‘Martino’ heet de nieuwste productie van Arne Sierens en co. Een stuk dat alles en tegelijk weer niks te maken heeft met de gelijknamige sandwichbar in de Gentse Vlaanderenstraat.

Als Arne Sierens over zijn werk praat, gebeurt dat vooral met zijn lichaam. Schokschouderen van het lachen, schaterend het hoofd achterover- slaan, de handen in en boven elkaar schuiven. Zo fysiek en verbaal ongrijpbaar is ook zijn theater. En volgens hem is dat typisch Vlaams. ‘Het is omdat wij Vlamingen zo slecht spreken, dat we andere wegen moesten zoeken’, lacht hij. We zijn nu eenmaal een volk van schilders en componisten. In Leipzig maakten ze een Duitse versie van Mijn Blackie. Mein Neger heet het daar. Met, naar aloude Duitse theatergewoonte, een sterke focus op de tekst. Gevoelens worden uitgelegd. Het werkt niet bij mijn teksten. In Vlaanderen hebben we een beetje een houding van: als je het niet kan zeggen, fluit het maar. In het Duitse theater is die durf er niet.’ (lacht)

Na Mijn Blackie, een verhaal over een jongen die terugkeert naar zijn plattelandsdorp, en Niet alle Marokkanen zijn dieven, een ‘labo-voorstelling’ waarvoor hij samenwerkte met allochtonen en niet-professionele acteurs, is Martino de derde coproductie van Arne Sierens (ondertussen ingebed in het mee door hem opgerichte DASTHEATER) met HETPALEIS. Zoals vaker vertrekt de maker van een typische locatie, hier een toog van een broodjesbar, om zo een universeel verhaal te vertellen.

Sierens: ‘Wat ik hier precies kwijt wil? Altijd hetzelfde. (lacht) Nee, dat wordt pas duidelijk bij het eindpunt, en zover zijn we nog niet. Voor mij is de ‘Martino’ geen gewone sandwichbar, maar het centrum van de wereld. Een gevoel ook. Als je destijds als artiest ’s morgens in Gent aankwam met de tourbus, was de ‘Martino’ samen met ‘het Kiekenskot’ nog vrijwel de enige plaats waar je kon eten. Je trof er altijd gelijkgezinden, en veel Gentse muzikanten. Het is ook een spannende plek, met een geschiedenis. En ook vrij tijdloos, want tegelijk uit de jaren 50-60-70-80. Die familie die het restaurant uitbaat alleen al: ze zijn aan hun derde generatie toe. Vader Raymond heeft nog bokser Freddy De Kerpel en biljarters gecoacht. Huurlingen, die ook in deze buurt werden geronseld, werkten er als garçon…’

‘Maar het is nooit mijn bedoeling geweest om die familie vast te pakken en over te planten naar het theater. Nee, ik heb er een aantal personages uit gekristalliseerd: een broer en zus als uitbaters, een kok, en drie vaste klanten. Die gebruik ik als vertrekpunt, om een familieverhaal te vertellen en een wereld op te roepen. Zoals altijd probeer ik zo volledig mogelijk te zijn.’ (lacht)

GALACTICAMENDUM

In zijn embryonale fase kreeg Martino nog het etiketje ‘musical’ mee, Sierens hoopte op Soulwax voor de live-muziek.

Arne Sierens: ‘Tja, het kind moest een naam hebben. Maar nu wordt er enkel gezongen door echte zangers. Het idee ontstond letterlijk met Soulwax en in die snackbar. Ik zat er met Stephen en David Dewaele en toen kregen we het idee om een musical te maken. “Waarover moet die dan gaan?” lachten we. “Over de Martino, natuurlijk!” De jongens zagen het zitten, hun manager iets minder. Te volle agenda, wereldwijd concerten. Jammer, maar ik ben ook blij met Galacticamendum (alias Bart Demey en Tania Gallagher), de groep die nu meespeelt. Ze zijn ook van Gent, en spelen een soort afgeleide van drum ‘n’ bass. Een radicale en gewaagde keuze, met die synthesizers en gitaren. Goeie muziek, maar niet evident. We nemen weer risico’s. Anderzijds lag hier, meer dan bij Niet alle Marokkanen zijn dieven, veel tekst van mezelf op tafel. Dat materiaal is epischer en ook veel dwingender. Er is minder ruimte voor improvisatie. Daarenboven werk ik nu enkel met beroepsacteurs.’

Onder die acteurs een pak met wie Sierens nooit eerder heeft samengewerkt: Sam Bogaerts, Lukas Smolders, Mark Van Eeghem, Dimitri Leue… Hoe selecteert hij ze?

Sierens: ‘Heel eenvoudig: ik doe een babbel met hen, vraag hen of ze zin hebben, en dan doen ze mee. Of niet. Dat maakt deel uit van het avontuur. Ik vervang ook geen acteurs. Als je één andere speler hebt, heb je een ander stuk, punt uit. Je moet als acteur wel bereid zijn om zo’n proces mee te maken. Het vergt veel energie. Bij mij moeten ze toch dieper graven dan bij andere makers, op zoek gaan naar andere dingen. Het is niet zo rationeel. Voor mensen die al met me gewerkt hebben, zoals An Miller, is dat evident.’

