ziek – leukemie met complicaties – en had graag enkele hangende problemen geregeld gezien alvorens het roer aan zijn zoon door te geven.

Het was altijd de bedoeling van Assad zijn oudste zoon Basil als opvolger te hebben. Basil was een kampioen paardrijden – en staat vaak afgebeeld met zijn trofee – hij was opgeleid en klaargestoomd, thuis in het leger, aanvaard door de partij, ingewerkt in de problemen. En toen hij bijna klaar was, in 1994, reed hij zich met de auto dood.

Zijn broer Bashar had zich nooit met politiek beziggehouden. Hij had medicijnen gestudeerd en specialiseerde zich in Londen als oogarts toen het ongeluk gebeurde. Assad riep hem naar huis, onverbiddelijk. Intussen heeft hij zes jaar gehad om zich in te werken, en vader Assad heeft er alles aan gedaan om ‘dokter Bashar’ als nieuwe dauphin te doen aanvaarden.

Hafez al-Assad is al bij al nog onverwachts overleden. Twee dagen voor zijn fatale hartaanval kon men zijn lijfarts nog in een park in Beiroet ontmoeten. Maar luidens bevoegde bronnen in Damascus was zoon Bashar klaar voor de klus. En was Bashar de man achter de verrassingen en vernieuwingen die de laatste maanden de Syrische politiek kenmerken. De economische opening. De modernisering van het totaal achteropgeraakte land. De strijd tegen de corruptie.

De corruptie is alomtegenwoordig. Alle ambtenaren, politiemannen, militairen enzovoort worden veel te weinig betaald en zijn dus wel verplicht bijverdiensten te zoeken. Aan de universiteit van Damascus zegt een gedegouteerde student van een groepje medepupillen: ‘Weet je waar die voor studeren? Voor douanebeambte. Daar valt enorm veel geld te verdienen.’ De zwijgende man die erbij komt staan blijkt een ‘militair’ te zijn, die toevallig langswandelde op de campus… Op een ander niveau tiert de corruptie omdat de hele Syrische staat, wetgeving inbegrepen, tot een prima werkende geldmachine voor de machtselite is omgebouwd. Nemen we aan dat Bashar inderdaad achter de anticorruptiepolitiek zit, dan staan hem nog grote moeilijkheden te wachten.

Nog een grapje: Assad was in Saoedi-Arabië en werd omgepraat om in Syrië de sharia in te voeren, de islamitische wetgeving. Dan moesten alle vrouwen gesluierd lopen. ‘Geen probleem’ zei Assad. En alle alcohol moest het land uit. ‘Te doen’, vond Assad. En dieven moest hun rechterhand afgehakt worden. ‘Kan jij met één hand werken, Zoubi?’ vroeg Assad aan zijn eerste minister…

DRIE KOGELS IN DE RUG

De arme Zoubi, 13 jaar lang premier, werd onlang afgezet wegens corruptie, en pleegde kort daarna zelfmoord – volgens sommigen met drie kogels in zijn rug. Een nieuwe regering trad aan, meer naar de maat van Bashar, en sommige waarnemers menen een nieuwe wind over het land te zien waaien.

Privé-banken zullen toegelaten worden, en nu al mogen de Syriërs vreemde deviezen bezitten – voorheen stond daar 25 jaar gevangenisstraf op. De campagne tegen de corruptie duurt voort, elke week wordt er wel een kopstuk ten val gebracht. Bashar, hoofd van de Syrian Computer Society, is bezig met projecten van gezondheidszorg (mobiele klinieken op het platteland), met internet, zij het gecensureerd en onder toezicht – in een land waar ieder huis een in principe verboden satelliet-schotelantenne op het dak heeft staan om er ‘de leugens’ van de Israëlische tv mee binnen te halen.

Stilaan was Bashar een (populair) imago van modernist aan het opbouwen bij een deel van de bevolking. Maar, zeggen critici, zal hij het kunnen volhouden? Heeft hij de sluwheid, de macht en de meedogenloosheid van zijn vader, die hij nodig zal hebben om dit land om te vormen? Kan hij de corruptie uitroeien zonder de hele partij, en zeker de harde kern van Alawieten, in het gevang te zetten? Hoeveel tijd krijgt hij, eer ze hem zelf zullen aanpakken? En dan is er nog niets gezegd over het hete hangijzer van het vredesproces met Israël.

Van Assad wist men dat hij nooit de vrede zou tekenen zonder de hele Golan terug te krijgen, dat hij nooit minder zou aanvaarden dan Sadat gekregen had. Dat was niet alleen persoonlijk: Syrië zelf zou het zijn dictator niet vergeven hebben als hij voor minder was gegaan. Nu zegt men hetzelfde van Bashar. Zo de vader, zo de zoon. Hij zal hoe dan ook, net als zijn vader zij het misschien op een andere manier, model moeten staan voor een veranderende Arabische wereld.

foto’s Maria Fialho

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content