Voorpublicatie biografie Stefan Petterson: ‘Blij dat ik in 1982 in de schijnwerpers stond en niet in 2017’

© Belga Image

Op 3 november verschijnt de biografie van Stefan Pettersson, de Zweedse ex-aanvaller van onder andere Ajax. Sportmagazine.be biedt u een voorpublicatie aan, een passage over hoe Pettersson zich met de Amsterdammers onder leiding van Louis van Gaal plaatste voor de finale van de UEFA-cup in 1992, die Ajax uiteindelijk won. ‘Een topploeg als Real Madrid kan dit nooit meer evenaren’

De eerste minuut van de uitwedstrijd tegen Genoa heb ik inmiddels al tientallen keren gezien. Als ik zelf een presentatie geef over Ajax, zonder Thomas Ravelli erbij, laat ik vaak die ene minuut zien.

Dennis Bergkamp en ik trapten af, en vanaf daar begonnen we rond te spelen. We zochten rustig naar de vrije man, gingen van links naar rechts, tot de bal bij John van ’t Schip kwam. Hij maakte een schijnbeweging, waar de Braziliaan Branco in trapte, en gaf de bal voor. Bij de eerste paal won ik het kopduel van Gianluca Signorini, en stuurde de bal richting de tweede paal. Doelman Simone Braglia kon alleen maar toekijken.

Na 42 seconden stonden we 0-1 voor in een tot dat moment uitzinnig, maar meteen verbijsterd Stadio Luigi Ferraris. Genoa had de bal nog niet eens aangeraakt.

Ik gebruik dit doelpunt als voorbeeld van hoe Louis van Gaal ons wilde laten spelen: rustig opbouwen, ruimte creëren en anticiperen op elkaar. Ik ging naar de eerste paal, maar als Bryan Roy niet naar binnen was gekomen en Dennis Bergkamp niet richting de tweede paal ging, had ik zelf drie tegenstanders gehad. Nu maar één. Alle bewegingen om mij heen, van mijn teamgenoten, klopten, en daardoor kon ik scoren.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Het was mijn vijfde Europese treffer voor Ajax in negen wedstrijden. Het was geen duizelingwekkend gemiddelde, maar Europees voetbal heeft me op een of andere manier toch altijd gelegen. Het hoogste podium maakte het beste in me los. Bij mijn Zweedse clubs hadden we Europees weinig te verliezen, waren we als semiprofs vaak de underdog, en konden daardoor vrijuit voetballen – met soms een geweldig resultaat.

Dat begon al bij mijn Europese debuut, als spits van IFK Norrköping. We speelden in de eerste ronde van het uefa-cuptoernooi in het seizoen 1982/1983 tegen Southampton, en waren bij voorbaat kansloos. Niet alleen omdat het Engelse voetbal veel hoger werd ingeschat dan het onze, wij waren in september 1982 ook hard op weg om te degraderen in de Zweedse competitie. Juist omdat we Europees niets te verliezen hadden, genoot ik met volle teugen. Het was geweldig om in een Engels stadion te spelen. The Dell, zoals het stadion van Southampton heette, was al bijna honderd jaar oud.

Als spits moest ik de strijd aangaan met onder anderen Peter Shilton, de keeper van het Engelse nationale elftal. Ik kende hem alleen van televisie. Ik was negentien, had nog amper wat meegemaakt als voetballer. Het werd een avond om nooit te vergeten. We speelden met 2-2 gelijk, en ik scoorde beide treffers. Twee keer uit een counter, vergelijkbaar met mijn treffers voor IFK Göteborg in het duel toen Ajax me kwam bekijken. Aftonbladet, een grote Zweedse krant, schreef de volgende dag op de voorpagina: Stefan superieur in Norrköpings cupkraker. Ik heb er thuis nog altijd een exemplaar van liggen.

Het was mooi om even in de schijnwerpers te staan, maar ik ben blij dat ik het meemaakte in 1982 en niet in 2017

Het was mooi om even in de schijnwerpers te staan, maar ik ben blij dat ik het meemaakte in 1982 en niet in 2017. Als een jonge speler nu twee keer scoort bij zijn Europese debuut wordt hem meteen een gouden toekomst toebedeeld, schrijven internetsites dat hij de nieuwe noem-maar-een-naam-van-een-grote speler is. Over mijn toekomst werd niets geschreven. Ik werd misschien voor een korte periode iets vaker herkend op straat, maar dat was het. Gelukkig maar, want ik had nog niets bereikt.

Doordat we in eigen huis 0-0 speelden, schakelden we Southampton uit. In de tweede ronde verloren we pas na strafschoppen van AS Roma, waar jongens als Pietro Vierchowod, Roberto Falcão, Agostino Di Bartolomei en Carlo Ancelotti speelden. In Rome verloren we met 1-0, thuis wonnen we met dezelfde cijfers. Vooral onze keeper, Jan-Åke Jonsson, was niet te stuiten die avond. Op de strafschoppen na dan. We noemden hem vaak ‘De Kaas’, omdat er af en toe gaten in zijn keeperswerk zaten, maar die avond had hij een positievere bijnaam verdiend.