Het is Sierens dan nooit in de eerste plaats te doen om een tekst, of een verhaal. Wel om een sfeer, een ‘soul’.

Sierens: ‘Als ik een werk maak, komen daar allerlei dingen in terecht, zoals in een dagboek. Dingen die me op dat moment raken, bezighouden. Ik verzamel bits en op de duur ontstaat een logica, en begint alles zichzelf te dicteren. Ik werk patchworkachtig, met flarden, en intuïtief ontstaat er een lijn. Ik wil niet dat het bedacht of gezocht is. Je kan zo alleen hopen dat het komt en je moet er attent op zijn als het er is. Zo ontstaan op een vreemde manier dingen, bijna zoals je een gedicht schrijft: heel associatief. Op een bepaald moment voel je dat het loopt en dan schrik je ineens weer of ben je verwonderd. Het is dan spannend als je iets te weten komt dat je nog niet weet. Ik kan het moeilijk uitleggen, alleen dat ik op bepaalde momenten het gevoel heb dat iets juist zit. Of dat iets nog niet helemaal klopt, maar binnen afzienbare tijd wel zal kloppen. Een gevoel van unity.’

Voor al zijn stukken ‘pakt’ Arne Sierens veel andere kunst mee. Dostojev-ski is er vrijwel altijd bij, voor Martino dienden ook veel films en literatuur uit het Oosten.

Sierens: ‘Bijna al mijn voorstellingen draaien rond geld. Bij Dostojevski vind je dat motief ook terug. Voor wie het eruit wil halen: Witte Nachten zit er dit keer in. In Azië is er dan momenteel een boom van interessante films, boeken, noem maar op. De meeste ervan worden helaas niet vertaald. Op een bepaald moment zag ik een film van Wong Kar Wai en ik was er ondersteboven van. Die gasten hebben zulke vrijheid om dingen te doen. Neem die laatste animatiefilm, die een oscar kreeg. ( Spirited Away van Miyazaki) Die is zo goed! In Europa en Amerika zijn we wat blijven hangen, ook in theater en romans. Het is inhoudelijk en vormelijk allemaal zo geijkt, we zijn het avontuur kwijt.’

Sommige schrijvers zeggen dat je als auteur je eigen lezer bent. Voelt Sierens zich als theatermaker zijn eerste toeschouwer?

Sierens: ‘Alles wat ik maak, maak ik enkel en alleen voor mezelf. Ik ben niet alleen de eerste toeschouwer, ik ben ook de enige. (lacht) En ik geef mijn ding niet af, ik wil het hooguit samen bekijken met anderen: to share. Als je als schilder voor een doek staat, ben je toch ook veeleer bezig met hoe de materie werkt en hoe een kleur ontstaat? Elke artiest probeert telkens een andere invalshoek te vinden en op andere manieren zijn ding te formuleren. Voor sommigen zal Martino hetzelfde van altijd zijn, voor mij is het duidelijk iets nieuws. Het moeilijke proces van Niet alle Marokkanen heeft mijn werk zeker beïnvloed. Ervoor had ik meer de neiging om materiaal te selecteren op zijn theatraliteit, terwijl dat eigenlijk niet eerlijk is. Je moet iets meenemen, omdat het je raakt. Ik zal nu veel meer toelaten dan vroeger, ook al is het klein en bedekt. Ik neem andere tekens binnen. Dat maakt het niet eenvoudiger.

‘Als je Martino vergelijkt met De Broers Geboers, is dit veel lichter en transparanter. Het heeft iets helders in zijn kleuren, het is fluïder, er zit een lijn in, maar toch anders. Van een stationsromanneke misschien. (lacht) Nee, het verhaal zit vooral in de textuur, kleur, ritme, tempo, muzikaliteit, en vooral in wat er niet gezegd wordt en hoe de dingen met elkaar in contrast staan. Ik probeer niet cerebraal te zijn, ik houd zelf niet van dat soort theater. Ik val erbij in slaap. Zoals ik ook niet naar weekendfilms kijk, omdat ik al weet hoe ze aflopen en me dat ook nog eens allemaal wordt uitgelegd. Wat moet ik dan nog doen?’

Martino is een coproductie met HETPALEIS en dus theoretisch weer een jongerenproductie. Sierens lijkt er nooit veel moeite mee te hebben om die leeftijd aan te spreken.

Sierens: ‘Ik heb graag een heel gemengd publiek, maar jongeren zijn zeker dankbaar. Bij hen gebeurt er meer in de zaal en dus ook op het podium. Toen ik 16, 17 was, was dat voor mij ook een periode waarin heel veel gebeurde. Dat gevoel van uit het veilige nest die grote wereld in te komen. Dat contrast tussen wat je weet en wat je allemaal te weten komt. Ik word met de jaren niet nuchterder, integendeel. Ik laat meer dingen los, en neem grotere risico’s dan vroeger. Dat komt ook omdat ik vertrouwen krijg. Als ik nu scheef terechtkom, kan ik opnieuw opstaan en op een andere manier proberen. Als je jong bent, denk je: dit is de weg. Als dan iets mislukt, mislukt het allemaal.’

Annelies De Waele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content