De droom van elke jongen: wonen in een voetbalstadion

© belgaimage - jorick jansens

Bij verscheidene Belgische profclubs zijn er nog conciërges die letterlijk naast de grasmat slapen. Nu het seizoen er weer eens opzit en de stadions leeglopen, houden zij eenzaam de wacht. ‘Het gebeurde al meer dan eens dat op een wedstrijdavond plots fans in onze living stonden.’

Deze reportage verscheen in Sport/Voetbalmagazine van 30 mei 2018.

Ludo Driesen (67) neemt plaats in een loge van het Olympisch Stadion en laat zijn blik over het Kiel glijden. ‘Dat stadion hier is niet van Beerschot Wilrijk’, zegt hij. Tuurlijk niet, het is van de stad Antwerpen. Ludo schudt het hoofd. ‘Nee, dit is ook niet van de stad. Alles hier is van mij. De reclame die je daar ziet hangen: van mij. De stoel waarop jij nu zit: van mij.’ Ludo laat een stilte vallen en grijnst dan even. Natuurlijk is dat alleen in zijn hoofd zo. ‘Maar de dag dat ik niet langer zeg dat het hier allemaal van mij is, moet ik stoppen. Als je het niet beschouwt als je eigendom, lukt het niet om hier conciërge te zijn. Er komt zo veel bij kijken.’

Als Eric Gerits ’s avonds laat nog aanbelt, houd ik mijn pyjama aan.’ – KRC Genkconciërge Rita Kellens

‘Oei, geen toiletten’

Het appartement van Ludo ligt letterlijk onder de zitjes van de hoofdtribune van Beerschot Wilrijk. Halverwege de trap naar die tribune passeer je zijn voordeur. Ze valt niet op; er plakt enkel een sticker tegen met als boodschap: ‘Privé’. Thuismatch na thuismatch wandelen honderden fans er achteloos voorbij. Dat is ook zo bij het appartement van Rita Kellens (61) en Louis Colemont (71). Rita werkt inmiddels 22 jaar als conciërge van KRC Genk. Ze wordt daarin bijgestaan door Louis. Het koppel leeft op de derde verdieping van het Genkse stadion. Een aparte toegang naar hun appartement is er niet. Wie er wil geraken, moet via de hoofddeur van de club naar binnen en op de bovenste etage langs de loges en de burelen van de directie stappen. Op de voordeur van Rita en Louis staat: ‘Privaat’ en ‘Huisbewaarder’. ‘Maar het gebeurde al meer dan eens’, vertelt Louis, ‘dat op een wedstrijdavond fans plots in onze living stonden en zeiden: ‘Oei, hier zijn de toiletten niet.”

Inwonende huisbewaarders, het lijkt een uitdovend fenomeen, zeker in het profvoetbal, maar in Lokeren stapte LorenzoVerschraegen (51) pas vijf jaar geleden nog in het vak. ‘Niemand denkt op voorhand: later word ik conciërge’, zegt hij. ‘Het is iets waar je inrolt. Ik werkte hier als klusjesman toen de vorige conciërge zijn opzeg gaf.’ Nu woont Lorenzo in een huis vlak achter tribune 3.

Met zijn vijf jaar ervaring ziet Lorenzo nog volledig groen achter de oren wanneer je hem naast Ludo zet. Die staat op het punt om te beginnen aan zijn 45e seizoen als huisbewaarder van Beerschot. Ook hij ‘rolde’ in het vak. Zijn ouders waren 25 jaar de huisbewaarders op het Kiel, kleine Ludo groeide op naast de grasmat. ‘Toen mijn vader in 1974 ziek werd, vroeg hij of ik de fakkel wou overnemen. Ik stond daar niet voor te springen: ik had tijdens mijn jeugd gemerkt hoe mijn ouders afzagen en hoe zij soms behandeld werden. Dat gebrek aan appreciatie sprak mij niet aan. Maar mijn ex en ik waren allebei jong en het leven was moeilijk. Bij deze job moesten we geen huishuur betalen, geen gas, geen elektriciteit, geen water. Daar moest je indertijd geen tekeningske bij maken. Nu nog niet, trouwens. Dus besloten we het eens te proberen. We kwamen met de club overeen dat ik het één seizoen zou doen. Een jaar later dacht niemand nog aan die afspraak; het was logisch geworden dat ik doorging. Intussen zijn we 2018 en zit ik hier nog.’

