Essays van Joost Zwagerman over de oppervlakkige schittering van de Amerikaanse popcultuur.

Joost Zwagerman, ‘Het vijfde seizoen’, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 350 blz., a 19,90.

De helft van het Engels-Ierse dichterskruim uit de achttiende eeuw leed aan manisch depressieve storingen. De zelfmoorddichtheid in deze lyrische rangen was vijftig keer hoger dan onder de normale bevolking. Het zijn cijfers die nog altijd kunnen tellen, ook al is het manisch-depressieve syndroom en zijn behandeling vandaag gemeengoed geworden. Joost Zwagerman (°1963) bespreekt in het titelessay van zijn gelijknamige bundel, Het vijfde seizoen, hoe stemmingswisselingen tegenwoordig bon ton geworden zijn, ook en vooral buiten de literatuur. Het literaire enfant terrible van weleer, aldus Zwagerman, is gedegradeerd tot ‘de verprozacte doorsneemens’. Wat te doen: ‘Hoe je nog te onderscheiden van het vertherapeutiseerde massapubliek’? Zwagermans antwoord: ‘Door een combinatie van Herrenmoral en poëticale spierkracht.’

Zwagerman ontpopt zich in deze lijvige verzameling van recensies, essays en interviews uit de Nederlandstalige en Angelsaksische literatuur en cultuur niet tot de unverfroren beunhaas uit het bovengeciteerde antwoord. Maar hij heeft wel geen hoge pet op van het romantische aureool van de literaire bohème en avant-garde van vroeger. Hij is integendeel gefascineerd door de uitzinnige oppervlakkigheid en de gecultiveerde pose van de Amerikaanse popcultuur. ‘Frigide mensen gaan het helemaal maken’, aldus Andy Warhol, de man van plastiek. Zwagerman valt haast in zwijm voor hetgeen hij zelf als ‘een onnavolgbare oneliner’ bestempelt. En helemaal ongelijk heeft Zwagerman, de literaire man van plastiek, niet, ook al hangt er rond die frigide cultus van de oppervlakkige verpakking iets akeligs morbide.

Zwagerman is zich daarvan terdege bewust en spit met grote klasse de nihilistische onderstroom van dit soort popcultuur uit. Zijn afdeling ‘Americana’ waarin hij het onder andere heeft over Madonna en Kurt Cobain, over de pornodiva Linda Lovelace (zie Deep throat) en over de junksterretjes uit Warhols entourage zijn stuk voor stuk de beste verkenningen in het Nederlandstalige gebied van de excessen van de Amerikaanse popcultuur.

Dat Zwagerman zijn Amerikaanse hoofdstuk afsluit met exploraties van het werk van John Updike en David Leavitt bewijst dat hij ondanks zijn geflirt met de valse schijn van de populaire cultuur uiteindelijk toch eieren voor zijn geld kiest en daarom uitkomt bij de betere burgerlijke gestileerdheid. Het is allicht ook geen toeval dat hij deze bundel inzet met zich te buigen over bij uitstek burgerlijke schrijvers als Gustave Flaubert, Harry Mulisch of Adriaan van Dis en diens al dan niet vermeende plagiaat in zijn Afrikaanse reisverhaal Het beloofde land.

Zwagerman is een erudiete commentator van de hoge en lage cultuur bij ons en in Amerika en Engeland. Misschien jammer dat hij niet alles op alles heeft gezet om zijn Amerikaanse dada helemaal te bespelen. Nu serveert hij een nogal ongelijkmatige ratatouille waarbij de Engelse en Nederlandstalige onderwerpen in het niet verzinken bij zijn voorliefde voor het land van de popcultuur en de pose.

F.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content