Rik Coolsaet doceert internationale politiek aan de Universiteit Gent.

Vier jaar is het geleden dat Osama Bin Ladens kamikazes hun massamoord pleegden in New York. Hij heeft vele redenen om tevreden te zijn. Maar in zijn plaats zou ik mij doodongerust maken, want zo florissant oogt zijn jihad niet.

Zijn vonk heeft geen wereldwijde bosbrand aangestoken. In het Midden-Oosten zijn de bevolkingen niet opgestaan om af te rekenen met hun afvallige regimes. Maar – naar de woorden van Bin Laden – ‘het ontwaken is begonnen’. Zo lijkt het althans. Op zowat alle continenten plegen plaatselijke jihadi’s nu aanslagen in naam van de islam, met Al-Qaeda als virtueel verbindingsteken. Bin Laden is erin geslaagd lokale groepen en plaatselijke extremisten wereldwijd samen te brengen in een gedeeld visioen dat zij strijden in naam van de onderdrukte oemma, de mythische gemeenschap der gelovigen. Hij heeft hen een geperverteerde lectuur van de islam aangeboden als de nieuwe godsdienst van de onderdrukten – zoals Marx ooit met zijn Manifest deed.

Zelf hoeft hij geen aanslagen meer te plannen. Hij gebruikt aanslagen die in zijn naam gepleegd worden, om zich voor te doen als de voorhoede in een wereldwijde ontvoogdingsstrijd. Bin Laden kan niet anders dan in zijn nopjes zijn dat westerse media plaatselijke aanslagen, gepleegd door plaatselijke extremisten, gefinancierd met plaatselijke middelen, aan hem blijven toeschrijven. Het zet zijn aureool en zijn mythe telkens wat meer luister bij.

En moest ik Bin Laden zijn, dan zou ik persoonlijk elke journalist en elke politicus bedanken die een aanslag door extremistische jihadi’s steevast als ‘moslimterrorisme’ bestempelen (waarom hadden we het bij IRA-aanslagen eigenlijk nooit over ‘katholieke aanslagen’?). Wie dat doet, duwt onze migrantengemeenschappen telkens wat verder in het defensief en in het isolement – net op het ogenblik dat zij onze samenwerking het meest nodig hebben, en wij de hunne.

De Nederlandse inlichtingendienst waarschuwt er trouwens al jaren voor: het grootste gevaar dat ons bedreigt is het klimaat van onverdraagzaamheid waarin frustraties over de multiculturele samenleving oude en nieuwe Nederlanders tegen elkaar opzet. Zoals Osama Bin Laden gehoopt had.

Maar er is een keerzijde die Bin Laden niet zal willen zien. Elke aanslag die in zijn naam wordt gepleegd, verwijdert hem wat meer van de mensen in wier naam hij zegt op te treden. Sinds enkele maanden vaardigt de ene na de andere moslimautoriteit fatwa’s uit tegen terreuraanslagen in naam van de islam en tegen Osama Bin Laden. In de Verenigde Staten bevatte een fatwa zelfs de verplichting voor moslims om samen te werken met de autoriteiten. Bin Laden zou bijzonder ongerust moeten zijn als hij de peiling onder de Britse moslims onder ogen kreeg, net na de aanslagen in Londen. Bijna negen op de tien ondervraagden willen de politie helpen bij het opsporen van extremisten in de eigen gemeenschap.

In het Midden-Oosten schenken steeds minder mensen hun vertrouwen aan Bin Laden, en steeds meer beschouwen er het terrorisme in naam van de islam als een grote bedreiging, zo leren ons peilingen. Ze hebben gelijk. Een snelle berekening leert dat in de afgelopen vijftien jaar veertig keer meer moslims dan westerlingen het slachtoffer werden van aanslagen gepleegd in naam van de islam.

Een politieke beweging die vervreemdt van haar doelgroep, is niet meer dan een sekte. Zij is gedoemd om eerder vroeg dan laat in de vuilnisbak van de geschiedenis te belanden. Bin Ladens jihad doet denken aan de profetische woorden die prins Kropotkin – de oervader van het anarchistische terrorisme honderd jaar geleden – aan een van zijn medestanders schreef: ‘Ik vrees dat wij, jij en ik, de enigen zijn die geloven dat de revolutie nabij is.’

Rik Coolsaet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content