Wat is het succesrecept van IJsland, de verrassing van het EK?

© Matthias Stockmans
Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Voor het eerst in haar geschiedenis wist de IJslandse nationale voetbalploeg zich te kwalificeren voor een groot toernooi. Op het EK zal het vulkanische eiland met amper 330.000 inwoners de ‘kleinste’ deelnemer zijn. Het succesrecept? Indoorhallen.

Dit stuk verscheen op 13 april 2016 in Sport/Voetbalmagazine.

Always be yourself. Unless you can be a Viking, then always be a Viking. Een slogan die we opmerken kort nadat we voet hebben gezet op IJslandse bodem. Het mag duidelijk zijn: de IJslanders betuigen hun mythologische voorgangers nog steeds het nodige respect. De Vikingen waren in de achtste, negende en tiende eeuw robuuste zeevaarders, veroveraars die zich niet lieten afschrikken door een stormpje of vriesprik meer of minder.

Diezelfde volharding dichten de IJslanders zich ook anno 2016 nog toe. Op een vulkanisch stuk rots, gekenmerkt door een woest (maan)landschap en een niet aflatende snijdende wind, kan je moeilijk anders. Het is vechten of sneuvelen. Niet zelden blazen de weergoden vier seizoenen op één dag door het eiland: ’s ochtends sneeuw, lunchen bij een aangenaam zonnetje en de rest van de namiddag in de regen. Maar altijd die wind – niet voor niets kennen de IJslanders daar liefst vijftig verschillende woorden voor.

‘Als je hier voetbalt, kan het al eens gebeuren dat je een bal vooruit trapt en bijna een owngoal maakt’, illustreert Rúnar Kristinsson, de voormalige stijlrijke spelverdeler van Sporting Lokeren, met een anekdote. ‘In om het even welk ander land gelast de scheidsrechter een wedstrijd af in die omstandigheden, niet in IJsland.’

‘Wij zijn geen volk van klagers’, beaamt Arnar Grétarsson, eveneens ex-Lokeren en even sportief directeur bij Club Brugge (2012-2014). ‘Je bepaalt zelf hoe je door het leven gaat. Je kunt de dag beginnen met een dondergezicht omdat het buiten vriest of regent, maar dan moet je hier heel vaak depressief rondlopen. Of je bekijkt elke dag als een challenge en mogelijkheid.’

Niet enkel het veeleisende en onvoorspelbare klimaat houdt de aloude Vikingmentaliteit in stand. Het feit dat IJsland, met amper 330.000 inwoners (minder dan Antwerpen) en slechts één echte stad (Reykjavik), weinig groeimogelijkheden biedt, zorgt ervoor dat heel wat kinderen opgroeien met de wetenschap dat ze ooit uit het vertrouwde nest moeten breken als ze carrière willen maken. Kristinsson: ‘Je kunt hier wel hogere studies doen, maar als je wilt specialiseren – als dokter bijvoorbeeld – moet je toch naar het buitenland.’

Die wetmatigheid geldt ook voor ambitieuze voetballers. IJsland heeft nog steeds geen volwaardige professionele competitie en zal dat wellicht ook nooit kennen, daarvoor is de afzetmarkt te klein. Gemiddeld dagen er 1500 toeschouwers per wedstrijd op. De meeste van de twaalf clubs in de Úrvalsdeild werken dan ook met semiprofs. Trainen gebeurt ’s avonds, wanneer de dagtaak erop zit. Enkel topclub KR traint soms tijdens de ochtend.

Sverrir Ingason, international en verdediger bij Sporting Lokeren: ‘Ik wist al vanaf mijn twaalf jaar dat ik ooit naar het buitenland zou trekken. Voor de IJslanders betekent dat meestal Zweden, Noorwegen of Denemarken, maar de meesten dromen van de Premier League. Al heel jong leren wij zelfstandig te zijn.’

