Benno Barnard

Ondertussen in de Lage Landen

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

‘Word wakker, geest! Word wakker! En gegroet, sukkels!’ Benno Barnard komt buiten en observeert, met dank aan Witold Gombrowicz.

Maandag Wonen aan de taalgrens biedt onder meer het voordeel dat je zonder speciale inspanningen allerlei antropologische observaties kunt doen, bijvoorbeeld in de supermarkt, tussen het gewemel der huisvrouwen. Bij de Vlaamse Delhaize treft me de ijver waarmee de klanten op de lopende band aan de kassa plastic schotjes tussen hun boodschappen en die van de klant voor hen plaatsen: het is een vorm van verkavelen, die accordeert met het landschap, want drie kilometer verderop, bij de Waalse Champion, zijn geen plastic schotjes en verrijzen er ook heel wat minder zielloze huizen. Die merkwaardige Vlaamse gewoonte herinnert me aan de stenen tegel die de uiterste hoek van mijn buurmans inrit markeert, daar waar zijn perceel met mijn perceel en de straat een drielandenpunt vormt. Ik, nonchalante chauffeur, ben al enkele keren over zijn tegel heen gereden, maar ondanks mijn vriendelijke verzoek haalt hij de grenspaal niet weg. Anale obsessie? Pipi de territoire? Moet ik de waarheid in de biologie of in de psychologie zoeken?

Dinsdag Ik heb de gewoonte mijn medeconsumenten bij het betreden van winkel of postkantoor te groeten. De Vlaamse klanten schrikken daar steevast van, alsof ik ze op een vergrijp heb betrapt, en mompelen iets onverstaanbaars terug. Soms antwoorden ze ook helemaal niet; in dat geval gedraag ik me alsof ik met doven te maken heb: ik herhaal met enige nadruk mijn groet. ‘Waarom zegt u twee keer gedag?’ vroeg een vent in de hal van de bank onlangs. Ongewone Vlaamse assertiviteit! ‘Omdat u niet antwoordde,’ antwoordde ik. ‘Ik dacht dat u me niet gehoord had.’ De man keek me minachtend aan en zei toen: ‘Is dat dan verplicht of zo?’ Het was alsof ik een augurk lastigviel in zijn persoonlijke pot azijn. ‘Nee,’ zei ik, ‘maar het is wel zo vriendelijk.’ De boerenpummel wendde zich grommend af: ‘Gaatinollandzevere.’

Woensdag De Walen jubelen zonder mankeren ‘Bonjour!’ (met de klemtoon op de eerste lettergreep). In gezelschap van een technische Nederlandse vriend ging ik naar de Brico in Waver. Een ongeveer twintigjarig meisje in een stofjas – charmant zonder mooi te zijn, niet zozeer geboren als wel opgeschoten tussen de stenen van haar stad, het menselijke equivalent van een paardenbloem – begon onbedaarlijk te giechelen toen mijn vriend haar in het Nederlands vroeg waar de verf stond. ‘Waarom lacht u?’ vroeg ik. ‘Verstaat u geen Nederlands?’ Ze veegde haar ogen droog en sprak stralend: ‘Ah non, hein, je suis latine!’ Een studente aan de Université Catholique de Louvain à Louvain-la-Neuve, zo bleek, vakantiehulp, ongeneeslijk trots op haar onvermogen zich in een andere taal uit te drukken. God sta de Latijnse volkeren bij.

Donderdag Verder kom ik weinig buiten. Vandaag, bij het opzoeken van een woord – het gebeurt regelmatig dat ik een woord opzoek in het Engels, Frans of Duits, zonder uitzondering moeilijke talen; maar de meeste woorden zoek ik op in Van Dale, want geen taal is moeilijker dan de taal die je gezoogd heeft – vandaag dus, wilde ik zeggen, bedacht ik opeens dit: ‘Steeds meer woorden voor steeds minder wereld, zo kan ik mijn huidige leven samenvatten.’ Ik schrok van deze rover, die uit het struikgewas van mijn brein opdook en zich op mijn gedachteloosheid stortte.

Vrijdag ‘Waar was nu de duisternis van de islam?’ vroeg Hugo Camps zich onlangs in de krant af. Overal, helaas, o geestelijk raadsman van vele naïeve sukkels – maar vorige week daalde deze duisternis onverwacht op de Dam in Amsterdam neer. Er greep daar een betoging tegen het bewind van Assad in Syrië plaats. Enige honderden mannen en vrouwen waren bijeengekomen; die laatsten droegen middeleeuwse gewaden; en een kleine ordedienst zorgde ervoor dat de seksen gescheiden demonstreerden. Een kleine ordedienst zorgde ervoor dat de seksen gescheiden demonstreerden, zei ik. Hé, sukkels, hebben jullie me niet gehoord? Een kleine ordedienst zorgde ervoor dat de seksen gescheiden demonstreerden.

Vrijdagavond ‘Het moet gedaan zijn met het vredig doezelen in de schoot van het wederzijds respect. Word wakker, geest! Word wakker! En gegroet, sukkels!’ fluisterde Gombrowicz keihard in mijn oor.

Zaterdag Mark Eyskens, anti-antisemiet en vriend van Israël, sprak op de Joodse herdenking van 8 mei. Ooit hoorde ik een toespraak van hem over de toestand van het Nederlands, en na vijf minuten jeukten mijn handpalmen al om te applaudisseren. Maar deze toespraak vond ik – vergeef me – nietszeggend, juist omdat hij zoveel probeerde te zeggen, dat de tekst als een damp van

onloochenbare platitudes over het Kwaad naar de hemel steeg.

Zondag Echt, ik heb ongelooflijk veel vijanden gemaakt, met ‘rechtse’ standpunten. Weliswaar zijn die vijanden blinde hedonisten en hoogopgeleide uilskuikens, maar evengoed heeft het me uitgeput. Vaak,haast dagelijks, laat ik de zoete gedachte van het pensioen tot me toe: nooit meer schrijven, ik heb gezegd wat ik te zeggen heb, in heel wat beter proza dan dat van mijn vijanden – ach, wat zou ik me opwinden over een intellectueel stuk onbenul als Walter Pauli, of zelfs sommige hooggeschoolde vrienden! Deze kreet lispel ik in het rozenprieel tegen u, lieve lezer. En bedenk: ook als ik mijn tanden ontbloot, ben ik dankbaar voor uw aai.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content