De nieuwe Centraal-Aziatische republieken rond de Kaspische Zee zijn politiek erg onstabiel. Maar ze zitten wel op enorme olie- en gasreserves en daarom wordt nu al oorlog gevoerd in Tsjetsjenië en Afghanistan. En elders wacht men af.

Op het strand van Sari liggen blokken beton. Het water klotst er zachtjes tegenaan. Je zou geen branding verwachten aan de kust van de Kaspische zee en onstuimig is ze ook niet, maar er is wel een golfslag, zeegeluid, de oneindigheid voor je, een zeeschip op de kim. Om een of andere reden is de zeespiegel aan het stijgen en de infrastructuur voor de badgasten ligt er half ondergelopen bij. Van de betonblokken verwacht men bescherming tegen het opkomende water. Het is februari nog, en er staat een koude wind die vast uit Siberië komt. Een jongetje stookt vuil op tegen een half afgebroken muurtje. Naar verluidt, komen hier in het seizoen nog steeds dagjesmensen voor hun plezier.

Na twintig jaar revolutionair isolement, Amerikaans embargo en economisch wanbeleid, staat het water Iran ook figuurlijk tot aan de lippen. De economische crisis is diep, de bevolking verarmt en een nieuwe economie heeft om van de grond te komen massale investeringen nodig die alleen maar uit het buitenland kunnen komen. Zo gezien heeft de Iraanse economie twee opties. Ofwel alleen van olie en gas leven, zoals in het verleden, ofwel diversifiëren en van onder dat monopolie uit zien te komen. Ongeveer iedereen beweert dat laatste te willen, maar het komt er niet van. Maar beide opties vragen investeringen: een nieuwe industrie moet per definitie opgebouwd worden, en de verouderde olie-industrie moet grondig vernieuwd worden als men ze veel meer olie wil laten verwerken dan momenteel het geval is. Dit is één aspect van de internationale – Europese, maar ook Amerikaanse – belangstelling voor het trage proces van politieke opening in Iran: er is een ‘jackpot’.

Sari ligt aan de zuidkust van de Kaspische Zee. Als je daar stond, vijftien jaar geleden, kon je bijna een halve cirkel maken over het watervlak, van west over noord naar oost, en weten dat het daar overal Sovjet-Unie was: de Kaspische Zee had maar twee oevers en twee hoofdsteden, Moskou en Teheran. Het spreekt vanzelf dat er tussen die twee, zeker na de islamitische revolutie, een telefoonlijn liep.

Maar sta je daar nu met je neus naar het noorden, dan heb je aan je linkerhand Azerbeidzjan, hoofdstad Bakoe, bekend van de aardolie en de oorlog met Armenië, en daarachter de Kaukasus. Meer noordoostelijk ligt Rusland, tot voorbij Astrakhan haast pal in het noorden. Dan, noord-noordoost, begint Kazachstan. En aan je rechterhand, nog geen dagreis weg, Turkmenistan. Vijf landen liggen nu aan de Kaspische Zee. Het eerste onmiddellijke gevolg daarvan was dat de afspraken met de oude Sovjet-Unie ongeldig werden. Toch zeker die over de verdeling van de olie onder de Kaspische Zee. Dat is één kant van het probleem.

FABELACHTIG

Centraal-Azië is het continent van duizend-en-één nacht, daar worden gemakkelijk sprookjes over verteld. Een van de mooiere sprookjes was dat van de oliereserves van het Kaspische zeebekken. Die zouden zo groot of groter zijn dan die van de Perzische Golf (die bevat meer dan 600 miljard vaten olie aan ‘bewezen’ reserve, en 45 triljoen kubieke meter aardgas). Ook omdat dit redelijk ontoegankelijke gebieden waren, werd dit lang voor waarheid aangenomen, maar met de implosie van het Sovjetrijk, het uiteenvallen van het GOS (Gemenebest van Onafhankelijke Staten) en de plots levendige belangstelling van die staten voor al wat Amerikaans was, werd het mogelijk de reserves te gaan meten. Het resultaat is gas, veel gas, maar minder olie dan werd verwacht: 28 miljard vaten olie, 7 triljoen kubieke meter gas. De meeste olie in Kazachstan, het meeste gas in Turkmenistan. Er kan nog veel meer zijn, want niet overal is geboord, gezocht, gemeten.

Hoe dan ook, wat vroeger een element was in het economisch systeem van de Sovjet-Unie (alle gas- en olie-export van deze landen werd gecentraliseerd in Moskou en vandaar verder uitgevoerd, en eigenlijk nooit echt betaald) zou nu de basis moeten zijn van de economische en industriële ontwikkeling van de nieuwe, onafhankelijke, Midden-Aziatische republieken. Het probleem is het transport. Behalve Rusland en Iran, zijn al deze landen geografisch ingesloten in Azië. Dat betekent dat de olie alleen via internationale pijpleidingen op de markt te krijgen is. De oorlog over die pijpleidingen is een tweede aspect van het probleem.

