Gwy Mandelinck over Dadaab

© Reuters

Poëzie voor Oost-Afrika: twee jaar geleden schreef dichter Gwy Mandelinck al 8 gedichten over de schrijnende hongersnood in de Hoorn van Afrika.

Het Consortium voor Noodhulpsituaties lanceert de oproep ‘Honger in Oost-Afrika – Stop!’

Storten kan op het rekeningnummer: 000-0000012-12.

In 2009 schreef dichter Gwy Mandelinck een reeks van acht gedichten over de pijnlijke situatie van 350.000 vluchtelingen uit Somalië, die in kampen verblijven in en rond Dadaab, een regio gelegen in Oost-Kenia. Haast tachtig procent van de kampbewoners zijn vrouwen en kinderen.

Hungry Het lijfje in je armen, watertandend bij de kom die
dampt van wat ontbreekt. Tuinieren in

de doofpot van het zand; korrels die door
vingers glijden, kleingeld van geen tel.

Maar wat je bovenspit of onderschept: van
gierst het ronde zaad in meel te malen, tand

over tand, gaar te pappen voor een kind
dat hardt rechtop uit kreupelhout.


Spielerei
Je lenden uit een nacht van ingekorte
bedden en fluiten maar, een snede

in het bamboehout. Op schoot een
reiziger van knie tot knie en tussenin

je jurk die golft, een trappelzak,
de grond die wolkt bij elke stoot

en onverwacht dat wicht,
een hoogvlieger in je hals.


Opvang
Het loopt verloren
op ellebogen die verzolen

tweevoeter op zijn kop. Kantelt, veert.
Zijn bovenlip een lus je vinger rond;

het slingert voor je uit:
je vangt, je knieën in een tang,

je tanden die zijn haren kammen.
Je woelt de nacht weer kelderdiep.


Ritueel
Hoe aan te modderen elkaar met
speeksel uit de mond gespaard?

Wat men vindt met je gebit
te schillen. Geen lip trekt zuur,

het suikert in het bloed – zoetstof
die door vliesjes vloeit – en wie

je zoogt, bijt door, verwondt;
je kin trekt door zijn haar begin van slaap.


Ruptuur
Je kind voor je schoot te tam,
bovenarmen in een schaar,

zijn borstbeen snijdt je hand;
getrap, dat glijden van je af,

zijn stem die breekt
en van de tak waarop het zat

– van honger wit gepeld –
stokken in de keel.


Wat trekt
Op welke stokroos ogen uit te
botten, hoe je aan te kijken?

Een vangnet je gezicht, trekt dicht, een draad
die faalt. Je ligt een schoot voor op je kind.

Een sparteling. je dijen knijpen. Uit je rokken
pluist een bed. Men nestelt, schikt

de veren, kuilt zicht in. Diep in de nacht
de maan die trekt: een golf van melk.

Danse macabre
De tocht is ingezet, je voet die
van de landkaart randen trapt,

je hand die naar zijn draaihals
grijpt. Omhelzen, rondjes maken,

voetnoten die je zolen schrijven;
even wankelen, de vleugels

uit hun evenwicht geknipt;
in een punthoofd zijn gewicht getild.


Underground
Waar je loopt geschuif van
wervels niet meer passend

in elkaar; opzij een schedelscherf
geborsteld door de wind. Je kind

geblinddoekt met je hand, het rukt
zich los, rolt door het zand gezeefd

als beendermeel, trekt voor de slaap
dat nachtkleed aan.



Uit: Gwy Mandelinck, ‘Schemerzones’, De Arbeiderspers, Amsterdam

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content