Liverpool: de titel van de ‘vuile jongens’

© BELGAIMAGE
Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Na 30 jaar wachten is ze daar, de 19e titel van Liverpool en die is toch wel opmerkelijk, gezien de sociale achtergrond van de stad die zich altijd heeft afgezet tegen het establishment.

Wat is dat, een Liverpudlian, vraagt auteur Dan Fieldsend aan Peter Moore, de zakenman die sinds 2017 de CEO is van Liverpool FC.

Moore, geboren en getogen in de stad, omschrijft het zo: ‘Wij zijn sterk geworden door onze band met de zee. We zeggen wat we denken. We zien situaties en reageren met het hart op de tong. Dat is ons DNA. Een Scouser zijn is: beschikken over veel zelfvertrouwen en verder ook mensen graag zien.’

Na Dublin is Liverpool de stad waar St Patrick’s Day het hardst wordt gevierd. Dat komt door de grote toevloed aan Ieren die in de negentiende eeuw vluchtten voor de hongersnood in hun land.

Velen reisden later door naar de VS. Een groot pak bleef hangen in en om de Mersey en zijn dokken, die werk verschaften en rijkdom brachten. In het transport tussen VS en UK speelde de stad Liverpool met haar haven een cruciale rol.

Dat is, in het verhaal van het succes van de voetbalclub, van groter belang dan u zou denken.

Eén: de taal. Het taaltje van de Scousers, zoals de mensen uit Liverpool worden genoemd, is net als hun voetbal scherp en intimiderend.

In Wuthering Heights, de beroemde roman van Emily Brontë (1846), staat een opmerkelijke passage over een van de personages, Heathcliff. De ‘vuile jongen’ komt uit de dokken en andere personages hebben het over zijn taaltje, of dat Creools is dan wel Gaelic. Het blijkt gewoon zijn Scouse tongval.

Twee: aan de dokken was werk nooit een garantie. Je werd als dokwerker om 7 uur ’s ochtends in de haven verwacht en dan kon men je uitkiezen, met een klopje op de schouder. Wie geen geluk had, moest creatief zijn en elders zijn geluk beproeven. Vaak dook men dan de pubs in langs Dock Road, om daar een jobje te ritselen. Zo ontstond een groot gemeenschapsgevoel, er werd vaak in grote groepen rondgehangen.

Na Dublin is Liverpool de stad waar St Patrick’s Day het hardst wordt gevierd.

Drie: het rebelse. In Londen had je het centrum van de macht, in Manchester en andere steden de fabrieken. Liverpudlians hadden de Mersey, hun Main Street, waar ze aan de slag konden in harde werkomstandigheden maar even vaak het gevoel hadden uitgebuit te worden. Rebellie tegen het kapitalisme smeulde er altijd.

Our little republic, omschreef men de stad, politiek altijd links georiënteerd. Het gevoel van uitbuiting resulteerde er vaak in verzet, zeker toen in de loop van de twintigste eeuw het geografische belang van de stad afnam. Liverpool werd na de doorbraak van het luchtverkeer niet meer dé gateway voor trafiek naar de VS en kwam ook nog eens aan de verkeerde kant van het land te liggen, toen dat zich meer richting Europa oriënteerde.

Feest bij de dood van Thatcher

God save the queen is nooit populair geweest aan de boorden van de Mersey en de vlag van Engeland (het kruis van St George) nooit welkom in de Kop. Een fan verklaarde ooit op Liverpool FCTV: ‘Ik zie nog liever mijn club een discussie rond een inworp winnen, dan Engeland het WK.’

Jamie Carragher gaf ooit toe dat bij hem thuis 1966 voor zijn vader gelijkstond met het jaar waarin Everton de FA Cup won. ‘Hij had het nooit over Bobby Moore en het omhoog steken van de World Cup.’

Vanaf de jaren 70 werd het erger en erger. Met de rebellie, maar ook met de economische achteruitgang. Werkloosheidscijfers in het centrum van de stad rezen tot 30 procent. Investeringen stopten, mensen trokken weg. Het beeld van Liverpool in de media was: een stad van sociale onrust en stakingen. Werkten in 1955 nog ruim 16.000 mensen aan de dokken, dan was dat aantal in 1977 gedaald tot 6400. Twee jaar later had Liverpool de beste voetbalploeg ter wereld én de hoogste cijfers in de jeugdcriminaliteit.

Thatcher omschreef Scousers als mensen uit ‘een stad met een bijzonder gewelddadig karakter’.

1979 was ook het jaar dat Margaret Thatcher aan de macht kwam. In de eerste jaren van het Thatcherism daalde de werkloosheid in het hele land tot 5,4 procent. In Liverpool steeg die tot 11,7 procent, om in 1986 te pieken op 21,1 procent. De werkloosheid steeg met 120 procent tussen 1974 en 1981, in achtergestelde wijken zelfs met 350 procent. Een tikkende tijdbom, die in de zomer van 1981 ontplofte.

In 1982 schreef de Daily Mirror: ‘Ze zouden een hek rond Liverpool moeten zetten en toegangsgeld vragen.’ The Liverpool Zoo.

In de stad zelf schoven ze alles op de rug van Thatcher. Toen de premier in een zwarte Jaguar op bezoek kwam, werd ze bekogeld met tomaten en eieren. Whitehall reageerde met afschuiven van de verantwoordelijkheid op de Scousers. De hopeloosheid van de toestand van Liverpool was ‘eigen schuld’. Te veel macht voor de vakbonden, te links, te eigenwijs…

Tijdens een persconferentie in Mexico City omschreef Thatcher Scousers als mensen uit ‘een stad met een bijzonder gewelddadig karakter’.