Het succes van de IJslandse voetballers – zowel de beloften, de A-ploeg als de vrouwen kwalificeerden zich voor een EK – kan dus alleen al aan dat doorzettingsvermogen toegeschreven worden… maar dat zou te simpel zijn, want hetzelfde gold voor de vorige generaties. Er is meer aan de hand.

Wat is het succesrecept van IJsland, de verrassing van het EK?
© Matthias Stockmans

EEN ANDER SOORT VERDEDIGER

Arnór Gudjohnsen, ex-vedette van Anderlecht en Bordeaux, speelt een belangrijke rol in de huidige hausse van het IJslandse voetbal. De vader van Eidur Gudjohnsen, Champions Leaguewinnaar met FC Barcelona, lag begin 21e eeuw mee aan de basis van een plan om het IJslandse voetbal te moderniseren. De IJslandse economie floreerde en Gudjohnsen senior profiteerde ervan om zakenpartners te overtuigen geld te investeren in de bouw van indoorhallen, overdekte voetbalterreinen van kunstgras. Door de gure en lange winters was het in IJsland immers traditie dat er tijdens de zomermaanden gevoetbald werd (de competitie loopt er van mei tot september) en dat de focus tijdens de wintermaanden verschoof naar zaalsporten of joggen.

Met de komst van de indoorhallen veranderde dat denkpatroon. Zeker toen de IJslandse voetbalfederatie in 2004 van de UEFA financiële steun kreeg – geld dat uit de Champions League en Europa League voortvloeide – en volop in infrastructuur kon investeren. Het nationale stadion Laugardalsvöllur werd opgeknapt, er werden dertien indoorhallen neergepoot, kunstgrasvelden aangelegd en een 150-tal sparkvellir, vergelijkbaar met de agoraspaces die we in België kennen, geïnstalleerd. Aan elke school of elke voetbalclub vind je er nu zo eentje. In één klap wordt op die manier ook voorkomen dat jongeren tijdens de donkere wintermaanden – met soms maar een paar uur daglicht – naar alcohol en tabak grijpen om de verveling tegen te gaan.

Het technische niveau van IJslandse jeugdvoetballers is daardoor in de voorbije tien jaar met reuzensprongen geëvolueerd. Een eerste resultaat volgde in 2011 met de kwalificatie voor het EK U21 in Denemarken, een primeur. Een belofteteam dat onder meer bestond uit Gylfi Sigurdsson, Kolbein Sigthórsson, Aron Gunnarsson, Birkir Bjarnason en Alfred Finnbogason. Een gouden generatie die vijf jaar later ook een historische EK-kwalificatie bij de grote jongens zal bewerkstelligen, zo weten we nu.

Eersteklassers snoepen geen talenten van elkaar af, daar bestaat een gentleman’s agreementover

De indoorhallen zorgden er ook voor dat een ander type verdediger opstond in IJsland. ‘Tegenwoordig kunnen ze niet enkel verdedigen, maar ook voetballen’, weet Kristinsson. ‘Zeer belangrijk, want in het moderne voetbal streeft bijna elke ploeg naar balbezit en een opbouw van achteren uit. In mijn tijd was alles gericht op defensieve organisatie en countervoetbal. Van balbezit of passenspel was geen sprake. Ik was, samen met Eidur (Gudjohnsen, nvdr), vaak de enige die wilde combineren en aanvallen.’

Stefán Gíslason, van 2012 tot 2014 middenvelder bij Oud-Heverlee Leuven en tegenwoordig jeugd- en beloftecoach bij de IJslandse eersteklasser Breidablik, steekt echter ook een waarschuwende vinger op. ‘We zitten nog steeds met een tekort aan indoorhallen. Door de overbezetting moet een veld dikwijls verdeeld worden tussen vier groepen. Op die kleine ruimtes is het haast onmogelijk om tactisch of conditioneel te trainen. Op dat vlak lopen onze jongeren dus een achterstand op. Bovendien merk ik dat ze niet meer weten hoe je een lange bal moet trappen. Het kan niet alleen maar tiquitacavoetbal zijn, hé.’

