Het Belgische verleden van Van Gaal: ‘Louis, je kunt alles met de bal. Alleen: je hebt hem nooit’

© Belga Image
Chris Tetaert Vaste medewerker Sport/Voetbalmagazine

Louis van Gaal voetbalde vier seizoenen bij Royal Antwerp Football Club. Nou ja, voetballen… Het Belgische verleden van een Amsterdamse wijsneus.

Dit artikel verscheen eerder in 2014 in Sport/Voetbalmagazine en is hieronder te (her)lezen naar aanleiding van zijn pensioen.

Louis van Gaal op YouTube, de links zijn niet te tellen. Legendarische aanvaringen met Nederlandse, Spaanse en Duitse journalisten. Tot Ted van Leeuwen, toen verslaggever van Voetbal International: “Ben ik nou diegene die zo slim is, of ben jij zo dom?” In 2000, bij zijn afscheid in Barcelona, waar hij bijna drie jaar op voet van oorlog met de Barçavolgers leefde: “Amigos de la prensa, yo me voy. Felicidades!” Tegen Jörg Dahlmann, journalist van Sat. 1, die wilde weten waarom Mario Gomez plots niet meer scoorde. “Een slechte periode en dan moet een trainer ook een afweging maken. Maar als u dat niet begrijpt, dan is dat uw probleem, niet mijn probleem. Altijd negatieve vragen.” Het beeld dat steeds terugkeert: Louis van Gaal, de betweterige trainer die gruwelt van afwijkende meningen, de dorpspastoor die zijn evangelie in de strot van zijn ‘volgelingen’ duwt.

Nog een fragmentje – hilarisch – wanneer René van der Gijp met tv-maker Hans Kraay Jr. in de catacomben van het stadion van Sparta Rotterdam herinneringen aan zijn ex-club ophaalt. De twee houden halt aan de foto van Louis van Gaal, tussen 1978 en 1986 speler bij de Rotterdamse cultclub. Van der Gijp, vier seizoenen Louis’ ploegmaat: “In principe veranderen mensen niet zo heel erg, behalve dan uiterlijk, maar ze houden altijd bepaalde trekjes. Louis dacht al heel snel dat hij iets te melden had, en dat datgene dat hij te melden had echt de moeite waard was. Ik herinner me nog goed, we speelden bij NAC, dat Louis tijdens de rust in de kleedkamer tegen Barry Hughes zei: ‘Trainer, je moet echt iets doen, zo kan het niet langer.’ Legendarisch, want Hughes antwoordde: ‘Ja, Louis, jij eruit.’ (schatert) En toen deed Louis z’n schoentjes uit. Zó pijnlijk…” Louis van Gaal, de voetballer die zichzelf niet kon inschatten. Dat bleek ook bij Royal Antwerp Football Club, waar hij in de zomer van 1973 aan zijn Belgische ‘carrière’ begon.

Een regisseur

Op 1 en 8 mei 1973 speelt Aloysius Paulus Maria van Gaal met Antwerp twee vriendschappelijke wedstrijden tegen Olse Merksem. Eddy Wauters, een paar weken ervoor door een Nederlands kennis getipt over de beloftevolle aanvaller, biedt de 21-jarige Amsterdammer een contract voor twee seizoenen aan. De Nederlander, opgegroeid als jongste in een gezin van negen kinderen, zit bij Ajax op een dood spoor. De Amsterdammers hebben net voor de derde opeenvolgende keer de Europabeker voor landskampioenen gewonnen, maar Van Gaal is in Amsterdam tot het tweede elftal veroordeeld en wil in België zijn carrière opnieuw lanceren. Wauters hoopt dat trainer Guy Thys de aanvaller tot middenvelder kan omturnen.

