Vrije Tribune

De toekomst van het OCMW

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Binnen exact één jaar zijn het gemeenteraadsverkiezingen. Een aantal thema’s die een rol zullen spelen zijn bekend: de toenemende bevolking, migratie, begrotingen onder druk en sociaal beleid.

Wat dit laatste betreft vragen steden aandacht voor de stijgende druk op het OCMW, door de economische crisis en de toename van steunzoekers uit EU-landen. Dit kan leiden tot een kortzichtig antwoord met als enige focus het verstrengen van de steunvoorwaarden, zonder een grondige analyse van de nieuwe rol die OCMW’s de laatste jaren opnemen. Een thema dat ook actueel is, nu het de Week tegen de Armoede is.

Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn werd in de jaren ’70 opgezet als het sluitstuk van onze sociale zekerheid. Wie geen recht heeft op een vervangingsinkomen en geen andere inkomsten heeft, krijgt OCMW-steun. De OCMW-wet uit 1976 bepaalt dat ‘elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening teneinde eenieder in de mogelijkheid te stellen een menswaardig bestaan te leiden.” Dat betekent dat het OCMW ontworpen is als de onderste trede van de sociale zekerheidsladder. Wie van de hogere treden (bvb. werkloosheidsvergoeding) ‘valt’, kan terecht bij het OCMW. Kortom, wie aanklopt bij het OCMW zit al serieus in de problemen en geraakt er op eigen kracht niet meer uit. Voor deze maatschappelijke zwakkeren past een genereus beleid met steun ‘om niet’. Mensen krijgen steun omdat ze recht hebben op een waardig leven, ook al zijn te zwak of te gekwetst door het leven om er een tegenprestatie voor te kunnen leveren. Deze benadering werd in 2002 genuanceerd met de wet op maatschappelijke integratie die activeringsvoorwaarden zoals werkbereidheid installeerde.

Met de toenemende migratie worden de stedelijke OCMW’s geconfronteerd met een andere instroom. Het gaat hier niet om mensen die in België van de maatschappelijke ladder zijn getuimeld en het OCMW contacteren als laatste reddingsboei, integendeel. Het gaat om nieuwkomers die onderaan starten en het OCMW vaak aanzien als springplank om zo snel mogelijk sociaal te stijgen. In plaats van de laatste val naar beneden wordt het OCMW gecontacteerd voor de eerste stap naar boven.

Hoewel zo niet bedoeld, is het OCMW ondertussen een inburgeringsmachine, die veel mensen en middelen inzet voor het ondersteunen en controleren van nieuwkomers. Zo stijgt het OCMW-budget fors, wat leidt tot drie reacties: het kan niet dat het ‘sociaal budget’ de pan uitswingt, het percentage allochtone leefloontrekkers stijgt (te sterk), we moeten de voorwaarden voor OCMW-steun flink aanschroeven (enkel als je activeerbaar bent, verdien je steun). Met als ultieme uitkomst de visie van Patrick Janssens (sp.a) ‘Voor wat hoort wat’. Deze positionering is volgens Janssens nodig omdat hij van mening is dat vele mensen ons sociaal systeem te genereus en te duur vinden en er te weinig plichten tegenover staan. Hetzelfde verhaal klinkt bij de Gentse OCMW-voorzitter Geert Versnick (Open VLD), die de nadruk legt op activering van leefloners en een hard handhavingsbeleid. Zo dreigt echter het perspectief van de hulpzoekende buiten beeld te geraken, en kan activering verworden tot disciplinering. Van het OCMW als laatste vangnet voor iedereen is hierbij al lang geen sprake meer!

In plaats van deze verschrompeling van het emancipatorisch perspectief van de OCMW-wet tot een kille managementbenadering, is er nood aan een fundamentele innovatie van de sociale zekerheidsarchitectuur, zodat deze uitgerust voor de actuele uitdagingen. Want nu wordt de opdracht van het OCMW tot het uiterste opgerekt, zonder dat deze nieuwe rol en het bijhorende budget duidelijk wordt herkend. Ook wordt de vraag niet gesteld of deze taak wel bij het OCMW hoort. Als we deze vraag niet aan de orde stellen, stijgt de kans dat de huidige neerwaartse druk op het beschermingssysteem zich verder doorzet, waarvan alle OCMW-cliënten, zowel de oude als de nieuwe, de dupe zullen zijn.

De sociale zekerheid die we vandaag kennen kreeg zo’n zeventig jaar geleden vorm. Dit was een reactie op de crisis die ontstond omdat de arbeiders zich niet langer neerlegden bij hun ellendige leef- en werkomstandigheden. Maar ook nadien is de sociale zekerheid aangepast aan nieuwe noden. Zo wijst Bea Cantillon er op dat we de laatste dertig jaar het systeem van de sociale zekerheid hebben aangepast aan nieuwe evoluties zoals het toetreden van de vrouw op de arbeidsmarkt. Vandaag incasseert het systeem de schokken van de migratie. Waarop zich opnieuw de vormgevingsvraag zich stelt: hoe gaan we de ‘sociale beschermingsarchitectuur’ herzien zodat deze adequaat blijft? Dit vertaalt zich in de volgende twee basisvragen. Welke sociale zekerheid voorzien we voor nieuwkomers? En op welke manier organiseren we dat? Hervormen we hiervoor het OCMW, of is er nood aan een nieuw instituut voor nieuwkomers binnen de sociale zekerheid? Want deze groep van mensen verschilt sterk van de klassieke groep van mensen waarvoor het OCMW is opgericht.

Aangezien het hier om een nationale uitdaging gaat, moeten de hogere overheden hier hun verantwoordelijkheid opnemen. Anders blijft het lokale niveau opdraaien voor een falend migratiebeleid. En ook de academische wereld zou hier een belangrijke rol kunnen spelen door het formuleren van pistes voor de toekomst. Ook hier blijft het te stil.

De gemeenteraadsverkiezingen zullen het debat over de uitdagingen voor de gemeenten aanzwengelen. Hierbij kan een visie op de toekomstige rol van het OCMW, en haar plaats binnen het groter geheel van een toekomstgerichte sociale zekerheid, niet ontbreken. Anders zullen tegen het volgend Jaar tegen de Armoede nog meer mensen uit de boot van de sociale bescherming vallen.

Dirk Holemans Fractieleider Groen! OCMW-Raad Gent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content