Breidablik, gelegen in de gemeente Kópavogur en deel uitmakend van het hoofdstedelijke gewest Reykjavik, is in IJsland de toonaangevende club op het vlak van jeugdwerking. Zowat de helft van de nationale ploeg kreeg er zijn opleiding. Hun jeugdacademie telt momenteel een 1400-tal ingeschrevenen. Immens veel als je weet dat de stad slechts 30.000 inwoners telt en er met HK nog een andere club met indoorhal op dat minuscule grondgebied speelt.

Wat is het succesrecept van IJsland, de verrassing van het EK?
© Matthias Stockmans

Clubs in IJsland mogen geen spelertjes weigeren en bijna altijd is het zo dat kinderen aansluiten bij de club uit hun dorp of buurt. ‘Eersteklassers snoepen geen talenten van elkaar af, daar bestaat een gentleman’s agreement over’, legt Kristinsson uit. ‘Een kind dat goed met de bal overweg kan, zal daardoor al snel in een categorie hoger geplaatst worden, eerder dan dat hij van club wisselt. Het is geen uitzondering dat iemand van vijftien al tussen de volwassenen meespeelt.’

Het is onmogelijk dat een talent hier onontdekt blijft

Dat vindt Gíslason dan weer een goede zaak: ‘Beloftevolle spelers leren al op jonge leeftijd hun mannetje te staan. Dat was bij mij ook zo: ik groeide op in een dorp van duizend inwoners, als je een beetje op een bal kon trappen, behoorde je sowieso tot de A-ploeg van je club. In toernooien kwamen we dan uit tegen de betere teams uit de rest van het land, meestal uit Reykjavik. Het is onmogelijk dat een talent hier onontdekt blijft.’

En met dat talent wordt goed gewerkt. Een ander deel van de revolutie binnen de KSI (IJslandse voetbalbond) begin deze eeuw was de beslissing om clubs te verplichten met gediplomeerde trainers te werken. Gedaan met de papa’s die als hobby de ploeg van hun zoon coachen. Sinds 2006 kunnen trainers die opleiding ook in eigen land volgen. Per 500 inwoners telt IJsland een trainer met UEFA B of A-licentie, in de praktijk betekent dat dat zelfs zesjarigen bij hun club getraind worden door (hoger)opgeleide coaches.

MET DANK AAN LARS EN GYLFI

Arnar Grétarsson geeft ons een rondleiding in het stadion van Breidablik. De voormalige middenvelder van Lokeren sloot er in 2009 zijn spelerscarrière af en werkt er sinds vorig jaar als hoofdcoach. Vanuit de bescheiden vipzaal – slechts plaats voor veertig couverts en geregeld gebruikt voor schaaktoernooien – wijst hij naar een kleine tribune aan de overkant. ‘Tot voor kort was dat onze enige tribune, er kon 2000 man zitten’, vertelt Grétarsson. ‘Nu hebben we deze grote nieuwe tribune en zijn we sinds dit jaar begonnen met een vipruimte. Revolutionair in IJsland!’, knipoogt hij vanachter zijn blitse zonnebril. Hij leidt ons verder langs de trainerskabinetten en de kleedkamers tot aan de fitnesszaal. ‘Hier is de gewichtheffersafdeling van Breidablik actief, maar ook onze spelers maken er gebruik van. Met beperkte middelen proberen we toch zo professioneel mogelijk te werken. Ons budget schommelt rond de twee miljoen euro. Een goed betaalde speler verdient hier 4000 euro per maand. Dan weet je dat het zeer moeilijk wordt om buitenlandse spelers te halen die het niveau kunnen optillen.’