Daarbij speelt de voorgeschiedenis van de Koude Oorlog nog mee. Toen behoorde Iran tot de Amerikaanse invloedssfeer en de Centraal-Aziatische republieken beschouwde men als Russische kolonies. In de huidige situatie beschouwt Washington Iran als vogelvrij en Rusland als onbetrouwbaar. De Amerikaanse strategen willen dus pijpleidingen vermijden die door Rusland of Iran zouden lopen. Niet om economische, maar om politieke redenen: Centraal-Azië moet ingelijfd in de Amerikaanse invloedssfeer, omwille van zijn geopolitieke ligging, van zijn olie en gas, en van zijn status als ex-sovjetkolonie die de Russen niet opnieuw in handen mag vallen. Zeker in één opzicht zijn de Centraal-Aziatische landen het hiermee eens: alles is voor hen beter dan opnieuw afhankelijk te worden van het verouderde Russische pijpleidingennet en de organisaties die het beheren. Die hebben immers Centraal-Azië uitgezogen en zonder enige infrastructuur achtergelaten, zodat in deze ‘uithoeken van het imperium’ de onafhankelijkheid nu van de grond af moet worden opgebouwd.

Het spreekt vanzelf dat de Russen, voor zover ze hun ideeën op een rijtje hebben, de zaak anders bekijken. In alle logica kan Vladimir Poetin, de nieuwe baas van het Kremlin, maar twee strategische prioriteiten hebben, die de sleutel vormen voor alle verdere beleid: ten eerste die wegsprintende Centraal-Aziatische republieken weer zo goed en zo kwaad als het kan bij het GOS betrekken, ten tweede de olie- en gasuitvoer weer op gang brengen. Het is geen toeval dat Rusland opnieuw oorlog voert in Tsjetsjenië – niet tegen de ‘fundamentalisten’, wel voor de controle over de oliepijplijn die van Bakoe naar Novorossisk op de Zwarte Zee loopt – en Georgië tracht te destabiliseren.

VIER PIJPLEIDINGEN

In principe wordt er gepraat over vier mogelijke pijpleidingen die het Kaspische bekken met de wereld kunnen verbinden. Eén gaat door Iran naar Bandar Abbas, de haven in de Perzische Golf, en bestaat ten dele al. Daardoor is ze, zeker in de ogen van alle Iraniërs, veruit de goedkoopste, meest logische, en economisch meest verantwoorde oplossing. Een tweede is de fameuze Unocal-lijn die uit Turkmenistan door Afghanistan naar Pakistan zou lopen, en in de Golf van Oman uitmonden (zie kader). Plannen daartoe zijn voorlopig opgeschort vanwege het Taliban-regime in Afghanistan. Een derde loopt via Kazachstan door Rusland. En de vierde, de enige die aan de politieke criteria beantwoordt – niet door Iran en niet door Rusland -, zou van Turkmenistan onder de Kaspische Zee door naar Azerbeidzjan lopen, en dan door Turkije naar Ceyhan aan de Middellandse Zee. Daarvoor is dan ook, onder Amerikaanse druk en tot grote vreugde van de Turken, vorig jaar een contract getekend. Verder is er nog niet veel aan gebeurd zodat men, zeker in Iran, hier en daar kan horen dat de échte beslissing nog niet gevallen is. Immers, met een kostprijs van 2,5 miljard dollar is dit project veel duurder dan andere, vergelijkbare oplossingen. Daarbij is het ook veel moeilijker: een pijpleiding op de zeebodem leggen, vereist technologie en knowhow die niet echt courant is. En gevaarlijker: de Kaspische Zee is een dode zee, als er met die leiding iets gebeurt, bijvoorbeeld bij een aardbeving, is de ecologische ramp niet te overzien. Een en ander doet Dr. Alavi ( Institute for International Energy Studies, Teheran) zeggen dat de VS ‘misschien maar een spelletje aan het spelen zijn, in afwachting van een verbetering van hun betrekkingen met Iran’. De wens is al gauw de vader van de gedachte, te meer daar de Amerikanen natuurlijk niet alleen staan met hun argwaan tegenover Iran en Rusland: veel Europeanen denken er precies hetzelfde over.