Genkconciërge Rita Kellens en haar man Louis: 'Als Rita echt wil bruinen, gaat ze op het dak van het stadion zitten.'
Genkconciërge Rita Kellens en haar man Louis: ‘Als Rita echt wil bruinen, gaat ze op het dak van het stadion zitten.’© belgaimage – jorick jansens

Kaas en kipkap

Wat de job van conciërge precies inhoudt, verschilt van plaats tot plaats, maar één basisvereiste komt overal terug: je moet van vele markten thuis zijn. ‘Vraag me niet wat ik hier al allemaal gedaan heb, ‘ zegt Ludo, ‘vraag liever wat ik hier nog niét gedaan heb, dan zijn we op twee seconden klaar. Als straks die paal daar omvalt, roepen ze: ‘Ludo, ga eens kijken wat daar aan de hand is.’ Hoort dat bij mijn taken? Ik zou het niet weten. Altijd weer keert dat ene zinnetje terug: ‘Want jij woont toch in het stadion.’ Daardoor lijkt veel vanzelfsprekend. Maar dat is het niet.’

De eerste taak van een conciërge blijft natuurlijk: ’s ochtends de deuren openmaken. Nadien begeleidt Lorenzo in Lokeren de werkkrachten van het OCMW en verzorgt hij zelf de grasmatten. Louis in Genk start de dag dan weer met ‘energieopnames’. ‘Op vraag van de club noteer ik elke ochtend de standen van zo’n twintig meters van water, gas en elektriciteit.’ Zijn vrouw Rita brengt de kranten bij de trainer en vult frigo’s aan waar het nodig is. Wanneer op de derde verdieping een belangrijke vergadering gepland staat, maakt ze broodjes. ‘Zwarte boterhammen met kaas en kipkap. Zo wou Jos Vaessen ( ex-voorzitter, nvdr) het en zo is het gebleven.’ Ten slotte zijn er ook nog taken in de rubriek ‘diverse’. ‘Enkele weken geleden rinkelde plots mijn gsm, vlak voor een wedstrijd: ‘Rita, de kostuumvest van de trainer is verkreukeld, kun jij die opstrijken?”

In Lokeren neemt ook Lorenzo taken op zich die je niet meteen zou associëren met een conciërge. ‘Ik ga bijna elke nieuwe speler afhalen op de luchthaven’, vertelt hij. ‘Vaak zeggen ze mij vooraf niet om wie het gaat; dat moet geheim blijven. Dan sta ik daar in Zaventem en houd ik gewoon een bordje met het clublogo in de lucht. In de auto knoop ik een gesprekje aan met die jongen, maar durf ik nog altijd zijn naam niet te vragen. Soms ontstaat dan wel een fijne babbel. Als die gasten later een technisch probleem hebben, weten ze me natuurlijk te vinden. Begin dit jaar is José Cevallos een ganse inboedel gaan kopen in IKEA. Hij is begonnen zijn bed in elkaar te steken, maar er al na een paar vijskes mee gestopt. Dus ben ik alles maar gaan opbouwen. Voor mij zijn de spelers hier net mijn kinderen. Ik probeer hen altijd direct te helpen. Als bij een speler thuis de wasmachine niet werkt, zit die jongen daarmee in zijn hoofd. Wij willen dat onze spelers zich op het voetbal kunnen concentreren.’

Wanneer een trainer ontslagen wordt of een speler naar een andere club verhuist, beleeft Lorenzo soms een lastig moment. ‘Bij het afscheid van Nill De Pauw stonden de tranen in mijn ogen. Als er op zaterdag en zondag geen training was, kwam die toch altijd fitnessen. Niemand anders wist dat. Dan belde hij: ‘Lorenzo, wil jij de zaal openmaken?’ Ik deed dat met plezier. En het fijne is dat die gasten heel dankbaar zijn. Toen Nill hier onlangs met Zulte Waregem terug was, kwam hij meteen goedendag zeggen. Ook al verdienen die voetballers zo veel geld, toch tonen ze respect voor wat je doet.’

Ik loop hier ’s nachts alleen, in het pikkedonker. Ik ken mijn weg in het stadion blindelings.’ – Lokerenconciërge Lorenzo Verschraegen

Werkweek van 100 uur

Nog een basistaak van de conciërge: ’s avonds de boel weer op slot gooien. ‘Ik ben altijd de laatste die hier weggaat’, zegt Lorenzo. ‘Als de match afgelopen is, gaan mijn vriendin en ik eerst een uur of twee in de feestzaal iets drinken. Daarna poetsen we samen nog de kleedkamer, want op zondagochtend is er weer een training. Tegen de tijd dat we klaar zijn met kuisen, is de feestzaal leeg en sluit ik af. Dan loop ik hier alleen in het pikkedonker. Ik heb daar geen last van. Ik ken mijn weg in het stadion blindelings.’

