Er komt geen einde aan de reeks van botsingen tussen het gerecht en de media. De relatie tussen de twee is in elke democratie delicaat, maar dat wil daarom niet zeggen dat ze gedoemd zijn om elkaar voortdurend in de haren te vliegen. Het lijkt soms simpel een kwestie van afspreken en terreinen afbakenen, maar zo eenvoudig vlot het in de praktijk niet.
Vorige week verscheen in Gent Joop Schafthuizen voor de rechter, de homofiele vriend van de Nederlandse schrijver Gerard Reve. Schafthuizen werd vervolgd omdat hij zich had vergrepen aan een knaap die bij het koppel regelmatig klussen opknapte. Een journalist van de krant Het Laatste Nieuws beschikte over uitstekende informatie over de zaak, onder meer omdat de krant het voor de ouders van de jongen financieel mogelijk maakte om een kopie van het dossier te krijgen. De ouders hadden inzagerecht – de krant keek over hun schouder mee. Schafthuizen achtte zijn privacy geschonden en diende klacht in. De journalist van Het Laatste Nieuws bracht enkele dagen door in voorarrest. De krant schreef geen woord dat niet juist was: Schafthuizen koketteerde ook in het verleden graag met zijn pedofiele geaardheid.
De rechter veroordeelde Joop Schafthuizen tot enkele maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, en verwees hem naar een psychiater. De journalist kreeg een fikse boete. Daarmee bleef de pijnlijke vaststelling dat de pedofiel die zich aan een kind vergreep uiteindelijk geen dag in de cel doorbracht, terwijl de journalist die daarover schreef wel achter slot en grendel belandde. Dat is in elk geval ongerijmd.
Journalisten staan niet boven de wet. Die bepaalt onder meer dat berichtgeving over lopende strafzaken het onderzoek in de war kan sturen. Wie informatie uit zo’n onderzoek lekt, kan worden gestraft. Maar journalisten moeten ook hun werk kunnen doen. Bovenstaande regel werd op zeker ogenblik zo strikt toegepast dat media zelfs geen informatie meer kregen over de vaststelling van verkeersongevallen.
Het is een taak van journalisten om in potjes te kijken, die anders gedekt zouden blijven. De rechter verweet Het Laatste Nieuws onder meer dat de krant uit winstbejag had gehandeld, om meer exemplaren te verkopen. Kranten zijn commerciële bedrijven die inderdaad graag goed boeren – dat is tot nader order niet oneerbaar of ongeoorloofd. Het spreekt vanzelf dat journalisten zorgvuldig moeten omspringen met informatie waarover ze beschikken. In de kwestie met Joop Schafthuizen kan daarover geen discussie bestaan. Maar het gebeurt geregeld dat er uit processen-verbaal wordt geciteerd, alsof wat daarin staat het resultaat is van onthullend onderzoek. Veel mensen weten niet dat een proces-verbaal gewoon een getuigenis is, dat als dusdanig is opgetekend, maar dat weinig zegt over schuld en onschuld.
Het is vaak dansen op een heel slappe koord. Er is de voorbije jaren intensief geïnvesteerd om de media op een acceptabele manier hun eigen, specifieke rol te laten spelen. Er is door de persverenigingen met ministers en parlementsleden gepraat. Er is een Raad voor de Journalistiek opgericht, die door een magistraat wordt voorgezeten. Die Raad moet erop toezien dat journalisten de regels respecteren die eigen zijn aan hun vak. Dat moet een garantie zijn dat namen en reputaties niet meer lichtzinnig te grabbel worden gegooid – wat de rechter in Gent eigenlijk veronderstelde.
De overheid zou de instellingen die ze mee mogelijk maakt ook de kans moeten geven om hun werk te doen. Repressie tegen een journalist is nooit een oplossing. Uitleg en transparantie zijn dat wel.
Hubert van Humbeeck