Voor het minimumpensioen van zelfstandigen is een grote inhaalbeweging gebeurd. Toch bedraagt het nog altijd minder dan de ‘Inkomensgarantie voor Ouderen’.

Toen liberalen en socialisten in 1999 de paarse coalitie vormden, namen ze zich voor om de sociale statuten (pensioen, werkloosheid, ziekteverzekering, arbeidsongeschiktheid, kinderbijslag) van werknemers en zelfstandigen dichter bij elkaar te brengen. Professor Bea Cantillon mocht daarover studiewerk verrichten. Maar samen met de politiek, stootte ze op vele administratieve, financiële en andere problemen om de twee sociale stelsels gelijk te schakelen.

Toch maakte de regering een inhaalbeweging voor de zelfstandigen. Wat hun pensioenen betreft, ging het onder Paars I vooral over welvaartsaanpassingen. Vervolgens besliste Paars II begin 2004 om het minimumpensioen van de zelfstandigen (voor een volledige loopbaan van 45 jaar) in vier stappen te verhogen. Tussen 1999 en eind dit jaar zal die minimumuitkering zijn gestegen van 705 naar 1062 euro per maand voor een gezin, en van 529 naar 796 euro per maand voor een alleenstaande. Daarvoor (en ook voor een betere sociale bescherming van zelfstandigen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderschap en faillissement) trok de regering de alternatieve financiering van hun stelsel op van 183 miljoen in 2000 naar 461 miljoen aan belastinggelden dit jaar.

Nu bedraagt het minimumpensioen van zelfstandigen 975 euro per maand voor een gezin en 738 euro per maand voor een alleenstaande. Dat is minder dan de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). Dit ‘leefloon’ voor bejaarden, die weinig of geen pensioenrechten opbouwden, bedraagt 795 euro per maand voor een alleenstaande en 530 euro per maand voor een samenwonende. De Unie voor Zelfstandige Ondernemers (Unizo) wil dat de volgende regering het minimumpensioen van zelfstandigen optrekt tot 10 procent boven de IGO.

Die eis – en het wegwerken van het kleine verschil dat er eind dit jaar nog blijft bestaan met het minimumpensioen van werknemers – verhult een ander discussiepunt. In 2004 besliste de regering ook om vanaf juni 2006 aan zelfstandigen een verplichte kapitalisatiebijdrage van 1 procent op hun inkomen te vragen voor een aanvullend pensioen. Unizo en andere belangenorganisaties veegden dat van tafel. Ze willen dat zelfstandigen in hun eigen tempo en flexibel kunnen bijdragen voor een aanvullend pensioen (bijvoorbeeld voorafbetalen in goede jaren, niets bijdragen in een slecht jaar). Maar ook op dat vlak hebben zelfstandigen nog een hele weg af te leggen. Volgens het Nationaal Strategisch Pensioenrapport van 2005 sparen nog maar 135.000 zelfstandigen (of een op de vijf) voor een aanvullend pensioen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content