Achmed Tibi wordt in Israël vaak gezien als het meest controversiële Arabische parlementslid. ‘Zolang de bezetting voortduurt en er geen aanvaardbare oplossing wordt geboden, is gewapend verzet onvermijdelijk.’ Een gesprek.

Gekleed in een sportief tweedjasje met open shirt, ontspannen achteroverleunend in zijn bureaustoel lijkt hij vriendelijker en toegankelijker dan de wat zure en vinnige figuur die we doorgaans op de televisie zien.

Het bureau van Achmed Tibi op de derde verdieping van de Knesset (het Israëlische parlement) is uiterst eenvoudig en zorgvuldig geordend. Tussen de portretjes van zijn kinderen prijkt een foto van Yasser Arafat, geflankeerd door Mahmoud Abbas (Abu Mazen) en Tibi.

Tibi, een 44-jarige gynaecoloog, is leider van de Israëlische Arabische partij Arab Movement for Change (AMC). Hij steunt het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen naar hun oorspronkelijke gronden in Israël en beschouwt de afscheidingsmuur als iets immoreels, vergelijkbaar met de Muur van Berlijn. Sinds hij in de Knesset zetelt (1999), raakte Tibi verwikkeld in heftige politieke discussies met de Is- raëlische rechtse partijen. Die nemen hem zijn relatie met de voormalige Palestijnse leider Yasser Arafat en de Palestijnse Autoriteit uiterst kwalijk. Ze hebben zelfs geprobeerd de AMC van de parlementsverkiezingen uit te sluiten.

Begin jaren negentig werd Achmed Tibi politiek adviseur van Yasser Arafat. Later, in 1998, trad hij op als vertegenwoordiger en onderhandelaar voor de Palestijnse belangen in de vredesonderhandelingen op de Wye Plantation in het Amerikaanse Maryland. Zijn zitting in de Knesset maakte een einde aan de professionele relatie met Arafat, maar er bleef een sterke persoonlijke band.

Tibi geeft toe dat Arafats dood een enorme klap voor hem betekende. Hij lijkt verdrietiger en kwetsbaarder dan ooit.

U ontmoette Arafat in Tunis in 1984 en had tot aan zijn dood een zeer goede relatie met hem.

ACHMED TIBI: In juli 1984 reisde ik samen met de Palestijnse activiste, dichteres en schrijfster Raymonda Tawil, de latere schoonmoeder van Arafat, naar Tunesië. De eerste gesprekken met Yasser Arafat hadden plaats tussen twee en vier uur in de ochtend en ze gingen over eenvoudige zaken als familie en werk. Pas later praatten wij over de Israëlische en Palestijnse politiek. Het klikte direct tussen ons. Arafat was warm, ingetogen, soms koppig, met een grote waardering voor en kennis van historische feiten, met name de verschillende perioden van de Palestijnse revolutie. Na die eerste ontmoeting hadden we geregeld contact met elkaar.

Toen ik als politiek adviseur bijna dagelijks met hem samenwerkte, leerde ik Arafats snelle intelligentie en begrip van de situatie waarderen. Hij was voor de mensen die met hem samenwerkten, een soort vaderfiguur. Hij kon beslissingen nemen en knopen doorhakken en mensen accepteerden bijna automatisch zijn autoriteit.

Waarom heeft u uw functie als politiek adviseur van Arafat neergelegd?

TIBI: Ik ben afgetreden in 1999, omdat ik werd gekozen als lid van de Israëlische Knesset. Ik heb Yasser Arafat niet verlaten, maar alleen mijn positie. Mijn werk met Arafat was zeer interessant en belangrijk voor mij, maar ik geloofde dat de vertegenwoordiging van de Arabische minderheid in de Knesset noodzakelijk was.

Voor u is Arafat werkelijk een groot historisch leider?

TIBI: Absoluut. Arafat was een groot strateeg. Hij is erin geslaagd om een totaal verspreide en verdeelde groep vluchtelingen tot een Palestijns volk te verenigen met een gezamenlijk doel: de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd. Arafat heeft uit het niets, onder zeer moeilijke omstandigheden, een soort staat opgebouwd. Er was geen wetgeving, geen economie of infrastructuur. Er waren verschillende tegenstrijdige belangengroepen: moslims en christelijke Palestijnen, de Palestijnse stedelingen en de vluchtelingen uit de kampen. Er waren cultuurverschillen tussen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Arafats kafia (de Arabische hoofddoek) is voor mij û en ik denk voor alle Palestijnen û het symbool van nationalisme en vrijheid en dat eindigt niet met zijn dood.

Dat beeld van Arafat als een soort menslievende aartsvader valt moeilijk te ver- enigen met de zelfmoordcommando’s, de bomaanslagen waarbij onschuldige burgers sterven en Arafats slogan ‘een miljoen shahiden (martelaren) voor ons doel’. Was de man geen terrorist of zette hij althans niet aan tot terrorisme?

TIBI: De bezetting van Palestina door Israël is gewelddadig. Het Palestijnse terrorisme, zoals u het noemt, is daarvan een bijproduct. Wanhoop, woede en soms zelfs haat zijn normale reacties op vier decennia onderdrukking, waarbij het bilaterale vertrouwen dat joden en Palestijnen naast elkaar kunnen leven, volledig is verstoord.