Rita: ‘Het eerste wat mensen vragen als ze horen dat wij in een stadion wonen, is: ‘Heb je dan geen schrik, in zo’n groot gebouw?’ In het begin is het wel wat raar om ’s avonds al die gangen te controleren, maar intussen zijn we dat gewend. Enkel na die zware inbraak van enkele jaren geleden ben ik lang bang geweest. Toen hadden dieven hier een kluis uit de muur getrokken. Wij hadden niks gehoord, terwijl die kluis nochtans op ons verdiep staat.’ Louis: ‘En twee jaar geleden zag ik hier tijdens mijn avondronde enkele mannen over een omheining kruipen, supporters van de tegenpartij die dingen wilden aanbrengen in het sfeervak van Genk. Toen riep ik naar die gasten: ‘Lachen naar de camera’s, hé!’ Ze stoven meteen weg.’ Rita: ‘Tegenwoordig komt er de dag vóór een grote match altijd iemand van een veiligheidsfirma. Die blijft dan de hele nacht in het stadion.’

Lokerenconciërge Lorenzo Verschraegen: 'José Cevallos is begonnen zijn IKEA-bed in elkaar te steken, maar er al na een paar vijskes mee gestopt. Dus ben ik alles maar gaan opbouwen.'
Lokerenconciërge Lorenzo Verschraegen: ‘José Cevallos is begonnen zijn IKEA-bed in elkaar te steken, maar er al na een paar vijskes mee gestopt. Dus ben ik alles maar gaan opbouwen.’© belgaimage – jorick jansens

Op een doordeweekse nacht zijn Louis en Rita nog altijd de enigen in het stadion. En als alle sloten dan dichtgedraaid zijn en het koppel in pyjama naar tv zit te kijken, gebeurt het soms dat de bel aan de voordeur van het stadion nog eens rinkelt. Rita: ‘Dat kan dan iemand van de directie zijn die nog iets komt halen op zijn bureau, maar zijn sleutel vergeten is. Of ik dan gauw mijn kleren aantrek of in mijn pyjama openmaak, hangt af van wie het is. Is het Eric Gerits ( huidig CEO, nvdr), dan houd ik mijn pyjama aan. We kennen elkaar al zo lang. Toen hij hier pas begon te werken en nog niet getrouwd was, bakte ik elke ochtend spek met eieren voor hem.’ Louis lacht: ‘Eric is onze teddybeer.’

Naast die teddybeer en andere directieleden staan soms ook gewone fans buiten de kantooruren plots nog voor de deur. Rita: ‘Er zijn mensen die hier op alle mogelijke en onmogelijke uren komen vragen of ze het stadion eens mogen zien. En dan hoor je: ‘Kan het nu, want ik heb mijn broer bij die in Italië woont?’ Vroeger stonden we dat toe, zelfs op zondag, maar dat was niet meer vol te houden.’

Terwijl Rita en Louis in Genk hun energie nu verstandig proberen te kanaliseren, laat Lorenzo zich in Lokeren nog altijd voortdrijven door een ongebreideld enthousiasme. Hij geniet zo van zijn werkomgeving dat hij zijn takenpakket zelfs nog vrijwillig uitbreidt. Hoewel hij na een match op zaterdag pas rond halfdrie onder de lakens kruipt, staat hij ’s zondags om negen uur al achter de toog langs de jeugdterreinen, samen met zijn vriendin, een fanatiek Lokerensupporter. ‘Dat tappen op zondag deed zij vroeger al, dat beschouw ik meer als een hobby.’ Klagen over het vele werk doet Lorenzo niet. ‘Officieel heb ik hier een werkweek van 38 uur, maar in veel weken kom ik aan 90 à 100 uur. Ik vind dat geen probleem. Ik mag hier gratis wonen en heb geen vaste kosten, in ruil daarvoor kan je wel al eens iets doen. En als je gelukkig bent, kun je sowieso meer aan.’

