‘Schaf die transfers in het voetbal toch gewoon af’

De door FC Nantes gevraagde transfersom voor de verongelukte voetballer Sala geeft nog maar eens aan waar het in het moderne topvoetbal echt om gaat, schrijft Sport/Voetbalmagazine-redacteur Geert Foutré. ‘Het zou ook verhinderen dat er nog zo veel geld uit het circuit wegvloeit in de zakken van derden.’

Zelfs in het moderne profvoetbal zorgde de vraag van FC Nantes om de afgesproken transfersom voor de omgekomen Argentijnse speler Emiliano Sala toch te krijgen van Cardiff City voor een aantal opgetrokken wenkbrauwen. Maar niet bij iedereen.

Buiten het profvoetbal is het een vraag die haast iedereen verbijstert. Heeft een voetbalclub werkelijk recht op een fikse vergoeding voor een omgekomen ex-werknemer die naar een nieuwe werknemer zou overstappen voor een afgesproken bedrag, en zo ja, waarop baseert men zich om zo’n bedrag te eisen?

Toen in december 1995 het Bosmanarrest een einde maakte aan de beperkingen van het vrij verkeer van sporters binnen de EU en aan de transfersommen van spelers die einde contract waren, konden voortaan EU-spelers binnen de EU na afloop van hun contract zonder transfersom vrij overstappen naar een andere club. Al gauw bedachten clubs daarom een middel om te verhinderen dat hun goeie spelers eind contract en dus gratis zouden zijn.

De spelers die een sportieve maar vooral economische waarde vertegenwoordigden, worden haast verplicht om hun contract te verlengen voor ze hun laatste contractjaar ingaan. Soms laten die spelers daarbij een transferclausule opnemen waarbij ze ook tijdens hun contractduur voor een vastgestelde som weg geraken. Vaak ligt die enorm hoog, maar er is tenminste duidelijkheid.

Schaf die transfers in het voetbal toch gewoon af.

Voor alle anderen gelden tijdens hun lopende contractduur enkel de wetten van de markt. Iemand is waard wat een ander er wil voor geven. Honderd miljoen euro voor Gareth Bale of Paul Pogba? Gek, maar niet als Real Madrid, Manchester United of een andere club die absurde sommen ook nog wil betalen. Gevolg van die waanzin: de laatste jaren gingen de transferprijzen voor de echte toppers steil omhoog. Een logische economische reden is daar niet voor te geven, behalve kopieergedrag en een vorm van snobisme door de absolute topclubs die met zulke sommen duidelijk maken: kijk eens hoe rijk en machtig wij zijn, wij halen wie we willen.

In het Bosmanarrest werden betaalde transfers tijdens de lopende contractduur niet specifiek verboden. Wel werd in de aanbevelingen vooraf door advocaat-generaal Carl Otto Lenz de argumenten die de sportbonden aangaven om het transferbedragengebruik in stand te houden van de tafel geveegd, op één na. De club die een speler opleidt, en die club alleen, mag aanspraak maken op een opleidingsvergoeding, maar dan voor de reële kosten van die opleiding, en niet zomaar een willekeurige som. De volgende club heeft bij een nieuwe transfer hooguit recht op een verbrekingsvergoeding, een bedrag dat in verhouding staat met het nog te ontvangen loon dat de speler in zijn nog lopende contracttijd te goed had. Een beperkte vorm van schadevergoeding bij voortijdig vertrek, maar nooit bedragen van 30, 50 of 100 miljoen euro. In zijn redenering haalde Lenz fijntjes aan dat clubs om hun inkomsten te verhogen meer gebaat zijn bij een eerlijke herverdeling van andere inkomsten (tv-rechten, ticketing, sponsoring) tussen de clubs in dezelfde competitie dan bij de bestaande transferregeling. Die zou de sportieve nivellering niet in de hand werken, en bovendien ging het nog altijd om mensen, en niet om goederen.

Er werd met die opmerkingen amper rekening gehouden. En dus vindt een aantal mensen het vandaag doodnormaal dat voor een voetballer als Sala – goeie speler, maar geen wereldtopper – 17 miljoen euro wordt gevraagd. Peanuts.