Dat zijn de lieden die met de ‘Euraziatische corridor’ bezig zijn, de ‘zijdeweg van de 21ste eeuw’, transkaukasische transportprojecten als het Europese Traseca-programma. Het zijn allemaal varianten op het oude ‘roll back’-programma uit de Koude Oorlog, die voorlopig niet coherent zijn of op elkaar afgestemd. Men is het er wel over eens dat Moskou zijn zuidrand, zij het achter de Kaukasus zij het in Centraal-Azië, onder geen beding mag terugwinnen. Wat impliceert dat Europeanen en Amerikanen dat gebied voor zichzelf willen: zie de stemmen die opgaan om de NAVO opdrachten te geven tot diep in Midden-Azië. Maar men weet nog helemaal niet wat aangevangen met vechtende Georgiërs, islamitische Tsjetsjenen, of gewoon maar Turken. Laat staan dat er een coherente politiek zou zijn voor Iran, waar de Amerikanen nog vaak de baarlijke duivel zien en de Europeanen meestal niet goed weten wat ze moeten denken. Dit gebrek aan eengemaakte politieke visie zowel bij de Russen als bij de westerlingen, zou een unieke kans moeten bieden aan de nieuwe onafhankelijke staten achter de Kaukasus en in Centraal-Azië. Vooral omdat zij letterlijk op die olie en dat gas zitten. Zo komen we bij de olieparadox.

VEEL IS NIET GENOEG

Vraag twee experts hoe iets in elkaar zit en je krijgt drie antwoorden. Er is veel te veel olie, zeggen Britten en Amerikanen, op langere termijn kan de prijs ervan alleen maar dalen. Britten en Amerikanen hebben gemeen dat zij zelf wel olie hebben, maar het grootste deel toch invoeren. Zij bekijken het probleem globaal. Er is nog veel olie, zeggen Arabieren, Iraniërs, en Europeanen, maar die vernieuwt zich niet. De voorraden verminderen en zullen ooit op raken. De prijs kan dus alleen maar stijgen. Zij bekijken het probleem vanuit hun eigen voorraden.

De prijs van de olie heeft te maken met de kosten van het oppompen. Neem Saudi-Arabië, het koninkrijk van de olie, en de andere Golfstaten. Zij waren zeer rijk, maar in economische termen is hun geld op. Zij kunnen meer verdienen door meer olie op te pompen, maar daardoor doen ze de prijs dalen. En hun olie-installaties moeten worden vernieuwd, zeker als ze beduidend veel meer olie willen oppompen. Maar als de prijs per vat zakt, is dat niet rendabel meer. Hetzelfde geldt a fortiori voor Irak en Iran (Irak met zijn ‘Oil for food’-handel, dat niet eens in staat is verhoogde quota olie te realiseren met zijn stukgebombardeerde installaties, Iran dat nog altijd geboycot wordt), en voor de Centraal-Aziatische landen, die niet moeten vernieuwen maar opbouwen: toen vorig jaar de olieprijs naar de elf of tien dollar per vat ging, werd de olie voor veel landen te goedkoop om ze te blijven oppompen. Installaties gingen dicht, hele landen stevenden op het failliet af. En de Turkmenen, de Kazachen, de Azeri’s en anderen konden hun opbouw en hun onafhankelijkheid wel vergeten. De Iraniërs bleven gevangen in hun economische crisis. Het schrikbeeld was dat sommige landen, om een weg hieruit te forceren, nog meer zouden gaan pompen, of dat het embargo op Irak zou worden opgeheven zodat ook die enorme reserves op de prijs zouden gaan wegen. De lage olieprijs was dus een remmende factor op de economie en op de ontwikkeling van de oliesector zelf.

Daarom ging de prijs vorig jaar weer omhoog. Het kartel van olieproducerende landen had beslist minder olie op de markt te pompen. Een paar niet-OPEC-landen sloten zich daarbij aan (Mexico, Oman, Noorwegen en Rusland). Daarbij kwam een koudegolf op de Amerikaanse oostkust en in twaalf maanden verdriedubbelde de prijs per vat naar 28 dollar, naar meer dan dertig dollar zelfs. Toen dreigden de stocks leeg te raken en begon de Amerikaanse transportsector te protesteren (de Belgische minder, omdat hier de schommeling van de olieprijs er nauwelijks toe doet: het grootste deel van de prijs van onze olieproducten bestaat uit heffingen) de olieprijs werd een politieke kwestie in het Amerikaanse verkiezingsjaar en energieminister Bill Richardson ondernam een reis naar de olielanden van het Midden-Oosten en Centraal-Azië. In naam van de wereldeconomie die door de te hoge prijs bedreigd werd. Bij de OPEC was Saudi-Arabië wel bereid zijn argumentatie over te nemen – en Iran niet. Uiteindelijk besloot de OPEC einde maart in Wenen de rem op het pompen voor een tijd weer weg te nemen, om de prijs naar 24 à 25 te doen zakken, in de hoop hem daar te kunnen houden. Iran weigerde de tekst te ondertekenen, maar beloofde wel zelf ook meer te gaan pompen. Daarom zou de prijs nu weer even naar beneden gaan – maar in de zomer zakken de prijzen altijd een beetje (zeggen de Iraniërs), dus dat kan gezichtsbedrog in de hand werken, of een onvoorziene te grote daling. Hoe dan ook, de betrokken oliestaten kunnen niet echt veel meer gaan pompen dan ze nu beloofd hebben, zonder hun installaties uit te breiden en te vernieuwen (zie boven).

