Het galadiner der Patagonisten geschetst naar waarheid, van klokke 19 tot 1 uur 30 in de morgen, wanneer ik het pand verliet en mij door het in slaap gedompelde Wakkerzeel een weg naar mijn auto baande.

Daar het feest zich vorig jaar eveneens in dit oord voltrok had ik toen in mijn verslag mij nogal neerbuitend over deze gemeente uitgelaten, wat de wrok van sommige bewoners zodanig opwekte dat zij in de pen kropen en mij lofdichten over hun woonplaats toestuurden. Een mijnheer bezwoer mij dat er in de hoofdstraat ooit 23 cafés bloeiende zaken deden. Helaas is dit forse aantal gereduceerd tot 1. Een dame schilderde mij met de pen het Wakkerzeel in de lente en stuurde als toemaatje een satellietfoto waarop voor het geoefend oog de vlek te onderscheiden viel.

Het was dus een nederige schrijver die op 13 maart het territorium der Wakkerzelenaars binnenreed. En waarachtig, rondom mij strekten zich landouwen uit naar verre horizonten waar in de canadabossen in mei wellicht de koekoek roept.

Overmoedig geworden door zoveel pastoraals reed ik de dorpskom uit om de Nationaal 286 te volgen. Deze steenweg is waarschijnlijk uniek, hij kronkelt alsof het tracé ontworpen is door een ambtenaar van Bruggen en Wegen met verstrekkende bevoegdheden die dronken per fiets naar huis reed. Bovendien is hij van het kinderkoptype dat zo goed als uitgestorven is en waarop de Flandriens zich de nieren los reden.

Maar genoeg. Ik keerde mijn wagen en drong terug het klokhuis van Wakkerzeel binnen waar de feestzaal gelegen is. Bij mijn binnentreden had ik reeds het bekende gevoel dat er iets ontbrak. En inderdaad, bij navraag bleek dat mijn tafeldame, met wie ik reeds drie jaar dezelfde hoek deel, afwezig was. Zij leed aan hoogtevrees, vliegangst, claustrofobie en een korreltje pleinvrees, wat leerzame gesprekken opleverde daar ook ik aan deze angsten lijd, pleinvrees daar gelaten, dat echter gecompenseerd wordt door dieptevrees.

Met mijn nieuwe tafelgezellin kon ik geen enkele zinnige fobie delen doch er was een lichtpunt. Zij was het huis ontvlucht voor haar zappende dochters, en ik moet soms in het heelal naar de eeuwige sterrenconstellaties schouwen om het zapwerk van mijn schoonbroer te laten bezinken. Mijn overburen waren oude bekenden, het feest kon beginnen.

Witloofsoep met gerookte forel. Kan dat? zult u vragen. Ja, het kan en het is nog smakelijk ook. Het is een soep vol verrassingen, want men ziet de forel niet, hij ligt verborgen in de diepten van de witloofpurei. Men schept zonder erg en hoera, men haalt een stuk mooi roze vis boven die het verhemelte verblijdt. Toen was er voedsel voor de oren, een stuk voor zang en gitaar, woorden van Garcia Lorca. Ik versta geen Spaans, maar ik vermoed dat er schrome dingen gezegd waren aangaande de kortheid van het leven of de onmogelijkheid tot communiceren. Daarom maar dubbel toegetast aan Parmaham, salami, nog salami en nog iets dat er anders uitzag maar beslist tot de salamisoort behoorde, plus sla. Een palet van pikanterieën, zacht en hard gerookte hammen. De geneugten van deze schotel drongen de waarschuwende woorden van Garcia naar de ondoorgrondelijke hersenkronkels van het vergeten.

Nu volgde een nummer van de verstokte ukulele afdeling der Fundación. Goed, lovenswaardig en toch, maar dit ligt bij mij. Ik zweer op ukulelegebied voor “Schumann aan de Zuidpool”, gearrangeerd voor twee ukuleles en heldentenor. De bastubaspeler van vorig jaar ontbrak. Ik had de man nogal fel op de korrel genomen voor de wijze waarop hij met zijn embouchure omsprong. Naar ik vernam vluchtte hij naar Spanje en vandaar naar Tenerife waar hij op de rand van de vulkaan zich ernstig toelegt op zijn embouchurewerk.

Toen verscheen het onvermijdelijke lam. Daar ik deze zin vorig jaar voor het publiek gooide had de chef speciaal voor mij een konijnenbout klaargestoofd dien ik onder afgunstige blikken tot mij nam. De kok, iemand uit eigen range, had geïnspireerd aan het gerecht een kruidnagel toegevoegd wat aan de stoverij een wierooksmaaktje gaf dat wonderwel harmoniseerde met de gekruide rijst met rozijnen.

Toen moest eigenlijk onze koning optreden. Hij is een accordeonspeler van beroep en vertoont een verbazende gelijkenis met de koning van Patagonië. Ook hij was niet aanwezig. Drie jaar geleden waren bij deze veelgeplaagde man de krullen van zijn achterhoofd in de vlammen opgegaan. Twee jaar geleden was zijn vloeiende baard in zijn instrument klem geraakt en vorig jaar had hij een weerspannige graat ingeslikt die hem het spreken schier onmogelijk maakte. Wat er dit jaar gebeurde was nog niet uitgelekt, maar hij was op de zwarte schijf aanwezig en het onbrak dus niet aan java’s en de valse musette tijdens het kaas en taarten dessert.

Gezien het gevorderde uur vroeg ik met aandrang aan de muzikanten om het kosmische succes “’s Avonds als de sterren dwalen” uit te voeren. Daarna kwam het clublied aan de beurt “O Schoon Patagonië, land waar alles kan”. Hoe schrijnend kwam nu deze tekst over, ik die nog maar een paar weken terug 2.000 frank had moeten neertellen voor fout parkeren.

Hiermee werd het officiële gedeelte afgesloten. Ik begaf mij huiswaarts, de weg zoekend op de satellietfoto, wat mij langs Keerbergen en Putte naar Lier voerde, een omweg van 20 kilometer uitsparend indien ik over Kampenhout Sas was teruggekeerd.

“O Patagonië, land van de vrije man” dacht ik schamper terwijl ik om 2 uur voor een rood verkeerslicht stond in een 30-kilometerzone waar ik niet mocht omkeren en niet claxonneren.

Got

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content