Het doden en verwonden van onschuldige burgers û of dat Israëli’s of Palestijnen zijn û is verwerpelijk en niet bevorderlijk voor het Palestijnse doel. Maar zolang de bezetting voortduurt en er geen aanvaardbare oplossing wordt geboden, is gewapend verzet onvermijdelijk.

Was het Arafat niet die de vredesonderhandelingen (Camp David, 2000) torpedeerde? Een royaler aanbod dan dat van Ehud Barak hadden de Palestijnen nog nooit van enige andere Israëlische premier gekregen.

TIBI: In Israël klopt een industrie over- uren om Arafat stelselmatig zwart te maken. Yasser Arafat wilde van het begin af een tweestatenoplossing, gebaseerd op Israëls terugtrekking tot de 1967-grens (de oorspronkelijke grens met Israël voor de Zesdaagse Oorlog). Een onafhankelijke Palestijnse staat met Palestijnse soevereiniteit over Jeruzalem. Dat standpunt heeft Arafat steeds volgehouden.

In Camp David werd het Palestijnse volk maar een fractie van zijn gebied geboden en het recht op terugkeer werd genegeerd. Premier Barak beweerde toen dat Arafat geen vredes- partner was en zijn opvolger Ariel Sharon gebruikte dat ‘non-partnerconcept’ als een handig excuus om serieuze vredesinitiatieven af te wijzen.

Misschien is met Arafats overlijden dat ‘excuus’ weggevallen en kan Israël een hernieuwd vredesoverleg starten. Er zijn immers positieve signalen van beide kanten.

TIBI: Ik ben er niet zeker van dat Sharon een partner zal zijn. Neem nu het ‘ontkoppelingsplan’. Sharon zegt dat hij zich uit de Gazastrook wil terugtrekken, maar treft tegelijk voorbereidingen om de Israëlische aanwezigheid op de Westelijke Jordaanoever te versterken. Verschillende joodse nederzettingen worden uitgebreid en het wegennet in de Westbank wordt verbeterd. Dat is naar mijn gevoelen geen ontkoppeling, maar een reorganisatie van de bezetting. En geen enkele Palestijnse leider zal zo’n voorstel accepteren.

Is daar een taak weggelegd voor Europa en de Verenigde Staten? De vredesonderhandelingen op gang brengen of een buffer op de grond creëren?

TIBI: Zeker. Ik ga nog een stap verder. Het is de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om het vredesproces te coördineren en te stimuleren. Vrede is voor joden en Palestijnen noodzakelijk.

Verder moet Palestina worden her- opgebouwd. De infrastructuur ontbreekt volledig. Er is nood aan scholen, wegen, medische voorzieningen, waterleidingen, een elektriciteitsnet en zo meer. Na zoveel jaren bezetting is bijna op elk niveau ontwikkelingshulp nodig.

Over enkele weken wordt een nieuwe president voor de Palestijnse Autoriteit gekozen. De VS benadrukken het belang van democratische verkiezingen in het kader van het vredesproces. Is dat volgens u haalbaar en denkt u überhaupt dat een democratie in Palestina levensvatbaar is?

TIBI: Het uitgangspunt van Bush is onjuist. Hij stelt de democratisering van de Palestijnen als voorwaarde voor vrede. Democratie is uiteraard belangrijk, maar het bestaan of de afwezigheid van democratie moet men zien als een uitdrukkelijke wens voor de Palestijnse staat en niet als een obstakel op de weg naar vrede. Dat obstakel wordt gevormd door de bezetting. Pas als die stopt, kan er reële vrede bestaan. Met de Iraakse situatie in het achterhoofd bedank ik voor een door de VS opgelegde democratie.

Ik verwacht dat de verkiezingsuitslag û waarschijnlijk wordt Abu Mazen verkozen û door de verschillende partijen zal worden gerespecteerd. Of Abu Mazen in staat is de vredesonderhandelingen nieuw leven in te blazen? Met de huidige Israëlische gesprekspartner betwijfel ik dat, maar ik hoop het oprecht.

Ziet u in het proces tussen Israël en Palestina een taak weggelegd voor de groep van Israëlische Palestijnen?

TIBI: Iedere Arabier in Israël heeft twee identiteiten: de nationale, die Arabisch Palestijns is, en de civiele, Israëlische. Beide identiteiten zijn belangrijk voor ons. Wij kunnen, denk ik, fungeren als brug tussen de joodse Israëliërs en Palestijnen uit de bezette gebieden. Ik pleit voor het tweestatenconcept û Israël en een onafhankelijke Palestijnse staat û en de implementatie van het zelfbeschikkingsrecht voor de bezette Palestijnen.

Als u terugkijkt op 2004, wat was uw grootste teleurstelling of verdriet?

TIBI: Uiteraard het overlijden van Yasser Arafat. Persoonlijk voel ik het gemis van een vriend en een groot mentor. En als Palestijn vind ik dat ons volk een leider heeft verloren. Maar zijn kracht en invloed zullen nog lang na zijn dood gevoeld worden.

En wat was uw grootste geluk in 2004?

TIBI: ( lange stilte) Geluk? Dat ken ik niet. Ik ben Palestijn, weet u.

Simone Korkus

Simone Korkus

‘Na zoveel jaren bezetting is in Palestina bijna op elk niveau ontwikkelingshulp nodig.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content