IRAANSE STRATEGIEëN

Iran vindt die prijs van 24-25 dollar per vat best oké. Het is ook tegen de te hoge prijs, maar het heeft oog voor de eindigheid van de eigen reserves. En het gaat de VS niet helpen een prijs te drukken die ze zelf onder meer door een boycot van Iran hebben opgedreven. Midden in heel dit web van olie- en gasintriges, ‘New Great Games’ en industriële strategieën, werkt Teheran aan een nieuwe Iraanse sleutelpositie in de energiewereld. In de Golf – bij de haven Bandar Abbas – zijn nieuwe gas- en olievelden in ontginning. Wat daar opgepompt wordt, is voor de export naar het zuiden. Tegelijk koopt Teheran in het noorden olie in het Kaspische bekken (zelf heeft het westerse oliemaatschappijen in de Iran toegewezen sector laten proefboren), voor het eigen verbruik: dit is de essentie van een ‘swap’-operatie. Overal worden nu nieuwe wegen aangelegd, snelwegen en ook spoorwegen. Met Turkmenistan is er een gas-akkoord, de pijpleiding komt aan in Kord-kuy, vlak bij de grens. Een andere terminal staat in Neka, bij de oude haven Noshahr. De Iraanse Kaspische Zee-havens zijn klein en ondiep, of liggen midden in een stad, zoals Noshahr. Zolang die alleen dienden voor de kaviaarvissers en nu en dan een bootje uit Bakoe of Astrakhan, was dat meer dan genoeg en best pittoresk. Maar nu, met het grote spel in het Kaspische Zeebekken, en de herstructureringen in het immense Rusland, bleek voor Teheran de inzet te groot om het daarbij te laten. Vandaar de knoop van Amirabad.

Amirabad bestond vroeger niet of nauwelijks en staat nog niet op de kaarten, tenzij misschien als vissershaven. Hier wordt het grote complex gebouwd waarmee Iran de Kaspische Zee ’te lijf wil gaan’ – en dan vooral die nieuw onafhankelijke staten uit de vroegere Sovjet-Unie. Hoort men niet geregeld Iraniërs zeggen, tussen hun klachten door, ‘Intussen hebben wij het van alle buurlanden nog het best…’ Want China is ver, Rusland is ingestort, de VS doen alsof ze niet bestaan: Iran is het enige overgebleven Rijk in de regio, het komt erop aan de leiding te nemen vooraleer de anderen geld of hulp genoeg bij elkaar hebben. In Amirabad, tussen Sari en Neka en zijn terminals, komt een spoorweg aan die het verbindt met het net van Teheran. De autoweg wordt nog gebouwd.

Amirabad wordt een diepwaterhaven annex Speciale Economische Zone, met petroleumpieren en roro-pieren en al wat een Kaspisch hart zich aan machinerieën wensen kan, op een gebied van 2000 hectare. Dit moet niet alleen een gloednieuw economisch centrum worden, maar dé Kaspische haven. De haven die de hele trafiek uit Rusland kan opvangen, de Russische olie uit het noorden en wat nog meer uit de Federatie komt, en ze doorsturen, per spoor, naar Bandar Abbas, de opening naar het zuiden, naar Oost- en Zuid-Azië en Afrika. Als ze aan Amirabad kunnen doorwerken (men hoort dat het geld maar in horten en stoten vrijkomt en dat het werk soms stilligt aan de haven), zullen ze tegen de tijd dat de andere Kaspische Zeelanden kunnen beginnen een beslissende voorsprong hebben genomen. Zeker als de Amerikanen ooit bijdraaien. Dat moment komt er aan, denken de Iraniërs: Madeleine Albright heeft al excuses geformuleerd. Al koop je daar nog niets voor, momenteel.

Zo wacht het land op de zomer. Bij Sari en Noshahr en langs de mooie kusten staan de oude villaatjes en vakantiedorpen zwart uitgeslagen en half ingestort op nieuwe lagen verf te wachten. Nieuwe rijken bouwen hun afzichtelijke parvenu-paleizen aan de waterkant. De crisis bijt tot op het bot. Maar in de zomer zullen die van Teheran weg willen van de smog en de vervuiling, en hier vis komen kopen en uitdampen, in vijftig graad Celsius. En daarna…

Foto’s Maria Fialho

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content