Bij Branko Strupar in Zagreb: ‘Ik dacht dat ik niet goed genoeg was’

© belgaimage
Emilien Hofman Journalist

Hij was een van de hoofdrolspelers in de ploeg die KRC Genk twintig jaar geleden zijn eerste landstitel schonk. Vanuit zijn wijk in de Kroatische hoofdstad Zagreb, waar hij sinds het einde van zijn carrière in 2003 woont, blikt Branko Strupar terug op de grote momenten van dat gouden seizoen.

Branko Strupar is melancholisch. Nadat hij in Genk enkele zonnige dagen beleefde om de vierde titel uit de geschiedenis van zijn ex-club te vieren, kijkt de bijna-vijftiger naar hoe de regen op zijn wijk in Zagreb neervalt. ‘Ik blijf een heel speciale relatie met Racing behouden, ik keer er vaak terug met vrienden en daar houden die allemaal van, want ze worden er even goed ontvangen als ik’, aldus de vroegere aanvaller. De verplaatsing van zo’n twaalfhonderd kilometer doet hij dan telkens met de wagen. ‘Ja, het is ver rijden, ook omdat ik maar één of twee keer stop. Dertien à veertien uur ben ik onderweg. Maar ik krijg dan telkens zoveel sjaals, shirts en foto’s mee om te verdelen onder mijn bankier, mijn postbode et cetera. Mocht ik met het vliegtuig komen, dan zou ik voor de terugvlucht een enorme boete moeten betalen om alles te kunnen meenemen.’ ( lacht)

Mijn moeder is 76, lijdt sinds vier jaar aan Alzheimer en weet niet meer wie ik ben.

Branko Strupar

Na het bericht van het overlijden van de vroegere teammanager Tony Greco in 2016 vertrok hij binnen het uur om zich op de E59 richting België te begeven. ‘Een kwestie van respect.’ Hij vreest de afstand dus niet, maar vandaag laten de sporen van het traject zich wel van zijn gezicht aflezen. ‘Ik ben ziek’, zegt hij met zwakke stem in de lobby van Hotel Antunovic in het westen van de Kroatische hoofdstad. Tegen zijn gewoonte in drinkt hij thee. Een neusspray helpt hem doorheen 45 minuten onvergetelijke herinneringen.

Hoe was het titelfeest?

BRANKO STRUPAR: ‘Echt goed! Een maand eerder was ik er al met mijn familie geweest. Ik beloofde toen dat als Genk kampioen zou zijn, ik in mijn wagen zou springen en Slovenië, Oostenrijk en Duitsland zou doorkruisen om voor de viering in de Luminus Arena aanwezig te kunnen zijn. De titelwedstrijd in Anderlecht kon ik niet bijwonen, maar in mijn hoofd was het duidelijk dat ik die laatste thuiswedstrijd niet mocht missen. We feestten tot woensdag en daarna ben ik teruggereden naar Zagreb. C’est la vie, hein. ‘

Zag je gelijkenissen met de sfeer van jullie titelviering in 1999?

STRUPAR: ‘In onze tijd was de sfeer nog gekker, omdat de club toen voor de allereerste keer in zijn geschiedenis kampioen werd. Nu, in mei na de laatste wedstrijd tegen Standard, kwamen veel supporters naar mij toe om mij over die tijd aan te spreken. ‘Je bent een held’, ‘je bent een monument’, zegden ze. Sindsdien is de club nog drie keer kampioen geweest, maar die titel in 1999 was de allermooiste én bovendien het allermooiste moment van mijn carrière.’

Je zei destijds verrast te zijn door de passie van de Genkse supporters.

STRUPAR: ‘Op een dag kwam ik in de supermarkt twee oudjes tegen. Ze waren zo oud dat ik dacht dat ze zelfs geen tv meer keken. Maar ze herkenden mij en vroegen: ‘Branko, mogen we je een knuffel geven?’ Vorig jaar maakte ik iets gelijkaardigs mee. Twee dagen voor een wedstrijd wandelde ik met vrienden rond het stadion toen we een dertigtal bejaarden tegenkwamen van wie het merendeel in een rolstoel zat. Enkele van hen riepen mij: ‘Branko! Branko! Kom een foto maken met ons!’ Ik vroeg hen hoe oud ze waren. Hun antwoord verraste mij: 92, 93 en 94 jaar. Maar ze waren nog gezond van geest en herinnerden zich alles wat er twintig jaar geleden gebeurd was. Dat was een heftig moment voor mij, want mijn moeder is 76, lijdt sinds vier jaar aan Alzheimer en weet niet meer wie ik ben. Dat is een moeilijke situatie.’

