Patrick Martens

‘Over de meest wenselijke bevoegdheidsverdeling in de sociale zekerheid kan wél een duidelijke uitspraak worden gedaan’, claimt professor Danny Pieters. Daarmee gaat hij in tegen zijn Antwerpse collega Bea Cantillon.

‘Wie zich de sociale bescherming aantrekt, kan in de Belgische context niet anders dan pleiten voor samenhangende en substantiële bevoegdheidspakketten voor de deelstaten.’ Dat zegt professor Danny Pieters, die zich aan de K.U.Leuven toelegt op het socialezekerheidsrecht. Hij kruist de degens met professor Bea Cantillon en haar collega’s Patricia Popelier en Ninke Mussche van de Universiteit Antwerpen. Naar aanleiding van de publicatie van een boek over De gelaagde welvaartsstaat legden zij eind vorige maand in Knack uit dat een verdere federalisering van het sociale-beschermingsbeleid weinig opschiet met harde Vlaamse eisen, en bovendien oog moet hebben voor grenzen die gesteld worden door de Belgische bevoegdheidsverdeling en het Europees recht.

Pieters deelt hun opvattingen niet. Dat heeft ook te maken met zijn politieke overtuiging. Pieters was al eens Kamerlid voor VU-ID en staat bij de komende verkiezingen hoog op de Senaatslijst van de N-VA. Maar ook los van dit partijpolitieke engagement komt hij in een nieuw academisch werkstuk voor het Vlaams Instituut Voor Economie en Samenleving (VIVES) tot de conclusie dat Europa een Vlaamse sociale zekerheid niet in de weg staat.

Pieters bestrijdt drie stellingen van Cantillon en co. ‘In een sociaal federalisme hebben ze kennelijk moeite met de toewijzing van homogene bevoegdheden aan deelstaten’, aldus Pieters. ‘Maar het gaat heus niet om een gril of een politieke slogan. Federalisme doorvoeren in België, met zijn twee grote entiteiten, betekent dat een geschil tussen de deelstaten ook steeds het federale niveau ontwricht. Dan samenlopende bevoegdheden voor de federale overheid en de deelstaten verdedigen, zoals de Antwerpse collega’s doen, is gelijk aan vragen om een beleid dat nog vaker vastloopt.’

Dat Cantillon de schaalgrootte van solidariteitsverbanden en het probleem Brussel inroept als redenen voor het behoud van een federale sociale zekerheid, begrijpt Pieters evenmin. ‘Ten eerste snap ik niet wat er ethisch zou zijn aan steeds grotere solidariteitsverbanden. Dwepen met een so-ciale zekerheid op wereldschaal waarborgt vooral dat er van onze solidariteit met de allerarmsten in de wereld niets in huis komt. Dan kun je beter een specifiek deel van de sociale bijdragen aan hen toewijzen, maar daarvoor hoeft de sociale zekerheid niet Belgisch te blijven. Voorts ken ik geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat zo breed mogelijke solidariteitsverbanden ook economisch te verkiezen zijn. En wat het tweetalige Brussel betreft: in de voorbije vijftien jaar heb ik talloze malen aangetoond dat bevoegdheden in de sociale zekerheid aan de gemeenschappen kunnen worden toegewezen zonder invoering van subnationaliteiten.’

Pieters stelt ten slotte dat het Europees recht niet tegen een Vlaamse sociale zekerheid ingaat. ‘Voor mij bestaat er gaan twijfel dat Europa toelaat dat wij onze deelstaten bevoegdheden verlenen en daarbij intern het principe van de woonplaats toepassen. Als dat niet zo zou zijn, is er voor deelstaten die meer autonomie wensen maar één uitweg: zelf lidstaat van de EU worden.’

DANNY PIETERS, DE EUROPESE UNIE TEGEN EEN VLAAMSE SOCIALE ZEKERHEID?, VIVES-MONOGRAFIEëN 1, UITGEVERIJ ACCO, 76 BLZ.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content