“Louis van Gaal was iemand die door Ajax verguisd was. Als je na Ajax bij Antwerp terechtkomt, is dat een sprong naar af. Van Gaal was bankzitter annex supersub van Antwerp”, vertelt theaterregisseur Luk Perceval in O, Louis, het boek waarin Hugo Borst de eigenzinnige en autoritaire coach, met wie hij sinds 2007 in onmin leeft, probeert te duiden. Perceval, midden de jaren zeventig jeugdspeler van Antwerp: “Van Guy Thys hadden de spelers bij thuiswedstrijden de opdracht de jeugdmatchen te bekijken en zo is Van Gaal mij bijgebleven. Hij heeft ook meermaals staan kijken toen ik speelde. Dat weet ik nog goed omdat hij een van de weinige spelers was die dat deden. Ik was apetrots wanneer hij langs de lijn stond. Wat ik zag als hij speelde, ik benadruk, áls hij speelde: Van Gaal bepaalde! Hij was de man van de exacte pass, de man van de steekpass. Er schuilde een regisseur in hem.”

Áls hij speelde… Dat viel dik tegen: negen competitiewedstrijden in zijn eerste seizoen, amper drie in zijn tweede. “Hij was natuurlijk nog vrij jong en had bij Ajax geen enkele wedstrijd in het eerste elftal gespeeld. Toen hij in Antwerpen arriveerde, was Van Gaal er niet klaar voor”, zegt René Desaeyere, zeven seizoenen onbetwist titularis op het middenveld, die in hetzelfde flatgebouw als de familie Van Gaal – in de buurt van de Bosuil – woonde. “Louis had gewoon geen plaats in die ploeg, waarmee we zelfs twee keer als tweede eindigden, nog voor Club Brugge en Standard. ‘De beste ploeg die Antwerp ooit had’, zei Eddy Wauters altijd. Louis zat meestal op de bank, al had dat voor een deel ook te maken met het feit dat je maar drie buitenlanders mocht opstellen. En wij hadden Ove Eklund, Flemming Lund en Karl Kodat – drie internationals -, na het vertrek van Eklund kwam daar ook nog eens de Oostenrijker Alfred Riedl bij.

“In 1974, het tweede seizoen van Louis, hadden we in de UEFA Cup eigenlijk Ajax moeten uitschakelen. Onverdiend verloren in Amsterdam, waar we kans na kans kregen. En dan, een paar minuten voor tijd, een afgeweken vrije trap van Gerry Mühren: 1-0. Straffe ploeg nochtans: Piet Schrijvers, Wim Suurbier, Johnny Dusbaba, Ruud Krol, Arie Haan, Jan Mulder, Johnny Rep, Ruud Geels… Maar op de Bosuil, na een 0-1-achterstand, speelden we die mannen van het veld. 1-1, 2-1 en op het einde zelfs nog 3-1, al werd het doelpunt van de kwalificatie van Riedl ten onrechte afgekeurd. Neen, in die ploeg had Louis echt geen plaats. De spelers die in de basis stonden, waren gewoon beter, alleen dacht hij daar blijkbaar anders over. Hij zag het zelf totáál niet in.”

Te traag, te frêle

Een modale profvoetballer, zoals later zou blijken. Een seizoen Telstar, 248 wedstrijden in acht seizoenen Sparta en, in 1987, afscheid bij AZ. Guy Thys over Van Gaal, op www.rafcmuseum.be: “Hij kon goed koppen en was technisch een begaafde voetballer. Tactisch inzicht had hij ook. Alleen was Louis aan de trage kant. Het was moeilijk om met hem op de tegenaanval te spelen. Daar was hij te langzaam voor.” Desaeyere bevestigt. “Hij wilde een vrije rol op het middenveld, maar dat was onmogelijk. Technisch wel onderlegd, maar zó traag dat hij nooit in het strafschopgebied van de tegenstander kwam. Zijn snelheid van uitvoering lag gewoon te laag. En: hij was enorm frêle.”