Waar woonde je in die tijd?

STRUPAR: ‘Eerst in een appartement in het centrum van Genk en het laatste jaar, toen mijn vrouw zwanger was, in een huisje buiten het stadscentrum. De eerste zes maanden woonde Besnik Hasi bij mij en daarna is hij altijd mijn buurman geweest. We waren altijd samen.’

Naar verluidt hield hij er niet van bepaalde boodschappen te doen.

STRUPAR: ( lacht) ‘Hij was beschaamd om toiletpapier te gaan kopen. Echt! Dan zei ik: ‘ Fucking stupid guy, iedereen heeft dat toch nodig?!’ Hij vreesde de reactie van mensen die een voetballer wc-papier zagen kopen. Dus gingen we samen of vroeg hij mijn vrouw Sanja om er mee te brengen. Zij trok zich daar niks van aan.’ ( lacht)

Met zijn spitsbroeder Souleymane Oulare. 'Ik sprak wel Nederlands, maar hij sprak alleen maar Frans.'
Met zijn spitsbroeder Souleymane Oulare. ‘Ik sprak wel Nederlands, maar hij sprak alleen maar Frans.’© belgaimage

GEEN KLIK MET OULARE

Je twijfelde lang aan je voetbalkwaliteiten.

STRUPAR: ‘Dat is een vreemd verhaal. Tot mijn 27, 28 jaar wist ik altijd wel dat ik talent had, maar niet genoeg voor het topniveau, dacht ik. Mijn legerdienst is het keerpunt geweest in mijn fysieke ontwikkeling. Ervoor was ik 1,68 meter en mager. Maar toen groeide ik plots twintig centimeter en verloor ik veel van mijn stabiliteit. Ik moest mij aanpassen, onder meer door te leren scoren met het hoofd. Alles veranderde. Dat is een moeilijke periode voor mij geweest. Daarvoor kon ik alles snel doen met de bal, à la Messi, en opeens werd ik een grote speler die helemaal niet meer snel was en zijn startsnelheid kwijt was. Genk haalde mij als een grote spits die in staat was om met de rug naar doel te spelen, maar vond mij eigenlijk niet goed genoeg.’

Begreep je dat?

STRUPAR: ‘Ja hoor. Voor mij was dat oké. Ik reageerde daar niet op, want zo zat het ook in mijn hoofd: dat ik niet goed genoeg was. Toen we na twee seizoenen in tweede naar eerste promoveerden, zei de club mij dat er voor mij geen plaats meer was. Er waren er veel die dachten dat ze alles van voetbal wisten en die mij de raad gaven om in stilte naar huis terug te keren. Maar ik bewees hun ongelijk. Ik werkte hard om hen van mening te laten veranderen en ben trots dat ik daarin ben geslaagd. Er waren er ook veel die zegden dat we in eerste hoogstens als zesde konden eindigen. Niemand verwachtte dat we in 1998 de beker zouden winnen en in 1999 kampioen zouden worden.’

Is er een moment geweest waarop je begreep dat het seizoen 1998/99 speciaal was?

STRUPAR: ‘ Aimé Anthuenis herhaalde almaar dat we niet aan de titel mochten denken en moesten focussen op de eerstvolgende wedstrijd. Na Nieuwjaar zijn we Standard in eigen huis gaan aftroeven. Dat was een straffe prestatie, want de Rouches beschikten over een sterke kern met onder meer de broers Mpenza. Ik scoorde twee keer en we wonnen met 2-4. Vanaf dan dacht ik: we kunnen aan de titel beginnen denken. Enkele dagen later maakte ik er weer twee en wonnen we met 1-2 in Aalst, nadat we er 1-0 achter waren gekomen. Daar begreep ik dat we vertrokken waren om kampioen te spelen.’

