Vogels die het goed doen in een stad, blijken slimmer dan de rest

© EPA

Wetenschappers hebben aangetoond dat er een verband is tussen het succes van een vogel in een stad en de relatieve grootte van zijn hersenen in verhouding tot de rest van zijn lichaam.

Het doet altijd deugd vogels in een stad te zien – een biotoop dat je niet meteen met pure natuur associeert. Maar blijkbaar is het geen evidentie dat je vogels ziet in een stad. Wetenschappers hebben in het vakblad Biology Letters aangetoond dat er een verband is tussen het succes van een vogel in een stad en de relatieve grootte van zijn hersenen in verhouding tot de rest van zijn lichaam: bij stadsvogels die het goed doen, zijn de hersenen verhoudingsgewijs groter dan bij andere soorten.

Dat maakt het hen gemakkelijker om zich aan een nieuw biotoop aan te passen en, bijvoorbeeld, een ander soort nestelplaatsen te vinden dan op het platteland.

De onderzoekers vergeleken voor hun studie het voorkomen van 82 soorten in 22 Franse en Zwitserse steden met censussen van vogels in relevante zones op het platteland. Beestjes die het goed doen in een stad, zoals kauwen, mezen en eksters, hebben verhoudingsgewijs grotere hersenen dan gorzen en vinken.

Hier en daar was er een uitzondering: een diertje dat het toch goed doet in een stad, maar desondanks niet over verhoudingsgewijs grote hersenen beschikt, zoals de zwarte roodstaart. Dat zou te verklaren zijn doordat de diertjes in een stad een biotoop gevonden hebben dat op een bepaalde manier vergelijkbaar is met hun oorspronkelijke leefmilieu – rotsachtige berghellingen voor de roodstaart. Ook duiven, die niet echt bekend staan om hun intelligentie, zouden in die laatste categorie vallen. (DD)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content