Van Gaal gaat bijna elke vrijdag, wanneer Thys de selectie bekendmaakt en hij wéér eens niet geselecteerd is, verhaal bij de trainer halen. De anekdote is legendarisch geworden. Van Gaal: “Ik begrijp het niet, trainer. U bent een voetbalkenner, u boekt successen, maar ik sta nooit in de basis. Toch ben ik hier veruit de beste buitenlander, ik kan alles met de bal.” Thys repliceert: “Louis, jongen, je hebt gelijk. Maar er is een probleem: je kunt inderdaad alles met de bal, maar je hebt hem nooit!”

Van Gaal kent de anekdote, maar kon er meer dan dertig jaar later – in 2009 – in Trouw nog altijd niet om lachen. “Ik zou dat nooit over een speler in de media zeggen. Ik bescherm mijn spelers, dat deed hij niet. Zelfspot? Je moest eens weten hoeveel zelfspot ik over mijn spelerscarrière toon aan mijn spelers. Bijvoorbeeld over mijn traagheid, ja.”

Klopt niet helemaal, ondervond ook Lex Kroon, schrijver/columnist, die Van Gaal in november 2013 interviewde en opmerkte dat hij in zijn eerste twee seizoenen in België amper speelde.

Van Gaal: “Wat wil je daarmee zeggen?”

Kroon: “Dat u niet zo’n geweldige voetballer was…”

Van Gaal: “Wie zegt dat?” (loopt rood aan)

Kroon: “Volgens de trainer was u veel te traag. Dat kwam door de morfologie.”

Van Gaal: “De wat?”

Kroon: “Morfologie. Volgens Guy Thys had u een te plompe lichaamsbouw voor een voetballer. U bewoog volgens hem als een karbouw.”

Van Gaal: “Een kar uit de bouw?”

Kroon: “Nee, een karbouw. Dat is een waterbuffel.” (verslikt zich haast in zijn koffie)

‘Trainersmaniertjes’

Van Gaal wordt door Guy Thys veroordeeld tot voetballen met het tweede elftal. Eddy Wauters, tijdens een gesprek op Radio 1: “Enorm mondig. Hij geneerde zich niet om tijdens de rust of na de wedstrijd in de kleedkamer te zeggen wat er allemaal verkeerd liep en wat er volgens hem moest veranderen. Zelfs toen hij met de reserven speelde, wees hij iedereen op zijn plichten.”

Louis van Gaal, een langzame slungel. Zelden in de basis, onwaarschijnlijk veel praatjes. Desaeyere: “Een wijsneus, ja, die toen al ’trainersmaniertjes’ had. Hij was nog nooit in het buitenland geweest en plots kwam hij bij zo’n bende terecht. Louis had wel een pedagogische vorming (Van Gaal studeerde aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, nvdr), maar de manier waarop hij zich in de groep bewoog, vond ik toch… onhandig. Niet gemakkelijk voor hem, maar hij was ook niet de man die voorzichtig zijn plaats probeerde te zoeken. Dat kon hij niet.

“In Nederland was hij daar wellicht wel mee weggekomen, maar in België werd dat niet aanvaard. Ik herinner me dat hij, na amper een paar weken op de Bosuil, Guy Thys bij hem thuis uitnodigde: ‘Trainer, je moet dringend eens langskomen om met mijn vrouw te praten, want zij kent zelfs meer van voetbal dan jij.’ Zo was hij. Altijd de confrontatie zoeken, maar op dat vlak zijn Nederlanders toch iets anders dan wij. Mondiger. Eigenwijzer ook.”

Desaeyere: “Thys trok zich daar niets van aan. Ik heb zelden een trainer ontmoet die zich zo gemakkelijk iets liet zeggen, alleen deed hij wel altijd zijn zin. Maar met Louis heeft Guy toch serieus afgezien hoor. In een café discussieerde Van Gaal zo hard met Thys, dat hij door het opgeheven vingertje van Louis steeds verder achteruit deinsde. Op een bepaald moment stonden ze alle twee buiten.”