De goeie beweging maken en de bal dan op het juiste moment afgeven, vind ik mooier dan scoren na een soloactie.’ Branko Strupar

Onmogelijk om niet te praten over Souleymane Oulare, met wie je een van de mooiste spitsenduo’s van de twintigste eeuw vormde. Volgens Aimé Anthuenis klikte het in het begin nochtans niet tussen jullie, niet op het veld en evenmin ernaast.

STRUPAR: ‘Dat was vooral omdat we niet met elkaar praatten. Ik sprak wel Nederlands, maar geen Frans en hij sprak alleen maar Frans. Van zodra ik mijn mond opendeed om twee woorden te zeggen, verveelde ik hem, want hij begreep geen van de twee.’

Hoe deden jullie het om de laatste twee seizoenen samen bijna zeventig keer te scoren?

STRUPAR: ‘Alleen maar met de ogen. Nog voor ik de bal controleerde, keek ik naar de beweging die Oulare maakte om hem te kunnen aanspelen. Mijn eerste toets was altijd in zijn richting, want hij was een beest. Nooit speelde ik met iemand samen die sterker was dan hij. Ongelooflijk, zijn dijen waren zo ( toont een omvang die dertig centimeter breder is dan die van hem, nvdr). De kinesisten begonnen al te zweten wanneer ze hem zagen aankomen en namen hem als laatste om zeker te zijn dat de anderen niet te lang zouden moeten wachten.’

Branko Strupar won de Gouden Schoen in 1998.
Branko Strupar won de Gouden Schoen in 1998.© belgaimage

Je zegt dat wanneer de bal naar je toe kwam, je eerste gedachte was die naar Oulare te spelen. Zo leverde je ook heel wat beslissende passes. Maar is dat niet een vreemd altruïsme voor een doelpuntenmaker?

STRUPAR: ‘Het jaar van de titel maakte ik er bijna twintig en leverde ik bijna evenveel assists. ( lacht) Uiteraard hield ik ervan om zelf te scoren, maar ik denk dat ik nog gelukkiger was om een ploegmaat te kunnen laten scoren. En dat is geen cliché! Misschien is het niet gebruikelijk voor een doelpuntenmaker, maar ik hou niet van het egoïsme van aanvallers die altijd voorrang geven aan zichzelf. De goeie beweging maken en de bal dan op het juiste moment afgeven, vind ik mooier dan scoren na een soloactie.’

In Engeland daarentegen, bij Derby County, bleef je lang recordhouder van de langste reeks doelpunten zonder ook maar één assist te geven: 15. Pas in 2018 werd dat met 16 doelpunten zonder assist verbroken door Callum Wilson, aanvaller van Bournemouth.

STRUPAR: ‘Daar kreeg ik niet de tijd meer om goeie passes te geven ( lacht). Ik herinner mij veel situaties waarin ik de bal wou passen, maar niet kon: ik was niet goed genoeg om daar een ploegmaat in een ideale situatie te zetten. Ook blessures hielpen mij niet om mijn niveau aan te passen aan dat van de Premier League.’

TUSSENTITEL

De avond van de bekendmaking van de Gouden Schoen was je vrouw zo gestresseerd dat ze vreesde dat ze ter plaatse zou bevallen.

STRUPAR: ‘Inderdaad. ( lacht) Omdat ik een van de favorieten was, was ons huis al enkele weken precies een stationshal. Geschreven pers, televisie,… we kenden geen rust meer. Al die publiciteit creëerde veel stress voor mij, en ook voor mijn vrouw, die tijdens haar zwangerschap nog gevoeliger was voor emoties. Na elke training belden ze mij voor interviews en voor fotoshoots, maar ook om bakkerijen en bloemenzaken in te huldigen. Ik dacht: why always me? Aimé Anthuenis hield niet op te herhalen dat ik rust moest nemen. Hij gaf mij de raad om simpelweg neen te zeggen tegen al die uitnodigingen. ‘Als ze vragen waarom, zeg dan maar dat ik het ben die jou dat verbod oplegde!’, zei hij. Hij was bang dat het te veel energie zou kosten. Maar ik kon geen neen zeggen. Wat zouden de mensen denken, mocht ik niet naar hun zaak zijn gegaan, terwijl ik enkele dagen ervoor wel bij hun buren was geweest? 1999 was echt een gouden jaar: in januari de Gouden Schoen, begin mei papa van Dora, twee weken later landskampioen en in augustus Belgisch international.’

