Belgische clubs in het rood: de grenzen van de Transfers Pro League

© Belga Image
Guillaume Gautier
Guillaume Gautier Journalist bij Sport/Voetbalmagazine en Sport/Footmagazine.

De Pro League geeft geld uit dat het nog niet heeft in de hoop dat er daarna nog méér euro’s binnenkomen. Onze competitie leeft eigenlijk op krediet.

‘De Licentiecommissie heeft vastgesteld dat geen enkele club een inbreuk heeft gepleegd op het niet-naleven van het aanvaardbaar verlies.’ Zo begint het persbericht van de Belgische voetbalbond dat de publicatie van de rode cijfers aankondigt. Je moet wel even in het bondsreglement duiken om vast te stellen dat die collectieve reddingsboei vooral te danken is aan het bevriezen van een aantal vereisten van de Financial Fair Play, vooral dan het verbod op excessieve kapitaalsverhogingen. Dat liet Antwerp en Anderlecht toe om tijdens de laatste vier jaar straffeloos meer dan 50 miljoen euro in de club te injecteren.

De coronacrisis is het favoriete alibi van de clubs uit 1A, maar men mag de structurele problemen van het Belgisch voetbal niet uit het oog verliezen. De Jupiler Pro League is vooral een springplankcompetitie waarin men er altijd op uit is om de grootste financiële slag te slaan. In de race naar de miljoenen steken de recente transfers van Jonathan David, Albert Sambi Lokonga, Odilon Kossounou, Moussa Djenepo en Sander Berge naar een G5-competitie de ogen uit.

Bij elke nieuwe aanwinst die in België landt, gaat men aan het dromen en hoopt men de marktwaarde van de speler exponentieel te zien stijgen om het nationale record te verbreken. En aangezien de transferinkomsten steeds groter worden, beginnen sommige bestuurders te lijden aan grootheidswaanzin. Ze denken dat ze door duurder in te kopen straks ook voor nog veel meer geld kunnen verkopen.

Een blik op de duurste aankopen in de geschiedenis van onze competitie vertelt nochtans een heel ander verhaal: van de spelers voor wie een Belgische club meer dan vier miljoen euro betaald heeft, zijn er vandaag 16 doorverkocht. Van hen hebben slechts vijf spelers een financiële meerwaarde opgeleverd voor de club. Voor de rest zijn voorbeelden à la Bubacarr Sanneh talrijker dan die à la Razvan Marin.

Sommige Belgische bestuurders denken dat ze door duurder in te kopen straks ook voor nog veel meer geld kunnen verkopen. De realiteit vertelt een heel ander verhaal.

Reken je rijk

‘Bij Zulte Waregem was ik altijd jaloers op mijn collega’s die bij grotere clubs werkten, met grotere budgetten. Tien jaar later kan ik u bevestigen dat het moeilijker is om met veel geld te werken’, vertelde Vincent Mannaert een goed jaar geleden aan Sport/Voetbalmagazine. ‘Als je geen geld hebt, gaan heel veel markten voor je dicht. Bij Club Brugge stop je nooit met zoeken.’

Door de financiële mogelijkheden, aangedikt door de verhoging van de tv-rechten en het eventuele prijzengeld voor deelname aan Europese bekers, gaat hier en daar de portefeuille weleens wijder open dan in feite mogelijk is. In hun budgetten plannen sommige clubs zelfs al de inkomsten van een Europese kwalificatie, zonder ermee rekening te houden dat het ook mis kan lopen.

En zo leeft het Belgisch voetbal eigenlijk bijna op krediet. Dat fenomeen beschrijft Peter Verbeke, de nieuwe CEO van Anderlecht, heel goed in ons dossier van deze maand: ‘Als ik van mening ben dat een talent uit mijn kern 15 miljoen euro waard is, dan moet ik, zolang ik hem niet verkocht heb voor die som, nog niet rekenen op dat geld om een andere transfer voor te bereiden, want ondertussen kunnen er veel dingen gebeuren. Dat lijkt logisch, maar in het voetbal voelen mensen zich nogal snel rijk en baseren ze zich vaak op zaken die ze nog niet in handen hebben.’

Boubacar Sanneh kwam in 2018 aan in Anderlecht voor 8 miljoen euro en leverde Anderlecht uiteindelijk niets op.
Boubacar Sanneh kwam in 2018 aan in Anderlecht voor 8 miljoen euro en leverde Anderlecht uiteindelijk niets op.© Belga Image

Verdubbelde loonmassa

Het is ook moeilijk om je te concentreren op kostenbesparingen in een milieu waar de beste talenten zeer aantrekkelijke lonen krijgen. Tussen 2015 en 2021 is de gemiddelde loonmassa van de Belgische 1A-clubs bijna verdubbeld.

De clubs proberen dus hun inkomsten te verhogen. Soms artificieel, wanneer rijke buitenlandse eigenaars het kapitaal verhogen om grote verliezen zoals bij Cercle Brugge en OH Leuven te maskeren. Soms door zich nog beter aan te passen aan het internationale systeem. Of zoals Michel Louwagie zei toen de prijs van Jonathan David de hoogte in schoot : ‘Het probleem van het Belgisch voetbal is dat we nog moeten leren beter te verkopen. In vergelijking met Nederland maken we niet genoeg tamtam rond onze spelers.’

Het is misschien daardoor dat de coronacrisis de Belgische clubs in problemen heeft gebracht. Aangezien de kopers in hun portemonnee getroffen werden, stromen de miljoenen niet meer zo vlot als voorheen. Het vervelende is dat het Belgisch voetbal al op een deel van dat geld gerekend had.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content