Het hoeft geen betoog dat de dood van Thatcher in april 2013 luid werd gevierd in Liverpool. Dat nieuws kwam rond de middag en om tien uur ’s avonds stonden alle pubs droog. In de lucht knalde vuurwerk.

Het succes van Shankly

En het voetbal in dit alles?

Wel, hoe hard het leven in de stad ook was, de inwoners hadden drie favoriete uitlaatkleppen: mode, sport en muziek, met dank aan de Ierse roots en dat samenzijn in community’s. De fans, die op zaterdag uren in en om de stadions van de twee vaandeldragers van het voetbal doorbrachten, vonden mekaar in songs, kleding en sport. Liverpool FC was daarbij de club van de massa, Everton die van de rijkere burger.

Boys van om de hoek werden de hoeksteen van het succes. Het was een Schot, Bill Shankly, die alles aan elkaar cementeerde en de basis legde voor drie decennia sportief succes. Toen hij op het einde van de jaren 50 naar Liverpool kwam, was de economische welvaart er aan het afkalven, maar bleek de strijdlust groot.

Shankly zag mogelijkheden om het door het establishment gehate vakbondsleven op zijn ploeg te enten. In zijn rekrutering geen dure vedetten, maar lokale jongens.

De formule sloeg aan. Floreerde het leven minder en minder, het voetbal compenseerde veel. Terwijl er in 1962 al 30.000 werklozen in de stad waren, zat The Kop vol. Met 50.000 zagen fans van de Reds hun ploeg promoveren naar de First Division. En Shankly deed meer. Uit bij Anderlecht, in 1964, traden de Reds voor het eerst helemaal in het rood aan. Dat zou zo blijven.

Liverpool zond zijn zonen uit, mooi in het pak, op exclusieve sportschoenen. Maar wel straatarm.

Een jaar eerder, in 1963, adopteerden de fans You’ll never walk alone als clublied. Liverpool FC werd in die periode geen gewone club, maar een community.

Een nette ook. In de Kop zag je hemden en dassen, want direct na het voetbal gingen ze uit, en dat mocht feestelijk, het dagelijkse leven was donker genoeg. Liverpool zond zijn zonen uit, mooi in het pak, op exclusieve sportschoenen. Maar wel straatarm.

Liverpool zond ook muzikaal zijn tonen uit. The Beatles in de jaren 60. Later, in de jaren 70, adopteerde Liverpool het psychedelische Pink Floyd van Roger Waters. In de jaren 80 Echo and the Bunnymen.

En wie schreef it’s coming home, de voetbalhit die een gigantisch succes werd als anthem van het EK 1996 in Engeland? Ian Broudie, de frontman van de Lightning Seeds, een groep uit Liverpool.

Robbie Fowler, Jamie Carragher, David Fairclough, Steven Gerrard, Trent Alexander-Arnold, John Aldridge, Terry McDermott, Tommy Smith, Jimmy Case… Iconische Liverpoolspelers, die vaak een bescheiden afkomst gemeen hadden.

Soms traden ook buitenlanders toe tot dat gild: Dirk Kuijt werd op handen gedragen en Luis Suárez was nooit populairder dan toen hij Branislav Ivanovic (van het Chelsea van Boris Johnson) in zijn oor beet en Patrice Evra (Man U) beledigde.

Mo Salah faalde in het chique Londen, maar werd hier ook een held. Toen in tijden van Brexit de agressie tegenover moslims toenam, daalde de crime rate aan de Mersey tegenover die religieuze groep met bijna 19 procent. Dankzij Mo en zijn goals.

De ommekeer onder Klopp

Het blijft een vreemde paradox: toen Liverpool het economisch moeilijk had, scheerde de ploeg decennialang sportief hoge toppen. De werkloosheid van de jaren 70 en 80 en begin jaren 90 werd gecompenseerd met voetbalsucces: tussen 1972 en 1992 werd de club elf keer kampioen, won ze vier keer de FA Cup, vier keer Europacup 1 en twee keer de UEFA Cup.

‘Mijn politieke overtuiging is deze: als ik het goed heb, wil ik dat voor anderen ook.’ Jürgen Klopp

Daarna ging een tijdje de neergang economisch en sportief hand in hand, maar toen het met de stad weer beter ging – vanaf het begin van deze eeuw dankzij Europese subsidies en veel verfraaiing toen Liverpool culturele hoofdstad van Europa werd – bleef het sportieve achter.

De definitieve ommekeer kwam met nieuwe Amerikaanse bazen en een Duitser: Jürgen Klopp. Shankly 2. Zijn sociale filosofie sloot naadloos aan bij die van zijn voorganger: ‘Ik ben meer links dan centrum’, zei Klopp in een fel gesmaakt interview. ‘Ik geloof in de welvaartstaat. Ik zou nooit voor een partij stemmen die belooft om de hoogste belastingtarieven af te vlakken. Mijn politieke overtuiging is deze: als ik het goed heb, wil ik dat voor anderen ook.’

Waartoe deze match made in heaven kan leiden, zagen we de laatste jaren: twee Europese finales op rij, een nieuwe CL-winst én een titel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content