Alleen is het frappant dat in andere topsporten wereldwijd amper transfergelden worden betaald, terwijl ook die sporten overleven of zelfs floreren. Op opleidingsvergoedingen en verbrekingsvergoedingen na is het fenomeen van de lukraak gekozen en hoge transfersommen buiten het profvoetbal amper bekend, zelfs in de door en door kapitalistische Amerikaanse topsport. Daar waakt men wel over een evenwichtiger verdeling van de beschikbare middelen over alle clubs, groot en klein, wat dan weer een meer spannend verloop van de competitie garandeert. Ook interessant, toch?

Het is absurd is, vijftien miljoen pond voor een verongelukte mens. Net als vijftien miljoen pond voor een levende voetballer, trouwens.

Toen dit blad een aantal weken geleden, kort na het losbarsten van het voetbalschandaal, aan Jesse De Preter – een bekend jurist, voormalig sportleider en huidig spelersmakelaar vroeg hoe het probleem van de makelaars het best kon opgelost worden, deed die een wel heel verrassend voorstel: ‘Schaf de transfers gewoon af, maar dan wereldwijd, want anders is er sprake van concurrentievervalsing.’ Een opvallende uitspraak van een belanghebbende, die zich daarvoor baseerde op zijn activiteiten als begeleider en raadgever van andere topsporters dan voetballers. Ook dat zorgt voor inkomsten, zij het niet zo spectaculair als in het voetbal. De afschaffing van de lukraak gekozen transfersommen zou het aantal makelaars wereldwijd snel zien dalen, door het wegvallen van de snelle en grote winsten, waardoor alleen de echte advieskantoren zouden overblijven, zoals je die ook vindt in andere sectoren naast de sport.

Zo ver komt het niet zo gauw. Daarvoor zijn er té veel belanghebbenden bij het huidige systeem. Als het goed gaat, profiteert iedereen van de koek, en de laatste decennia hebben een aantal clubs de gewoonte gekweekt om een deel van hun inkomsten uit hun uitgaande transfers te halen. Dat geldt met name voor een groot deel van de Belgische clubs. Het Belgische profvoetbal is verworden tot een transitzone en een doorgeefluik voor goedkoop ingekocht buitenlands talent dat men zo snel mogelijk voor een meerwaarde hoopt te verkopen aan een club uit één van de vijf topcompetities. Op korte termijn zou een afschaffing van het huidige systeem die clubs zwaar vallen. Gedaan met het binnenhalen van relatief grote bedragen van Engelse, Spaanse, Franse, Italiaanse of Duitse clubs, al is het nog altijd zo dat een speler die uit België vertrekt een Belgische club minder oplevert dan wanneer dezelfde speler vanuit Nederland of Frankrijk naar een topclub zou gaan.

Het zou betekenen dat Hans Vanaken en Alejandro Pozuelo voor weinig geld België verlaten, maar ook dat Belgische clubs op hun beurt geen transfersommen meer moeten betalen aan vandaag onhaalbaar geachte spelers.

Clubs zouden ook beter nadenken over de toegevoegde waarde van een speler die men op het oog heeft. Die wordt in het nieuwe systeem enkel nog gehaald om zijn sportieve meerwaarde, niet meer om wat hij een paar jaar later als economische waarde zou vertegenwoordigen.

Het zou ook de doorstroming van eigen talent in de hand werken. Van jongeren die niet meer in de wachtkamer moeten omdat er een buitenlander die een bepaald kapitaal vertegenwoordigt in de etalage moet gezet worden.

Het zou ook verhinderen dat er nog zo veel geld uit het circuit wegvloeit in de zakken van derden, die leven van het afsluiten van transfers, en niets meer.

Kan iemand daar eigenlijk tegen zijn?

Ja. Net omdat zo veel mensen er vandaag beter van worden, is het een voorstel dat niet meteen zal toegepast worden. Ook daarom zal een aantal mensen de misselijkmakende claim van FC Nantes bij Cardiff City verdedigen. Terwijl het absurd is, vijftien miljoen pond voor een verongelukte mens. Net als vijftien miljoen pond voor een levende voetballer, trouwens.

Heeft uw topbankier of boekhouder het bedrijf waar hij werkt ook zo veel gekost? Heeft de school van uw kinderen die briljante leraar waar uw zoon zo mee dweept voor zo veel geld bij een andere school weggehaald?

Nee toch?

Alleen in het profvoetbal vinden we het nog normaal.

Waarom eigenlijk?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content