Belangstelling van Aston Villa

Van Gaal tekent in 1975 een nieuwe overeenkomst voor twee seizoenen en wordt door Guy Thys geregeld in de basis gezet. In augustus stuwt hij rood-wit met zijn openingsdoelpunt zelfs naar een verrassende 2-1-zege tegen landskampioen RWDM, na de match doet Van Gaal een belofte: hij zal zijn baard laten groeien tot de dag dat hij twee keer in een wedstrijd scoort. René Desaeyere, in het maandblad Johan in 2001: “Dat rossige baardje is maanden blijven staan. We hebben toen enorm gelachen. Hij heeft zich uiteindelijk geschoren omdat het geen gezicht meer was.”

Na de 4-1-overwinning tegen Aston Villa omschrijft Gazet van Antwerpen Van Gaals prestatie als “weergaloos”. Bijna dertig jaar erna, in 2004, zegt Van Gaal in diezelfde krant dat hij dat stukje heeft “uitgeknipt en bijgehouden.” En, voegt hij eraan toe: “Ik heb wel meer weergaloze matchen voor Antwerp gespeeld, hoor.”

Henk Houwaart, in 1975 ploegmaat van de Amsterdammer: “Louis was enorm overtuigd van zichzelf. Hij riep altijd dat er in Nederland maar twee goede voetballers waren: Johan Cruijff en Louis van Gaal. Dat moet je toch maar durven zeggen, maar ja, een brutaal mens ‘heb’ de halve wereld. Hij deed er wel alles voor. We trokken geregeld samen naar de fitness, waar mij telkens opviel hoe lenig hij was, ook al leek hij op het veld een houten klaas. Een salonvoetballertje dat gewoon niet inzag dat hij veel te traag was.”

Wanneer Antwerp begin oktober 1975 voor de terugwedstrijd naar Villa Park trekt en de stormloop moeiteloos overleeft (1-0), is de Daily Express onder de indruk van de… gelegenheidslibero. “Antwerp had met Van Gaal, die zich met de koelheid en waardigheid van Franz Beckenbauer bewoog, an outstanding player.” Na het banket wil het bestuur van Aston Villa met Eddy Wauters onderhandelen, maar de voorzitter weigert hem te laten vertrekken en wimpelt de belangstelling van de Engelse club ook de dag erna op de luchthaven nog eens af. Van Gaal moet in Antwerp blijven, maar wanneer Lund opnieuw fit is, verdwijnt de jonge Amsterdammer naar de dug-out.

Johan Boskamp, tussen 1974 en 1982 de stuwende kracht bij RWDM, in het boek Houwaart, De Mos, Boskamp (Wim De Bock): “Van Gaal was als voetballer al een zeikerd, niet op z’n mondje gevallen. Johan Cruijff had dat ook, maar dat was toch héél anders. Cruijff deed daarmee de ploeg beter functioneren. Hij wilde altijd dat hij ruimte zou krijgen, zodat hij het verschil kon maken. Dat kan je niet vergelijken met het gezeur van Louis toen hij nog voetballer was, dat waren alleen woorden maar geen daden.”

Het gezeur is ook een voortdurende bron van ergernis binnen de spelersgroep. Wauters, in Johan: “Je mag zeggen dat er in de basis minstens tien spelers staan die slechter zijn dan jij, maar niet als die tien spelers erbij staan.” Altijd maar doordrammen. “En toch vond ik Louis een toffe vent. Ik kon hem wel goed hebben”, zegt René Desaeyere. Nog een anekdote, opgetekend in Sport/Voetbalmagazine in mei 2000. Desaeyere: “Ik zei tegen mijn vrouw dat we Louis en Fernanda (zijn eerste echtgenote,met wie hij in 1973 trouwde en die in januari 1994 overleed, nvdr) eens moesten uitnodigen om een kopje koffie te drinken. Gezellig, tot Van Gaal vroeg of we geen room hadden om in de koffie te doen. Dat hadden we niet in huis, wij gebruikten altijd melk, en toen zei Louis met een uitgestreken gezicht: ‘Dan is deze koffie niet te drinken, want koffie zonder room is net kattenpis.’ Dat was Van Gaal ten voeten uit.” (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content