De enige manier waarop de IJslandse eerste klasse een boost kan krijgen, is door Europees te scoren, weet Grétarsson: ‘Alleen al door ons te plaatsen voor de groepsfase van de Europa League zou ons budget verdubbelen.’ Die kans acht zijn maatje Kristinsson, die tussen 2010 en 2014 topclub KR Reykjavik coachte en daarin twee titels en drie bekers behaalde, klein. ‘Ik stel vast dat het zelfs voor Noorse of Deense ploegen al een hele opgave is om in die Europa League te geraken.’

Beloftevolle spelers krijgen door die beperkte kapitaalkracht wel volop kansen om door te stoten tot het eerste elftal. Op hun achttiende hebben ze vaak al ervaring zat, om vervolgens door te groeien in een buitenlandse competitie. Naar het voorbeeld van Gylfi Sigurdsson, middenvelder bij Swansea City. Door zowel analisten als supporters wordt hij als dé sterkhouder van de nationale ploeg aangeduid.

Grétarsson durft man en paard te noemen: ‘In mijn tijd was Eidur Gudjohnsen de vedette van de ploeg. Hoewel hij een vriend is, moet ik bekennen: hij gaf niet altijd het juiste voorbeeld. Op het veld gaf hij zich honderd procent, maar daarbuiten… Een selectie voor de nationale ploeg was voor hem meer een gelegenheid om familie en vrienden weer te zien. Sigurdsson is anders, een op en top prof. Als de vedette van het team steevast als eerste op de afspraak verschijnt en zich op training dubbel plooit voor de ploeg, trekt dat de rest mee.’

Over Gudjohnsen, 37 ondertussen, wordt nu zelfs getwijfeld of hij wel in de EK-selectie zal zitten. Ook Alfred Finnbogason, ex-Lokeren en twee seizoenen geleden nog topschutter in de Nederlandse Eredivisie bij Heerenveen, is een bankzitter. Loopt niet genoeg, luidt de harde conclusie. Het tekent de filosofie, maar ook de weelde van dit elftal.

‘De spoeling is veel breder dan voorheen’, vult Kristinsson aan. ‘In onze generatie liepen er meestal vijf of zes spelers van niveau rond, aangevuld met jongens die in IJsland als semiprof voetbalden. Tegenwoordig speelt elke international in een goede Europese competitie én komen ze daar ook aan spelen toe. Dezelfde lijn zet zich door bij de jeugdelftallen. Zelfs van onze U19 speelt al ruim de helft bij een club buiten IJsland.’

Kristinsson wijst tenslotte op de inbreng van Lars Lagerbäck, van 1998 tot 2009 Zweedse bondscoach en in 2014 aangesteld als bondscoach van IJsland. ‘Hij installeerde meteen een 4-4-2, ik dacht dat hij gek geworden was’, grijnst de huidige coach van SK Lillestrøm. ‘Wij waren gewend altijd 4-5-1 te spelen en puur op de counter te speculeren. Lagerbäck gaf de groep geloof in eigen kunnen en zette een herkenbaar systeem neer waarin iedereen perfect weet wat te doen in welke situatie. Het is al enkele jaren dezelfde selectie, automatismen groeien. En ik denk niet dat er veel zal veranderen de komende jaren.’

Wat is het succesrecept van IJsland, de verrassing van het EK?
© Matthias Stockmans

IJsland verbaasde vriend en vijand in zijn EK-kwalificatiepoule. Het eindigde als tweede in een groep met Tsjechië, Nederland, Turkije, Letland en Kazachstan. Lagerbäck piloteerde zijn ploeg onder meer naar tweemaal winst tegen de Nederlanders en kon het beste doelsaldo (17-6) in de poule voorleggen.

Achter hem staat Heimir Hallgrímsson. Nog steeds heeft de assistent-bondscoach zijn eigen tandartspraktijk op de Westmaneilanden, een dun bevolkte archipel (4100 inwoners) vooral bekend om zijn acht miljoen pinguïns en tachtig vulkanen. Het maakt deel uit van de charme van IJsland: de ene dag zie je iemand op het EK langs de lijn aanwijzingen geven, de volgende dag lig je bij hem op de tandartsstoel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content