Tot 25 maart toont architect Renzo Piano zijn oeuvre in het Centre Pompidou. Een eretribuut van het Centre aan zijn ontwerper.

Het is ook het verhaal van een zeiler-architect voor wie het licht en de wind de belangrijkste inspiratie werden. Toen Renzo Piano in 1998 bekroond werd met de Pritzker (zowat de Nobelprijs voor architectuur) vergeleek hij zich in zijn dankwoord met Robinson Crusoë, “een ontdekkingsreiziger die zich in onbekend gebied waagt”.

De ontdekkingsreis van Renzo Piano begon lang voor hij als 34-jarige samen met Richard Rogers het Centre Pompidou ontwierp. Als zoon van een aannemer zocht hij vooral naar lichte, transparante oplossingen om te ontsnappen aan de gewichtige druk van klassieke gebouwen.

Van alle vroegere architecten was Brunelleschi zijn voorbeeld, “omdat die het hele bouwproces in handen had, van ontwerp tot afwerking, inbegrepen de ontwikkeling van machines om het project te kunnen realiseren”. Na zijn studies in Milaan werkte hij onder meer mee aan de gigantische koepelhangar voor de Boeing 747 in Heathrow.

Met het Centre Pompidou komt Renzo Piano voor het eerst in het internationale licht. Dat gebouw was ook niet niks. “We waren rebelse dertigers”, zegt Piano nu. “Het was een provocatie. Het was in wezen een afwijzing van het Parijse (cultuur)model.”

Nu, dertig jaar later, gunt het Centre Pompidou hem een indrukwekkende overzichtstentoonstelling. Die staat opgesteld in een van de meest gezegende nieuwe ruimten van het Centre: de zuidelijke zaal, een zee van licht met uitzicht op het Ircamgebouw in warm terracotta en de speelse fontein van Niki de Saint Phalle en Tinguely. De Renzo Piano Building Workshop – zo heet Piano’s onderneming met 100 medewerkers in Genua en Parijs – pakt er uit met 20 realisaties en 10 projecten. Op een oppervlakte van 1500m² staan maquettes, werktekeningen, foto’s en video’s geëtaleerd op 22 zwevende tafels, opgehangen in een woud van fijne kabels. Er is geen vast parcours, de werken zijn geschikt rond drie thema’s: l’invention, l’urbanité, le sensible. Of, juister voor deze wezenlijk Italiaanse architect: innovazione, cità, poesia.

De realisaties van Renzo Piano, van een operadecor tot een luchthaven, tonen hoe hij steeds verder zocht naar de ultieme légerté waar hij als jongeman al van droomde op de werven van zijn vader.

Na de oplevering van het Centre Pompidou blijven nieuwe opdrachten een tijd uit. Tot IBM hem vraagt een verplaatsbaar paviljoen te maken voor een tentoonstelling waarmee het computerbedrijf Europa zal rondreizen. IBM wil het idee uitdragen dat in de toekomst niet het gebouw, maar de verzamelde kennis de werkplek bepaalt. Voor Piano een gedroomd project, waarvoor hij een efemeer gebouw ontwerpt, met 44 lichte bogen in (toen al) polycarbonaat.

Nog interessanter is de daaropvolgende opdracht om in Houston een onderkomen te ontwerpen voor The Menil Collection, met zijn internationale kunst, van de oudheid tot en met de modernen. Na de zeer gedicteerde omgeving van Beaubourg in Parijs is Houston voor Piano “een gebied zonder geheugen, waar de culturele context nog moet worden ontwikkeld”. Hij ontwerpt er een gebouw met zo’n ingenieuze lichtwerking dat het licht de ruimte wel lijkt te dematerialiseren en alle concentratie naar de kunstwerken kan gaan.

Het is dus fascinerend om te zien wat er na het betwiste Beaubourg tien jaar later van de tekentafel van Renzo Piano kwam. En hoe hij vervolgens steeds verder gaat op dit efemere ‘lichtend’ pad, eindigend bij zijn huidige werkplek, de Punta Nave in Genua. Een kabelspoortje met een volledig doorschijnende cabine voert er de bezoeker tussen agaven, pijnbomen en bamboe van het Ligurische strand naar een hooggelegen tempel van licht waar de meester en zijn medewerkers hun tekentafels hebben opgesteld, ver van de drukte, met een uitzicht op licht, lucht en water.

Het is verleidelijk te blijven rondhangen in de hoek van de expositie waar de ‘poesia’ de gemene noemer van de projecten en realisaties is. Het voetbalstadion San Nicolas in Bari en de luchthaven van Kansai in Japan zijn mooie proeven van architectonische ‘innovazione’. En voor een bezoeker uit een land waar zo geworsteld wordt met het bouwkundig erfgoed is het leerrijk te zien hoe Piano in Turijn van de gigantische Fiatfabriek uit de jaren ’20 (500 meter lang, vijf verdiepingen hoog, een oefenpiste op het dak) een polyvalente ruimte maakte voor het winkelen, wandelen, exposeren en vergaderen. De fabriek Lingotto werd opnieuw “un pezzo de città” vinden ze in Turijn.

Renzo Piano, un regard construit is een aanstekelijke tentoonstelling, en heus niet alleen – dat is het Centre aan zichzelf verplicht – voor specialisten of architectuurstudenten. Ze toont méér dan alleen bouwtekeningen en maquettes. Ze roept de wisselwerking op en het noodzakelijk wederzijds respect van gebouw en omgeving. Ze toont de evolutie van een architect die in Parijs begon met een rebels statement en die dertig jaar later met grote schroom in Nieuw Caledonië een cultureel centrum bouwt dat uit niet méér bestaat dan uit tien hoge Kanaakse hutten waarin de oceaanwind musiceert.

De tentoonstelling sluit de deuren op 27 maart, waarna ze naar Berlijn verhuist (niet toevallig, want Renzo Piano werkt er mee aan de vernieuwing van de Potsdammer Platz).

In het Centre Pompidou staan er discreet twee schermen, waarop fragmenten worden getoond uit Zabriskie Point van Antonioni en Les Clowns van Fellini. Een subtiele hint van maestro Piano, waarmee hij zichzelf bijzet in de galerij van het Italiaanse genie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content