Een echt bijzondere Europese wedstrijd had ik met Ajax nog nietgespeeld. In mijn eerste twee seizoenen strandden we in de eerste ronde, daarna volgde de straf van de UEFA. Nu stonden we in de halve finales van het UEFA Cuptoernooi, maar de eerste acht duels waren slechts bij vlagen goed. Het was vooral degelijk.

42 seconden

Het begin van de uitwedstrijd tegen Genoa overtrof echter alle verwachtingen. Na 42 seconden stonden we voor. Dat was niet alleen bijzonder, dat was ongekend. Genoa was misschien geen club met een rijke historie in Europa, in de Serie A had de ploeg ervaring genoeg. Er stond geen speler jonger dan vijfentwintigjaar in het veld aan Italiaanse kant. De Braziliaanse verdediger Branco zou Nederland later nog pijn doen met zijn vrije trap op het WK in 1994, op het middenveld stonden Stefano Eranio en Tomás Skuhravy. De Uruguayaan Carlos Aguilera stond in de spits.

Bij ons deden vijf jongens mee van onder de drieëntwintigjaar. Michel Kreek, Frank de Boer en invaller Marciano Vink waren pas eenentwintig, Bryan Roy en Dennis Bergkamp maar eenjaartje ouder.

We bleven goed spelen, met Bryan en John op de flanken, alsof ze nooit bonje met Van Gaal hadden gehad. Genoa kende grote problemen met ons spel, en met onze formatie. 4-3-3 werd in Italië amper tot niet gespeeld, de Italiaanse verdedigers wisten niet hoe ons te dekken. Vlak na rust werd dat nog eens duidelijk, toen Danny Blind als rechtsback ineens aan een rush begon. Hij kneep iets naar binnen en gaf een heerlijke voorzet. Ik tikte de bal met rechts vooruit, in de loop, maar gaf hem met links net niet de juiste richting mee. De bal leek voorlangs te gaan, maar Aron Winter kwam aangerend en tikte de bal via Signorini tegen de lat. Enkele Italiaanse spelers riepen met hun handen al in de lucht dat de bal niet over de lijn was geweest, maar vergaten dat het spel gewoon doorging. Bryan kreeg de bal precies voor zich en schoot hem heerlijk in het dak van het doel. We stonden 0-2 voor.

Ons aanvallende spel was onze kracht, maar bleek halverwege de tweede helft eveneens onze zwakte. Met een marge van twee hadden we achterin de boel kunnen dichttimmeren, of de bus kunnen parkeren zoals dat tegenwoordig heet, en dan waren we vrijwel zeker geweest van de finale met nog een thuiswedstrijd voorde boeg. Maar we gingen als ploeg, zoals Van Gaal het graag zag, op zoek naar een derde treffer. Maar als je aanvalt, geef je achterin ruimte weg. Aguilera maakte daar in korte tijd twee keer dankbaar gebruik van, al had Stanley Menzo bij beide treffers niet het geluk aan zijn zijde, om het zomaar te zeggen. Bij de 1-2 zag hij de bal te laat komen uit een afstandsschot, kon nog net redden, maar Aguilera was er in de rebound als de kippen bij. Zeven minuten later schoot hij de bal tegen de lat, maar die ging via de rug van Menzo en de paal alsnog het doel in.

Zo snel een 0-2-voorsprong weggeven, was een enorme tik. Des te knapper was het dat we vlak voor tijd toch nog wonnen. Dennis speelde de bal na een knappe actie op Aron, die de bal over doelman Simone Braglia lepelde: 2-3. En dat betekende alsnog een uitstekende uitgangspositie voor twee weken later in het Olympisch Stadion. Genoa moest met twee doelpunten verschil winnen.

Terwijl we al klaarzaten, kwam hij binnen met de boodschap dat er geen beelden beschikbaar waren van het eerste duel. Hij had het thuis keurig opgenomen, maar een vanzijn dochters had Goede Tijden, Slechte Tijden erover opgenomen.

Natuurlijk had Van Gaal de wedstrijd in Italië geanalyseerd en wilde hij ons aan de hand van enkele videobeelden nog wat bijleren voor de return. Vaak had hij de wedstrijd opgenomen en spoelde dan vooruit en terug totdat hij het juiste moment had gevonden. Structureel met tv-beelden werken was nieuw voor ons. Linder gebruikte sowieso geen beelden en Beenhakker deed het sporadisch. Voor Van Gaal was het echt onderdeel van de wedstrijdvoorbereiding. Terwijl we al klaarzaten, kwam hij binnen met de boodschap dat er geen beelden beschikbaar waren van het eerste duel. Hij had het thuis keurig opgenomen, maar een vanzijn dochters had Goede Tijden, Slechte Tijden erover opgenomen.