Het was naar verluidt niet altijd gemakkelijk om Dora in het ziekenhuis te gaan bezoeken.

STRUPAR: ‘Neen. Ik weet nog dat we een belangrijke wedstrijd verloren tegen Anderlecht: wonnen we, dan waren kampioen, maar het ging mis. Ik was nerveus, kon niet slapen en wist niet wat te doen. Ik besloot om naar het ziekenhuis te gaan om mijn dochter te zien. Het was al na middernacht, alles bleek er gesloten en dus gooide ik met steentjes tegen het raam van de kamer van mijn vrouw. De mannen van de veiligheid maakten van hun oren, maar toen ze mij herkenden, zegden ze: ‘Branko, onze held, kom binnen!’ ( lacht)

‘Toen ik onlangs met mijn vrouw en mijn twee kinderen in Genk was, zag Dora voor het eerst het ziekenhuis waar ze geboren is. Dat was een bewogen moment, al kon ik de plaats waar ik met steentjes gooide wel niet meer terugvinden.’ ( lacht)

Rolando Amorosi, gewezen terreinverzorger van Genk, vertelde ooit een andere nachtelijke anekdote: iets met Zoran Ban en eieren.

STRUPAR: ‘Ik herinner mij dat. We keerden terug van een avondje uit en waren uitgehongerd. Toen zijn we goeiendag gaan zeggen aan Rolando en omdat de eieren klaar waren, bedienden we ons ervan. Maar ik denk niet dat we ze allemaal opaten. De volgende etappe was in elk geval ons bed.’

Als speler verzamelde je voetbalshirts. Daar moeten ongetwijfeld enkele speciale exemplaren tussen zitten.

STRUPAR: ‘Ja, onder meer van verdedigers van Aalst en Harelbeke. Ik vroeg op het veld vaak aan mijn rechtstreekse tegenstander om te wisselen. Het shirt van de beste speler van de tegenstander interesseerde mij niet. De meeste, waaronder die van Michael Owen en die van Jimmy Floyd Hasselbaink, schonk ik aan een Kroatische journalist die er duizenden bezit. Zelf heb ik er nog een vijftigtal.’

Over de Premier League gesproken: tijdens je periode als commentator voor de Kroatische televisie wist je zoveel dat je zelfs de naam van de Hondurese international van Wigan kon uitspreken – Maynor Figueroa.

STRUPAR: ( lacht) ‘Dat is waar. Nu is dat minder het geval, maar toen kende ik zelfs de statistieken van veel spelers in de Engelse competitie. Dat passioneerde mij. De laatste van wie ik de cijfers volgde, is Emiliano Sala. Die zou perfect gepast hebben bij Cardiff City.’

In duel met Wouter Vrancken in de Limburgse derby.
In duel met Wouter Vrancken in de Limburgse derby.© belgaimage

‘Het is gevaarlijk om de titel te winnen’

Wat is jou het voorbije seizoen het meest opgevallen?

BRANKO STRUPAR: ‘De manier waarop Genk is omgegaan met het vertrek van Alejandro Pozuelo naar Toronto. Het was voor iedereen een schok om de aanvoerder en de motor in volle competitie te zien vertrekken, maar de ploeg is toch nog voldoende sterk gebleken om de titel te kunnen pakken. Indrukwekkend.’

Welke toekomst zie je op korte termijn voor Genk?

STRUPAR: ‘In België is het altijd gevaarlijk om de titel te winnen. In de wedstrijden die ik van Genk zag, vielen mij vooral Berge, Samatta en Malinovski op. Ik denk dat zij moeten vertrekken: het is voor hen het moment om een stap vooruit te zetten en Genk zal wellicht nooit méér geld dan nu voor hen kunnen krijgen. Tijdens mijn bezoek in april hoorde ik al dat Clement dicht bij Club Brugge stond en daar veel geld kon verdienen. Aan het bestuur om twee à drie kwaliteitsspelers te vinden, zoniet dreigt het volgende seizoen moeilijk te worden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content