Ludo Dosogne

Jan Karski: bittere getuigenis over joodse uitroeiingskampen

Ludo Dosogne Ludo Dosogne volgt voor Knack de 65e editie van het Festival van Avignon.

De openingsvoorstelling van het Festival d’Avignon is een bittere getuigenis over joodse uitroeiingskampen.

Hoe krachtig of hoe machteloos is het gesproken woord? De Poolse verzetstrijder Jan Karski ondervond tijdens de Tweede Wereldoorlog dat zijn gedetailleerde gruwelijke getuigenissen over de vernietiging van de joden niet werden opgepikt door de geallieerde regeringsleiders, die hij persoonlijk had benaderd. Toen hij nadien op de Georgetown University doceerde repte hij vier decennia lang met geen woord meer over die nare ervaringen.

In de film ‘Shoah’, die Claude Lanzmann halverwege de jaren tachtig draaide, doet hij daarentegen wel zijn verhaal. Maar hij vertelt niet alles zodat hij als een mysterieuze figuur overkomt, die Yannick Haenel tot een geromantiseerde biografie heeft geïnspireerd. De auteur stuurde het boek naar de Franse theatermaker Arthur Nauzyciel nadat hij zijn rituele voorstelling Ordet (Het woord), waarin een dode vrouw op miraculeuze wijze wordt opgewekt, had gezien.

Als afstammeling van een Poolse joodse familie, die in Auschwitz-Birkenau grotendeels werd uitgemoord, besloot hij om het lijvige boek tot een theaterstuk te bewerken. Het Festival van Avignon programmeerde Jan Karski (Mon nom est une fiction) ( * * * oe ) als openingsvoorstelling.

‘Extermination des juifs’

De zaal is nog in duisternis gehuld als een deportatietrein luidruchtig voorbij dendert. Laurent Poitrenaux, die zowel over Jan Karski bericht als hem belichaamt, oogt in eerste instantie als een alledaags burgermannetje. Hij praat gelaten, niet altijd even duidelijk. Om de haverklap verwijst hij naar de ‘extermination des juifs’, ongetwijfeld de meest gebruikte uitdrukking in de voorstelling, die bijna drie uur in beslag neemt. Hij vertelt hoe hij zowel met soldaten van het rode leger als met de nazi’s diende af te rekenen. Vanuit het verzet werd hij belast met een verslag voor de Poolse regering in ballingschap over de toestand van de Poolse joden. Op een clandestiene manier kon hij vermomd in het beruchte kamp Izbica Lubelca infiltreren. Zijn microfilms met een massa gegevens verborg hij in een sleutel, die aan de autoriteiten werd overhandigd.

Van het Vrijheidsbeeld dat tijdens het eerste deel op een filmscherm verschijnt, wordt slechts een gedeelte onthuld. De teleurstelling over de Amerikaanse president, die onverschillig blijft voor Jan Karski’s hoogdringende mededelingen, is groot. Plots worden we verrast met een vinnig tapdansje. De tapschoenen blijken zijn oom Karel te hebben gered toen die als jonge knaap in Auschwitz werd ingeschakeld bij het Kartoffel Kommando, dat in weer en wind aardappelen versjouwde. Toen zijn oorspronkelijke schoenen waren afgepakt kon hij de meegebrachte tapschoenen maar al te goed gebruiken. Blootsvoets had hij het er niet levend van af gebracht.

Beklemmende filmbeelden

Rusteloos zoomt de camera in op een stadskaart, waar de verschillende wijken in het vroegere joods getto van Warschau zijn aangeduid. Nauzyciel is er bij de voorbereiding van deze productie met de hele ploeg naartoe getrokken. Van het oorspronkelijke stadsgedeelte blijft niets over. Bij de beelden bekruipt je een ongemakkelijk gevoel. Hoewel het scherm alleen maar dezelfde pijltjes, woonblokken en straataanduidingen toont, wil je uit dit beklemmend labyrint zo snel mogelijk ontsnappen.

Voor het pseudoromantisch luik ontwierp de Cubaanse vormgever Riccardo Hernandez een krullende wachtruimte met verschillende deuren. Karski droomt daar over Pola Nirenska, met wie hij zijn passie voor het pompeuze, klassieke schilderij ‘Poolse ruiter’ van Rembrandt deelt. Hun beider eenzaamheid en innerlijke leegte zouden ze misschien door de liefde kunnen overwinnen.

Maar wanneer danseres Alexandra Gilbert op een achterbank plaatsneemt, kijkt hij de andere richting uit en begint hij weer over de uitroeiingskampen. Enkele taferelen later weet zij toch zijn aandacht te winnen tijdens een heftige dans, waarin zij af en toe de Boeddhahouding overneemt. Wanneer ze met haar vingers begerig de polsaders aftast maakt ze echter ostentatief duidelijk dat ze zelfmoord zal plegen.

Zwaarmoediger dan Jan Karski (Mon nom est une fiction) kan een theaterproductie moeilijk zijn. Toch was dit een gedurfde festivalopener, omdat een nieuwe generatie getuigen van de Tweede Wereldoorlog ons waakzaam houdt.

Ludo Dosogne

Mon nom est une fiction, nog tot 16 juli in Operatheater te Avignon. Nadien op internationale tournee.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content