Ook zonder tv-beelden wisten we wat te doen. We hadden een voorsprong, en hoefden daardoor niet al te gejaagd op zoek te gaan naar een treffer. Als we de rust bewaarden, kon er weinig fout gaan. We creëerden zelf altijd kansen, het was zaak die te benutten. Het scheelde dat Aguilera geschorst was, nadat hij in de eerste wedstrijd zijn tweede gele kaart van het toernooi had gekregen. In het Olympisch Stadion waren we, zeker in de eerste helft, de betere ploeg, maar misten de kansen die we kregen. Ik schoot zelf op de lat. Uit de eerste de beste kans van Genoa, vlak voor rust, scoorde uitgerekend de vervanger van Aguilera, Maurizio Iorio, alsnog 0-1. Dat was een vervelend moment, want Genoa-trainer Osvaldo Bagnoli kon zijn ploeg in de rust nog extra input geven voor de tweede helft.

Vooralsnog redde alleen de regel van de dubbel tellende uitdoelpunten ons. Wij hadden er in Genua drie gemaakt, en Genoa in Amsterdam nog maar één. Die regel was er al sinds de jaren zeventig, maar ik had meegemaakt dat een tegenstander er tochm ee de mist inging. Met IFK Göteborg speelden we in 1984 tegen Beveren. We hadden thuis met 1-0 gewonnen, en na negentig minutenvoetbal in België stonden we 1-0 achter. En dus moesten we verlengen. In de achtste minuut van de verlenging scoorde ik de 1-1. Beveren maakte twee minuten later uit een strafschop 2-1, en wij maakten ons op voor een pittige laatste twintig minuten. Tot onze verbazing waren de spelers en fans van Beveren al doorhet dolle heen, en zette de ploeg verder helemaal niet aan. Na het laatste fluitsignaal was er gejuich te horen. Daarna beseften ze pas dat niet zij, maar wij door waren, door dat uitdoelpunt. Dat was een bijzonder tafereel.

Genoa ging die fout niet maken. Er leken ons na rust nog vijfenveertig zinderende minuten te wachten, maar we kregen weer voor elkaar wat ons tijdens het toernooi al een paar keer was gelukt: we scoorden bijna meteen na de aftrap. Wim Jonk mocht opkomen, haalde van ver uit, en zag zijn schot met moeite gestopt worden door Braglia. Ik stond in de buurt, maar kon net niet bij de bal komen omdat ik uit balans was. Dennis stond gelukkig vlak naast me. Terwijl ik hem zag, viel ik zelf om. Dat was maar goed ook, anders had Dennis de bal misschien tegen me aan geschoten. Nu schoot hij de bal over me heen, het doel in:1-1.

We konden het duel nu vrij rustig uitspelen. Op de tribunes werd al gezongen dat we naar Leo Beenhakker gingen, in de veronderstelling dat we Real Madrid zouden treffen in de finale. Zij hadden de eerste wedstrijd, in Spanje, met 2-1 gewonnen van Torino. Maar in Turijn werd het 2-0 voor de Italianen, wat betekende dat zij doorgingen naar de finale. Wij moesten nóg een keer afrekenen met het catenaccio, te beginnen in Stadio Delle Alpi, waar zo’n zeventigduizendItalianen ons zouden opwachten. Maar we blaakten van het zelfvertrouwen.

Een topploeg als Real Madrid kan dit nooit meer evenaren

Kampioen mochten we misschien niet meer worden, ondanks elf zeges op rij aan het einde van het seizoen, Europees waren we klaar om historie te schrijven. Met de winst van de UEFA-cup zou de prijzenkast in De Meer wat Europese bekers betreft compleet zijn. Ajax werd dan de tweede club, na Juventus, die de Europacup I, de Europacup voorbekerwinnaars én de UEFA-cup had gewonnen. Ook in 2017 is het nog een bijzonder en kort lijstje namen. Na 1992 lukte het alleen Bayern München, Chelsea en Manchester United nog.Manchester kwam erbij door de winst van de Europa League eerder dit jaar, uitgerekend tegen Ajax. Een topploeg als Real Madrid kan dit nooit meer evenaren, omdat die ploeg nooit de Europacup voor bekerwinnaars heeft gewonnen. Die is in 1999 afgeschaft.

Op die manier historie schrijven was leuk, maar was niet meer dan een aardige bijkomstigheid. Wij wilden vooral voor ons zelfen voor de fans van dat moment de UEFA-cup omhooghouden. Torino was de laatste sta-in-de-weg.

Pettersson
Pettersson© /

Pettersson

Stefan Pettersson

Ambo|Anthos uitgevers

20,00 euro

verkrijgbaar vanaf 3 november

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content