Bij Beerschot slaat de vijftien jaar oudere Ludo een andere toon aan. ‘Zo’n club zuigt je helemaal mee’, zegt hij met enige verbittering. ‘Het is moeilijk om met een gezin op te groeien in een sportcontext waar je dag en nacht moet klaarstaan voor Jan en alleman. Eigenlijk doe je zo je gezin tekort. Ik heb in mijn kindertijd mijn ouders gemist, ook al waren ze altijd vlakbij. Ik had mezelf gezworen dat ik het met mijn kinderen anders zou aanpakken, maar nu moet ik beschaamd zeggen dat ik net hetzelfde gedaan heb. Mijn kinderen zeiden me op een bepaald moment: ‘Je hebt nooit tijd voor ons.’ Ik antwoordde hen: ‘Ik heb het allemaal gedaan voor jullie.’ Maar een gezin bestaat uit veel aspecten, het draait niet alleen om de boterham. Als ik alle energie die ik in de club gepompt heb in mijn gezin gestoken had, dan was ik nu een gelukkig mens. Maar om één ding ben ik wel blij: ik heb nooit moeten doppen. Een schrale troost? Ja, maar het is toch een troost. En ik heb hier ook veel schone momenten beleefd.’

Barbecue boven spelerstunnel

Nu, tijdens het tussenseizoen, valt er een stilte over de Belgische stadions. ‘Het wordt hier dan echt doods’, zegt Lorenzo in Lokeren. ‘Dat doet me meteen verlangen naar het volgende seizoen.’ Dat de spelers en trainers weg zijn, schept wel de mogelijkheid om het iets rustiger aan te doen. Maar met een tuinstoel op het hoofdveld gaan zitten, is uitgesloten, zegt Rita in Genk. ‘Daar mogen we nooit op.’ Louis: ‘Als Rita echt wil bruinen, gaat ze soms wel op het dak van het stadion zitten.’

Vroeger, toen Rita en Louis nog op de eerste verdieping woonden, hadden ze een terras aan hun appartement. Dat terras lag boven de spelerstunnel. ‘Daar konden we barbecueën. En dan gooiden we het balletje van ons hondje Rocky in de tribune. Dan speurde hij rij na rij af.’ Intussen hebben Rita en Louis geen hond en geen terras meer. Maar op dat laatste hebben ze iets gevonden. Bij mooi weer sleuren ze een tafeltje naar buiten, tot in de tribunes. Daar zitten ze dan in een bocht van het stadion, op de derde etage, samen wat te eten of te kaarten, tussen al die lege zitjes, in een oorverdovende stilte, naast het groeiende gras. ‘Dat is gezellig.’

Ludo Driesen: 'Ik heb hier veel schone momenten beleefd.'
Ludo Driesen: ‘Ik heb hier veel schone momenten beleefd.’© belgaimage – jorick jansens

Beerschotconciërge Ludo over laatste failliet: ‘Crazy, crazy, crazy’

Voor Ludo Driesen, conciërge op het Kiel, waren de faillissementen van Beerschot nóg turbulenter dan voor de fans. Zo werd in de aanloop naar het failliet van 1999 de elektriciteit-, gas- en watertoevoer naar het stadion afgesneden, omdat de club haar rekeningen niet meer betaalde. Daardoor kon Ludo ook in zijn appartement het licht niet meer aanknippen. Maar de Beerschotconciërge, die net als de spelers al maanden niet meer was betaald, bleef strijdvaardig. ‘We speelden hier toen nog een match waarbij ik voor de stroom zorgde. Eerst lieten we de wedstrijd verzetten naar zondagmiddag, zodat we de grote lampen niet nodig zouden hebben. Nadien stapte ik naar de energiemaatschappij en vroeg ik een nieuwe meter aan, op mijn naam. Enkele mannen kwamen die meter installeren, maar hadden niet door dat ze die in het centrale stuk zetten en dat er pas nadien een koppeling staat waar alles verdeeld wordt. Toen ik weer stroom en water had, konden we dus ook weer stroom en water naar de kleedkamers en de persruimte laten gaan. Zo lukte het om die ene match toch nog te spelen, met de energiekosten op mijn rekening. Dat geld zag ik natuurlijk nooit meer terug.’

Ludo vertelt het trots, met enige animo, maar wanneer het failliet van 2013 ter sprake komt, verstart zijn blik. ‘In 1999 hoorden we intern al lang dat er een fusie zou komen met een andere club ( Germinal Ekeren, nvdr). Toen waren we gerust in een goede afloop. Maar vijf jaar geleden was er plots niks meer. 21 mei 2013 werd het faillissement uitgesproken, net op mijn verjaardag.’ Ludo en zijn vrouw bleven als enigen verweesd achter op een godverlaten Kiel zonder toekomst. ‘Voor de fans viel een plaats weg waar ze in het weekend hun frustratie kwijt konden, bij mij ging het om mijn hele leven. Ik stond met mijn valies in de ene hand en mijn vrouw in de andere. Dat was crazy, crazy, crazy. Op zo’n moment ben je verdoofd. Al goed dat mijn vrouw toen achter mij stond, anders zat ik hier nu niet meer.’

Een groep Beerschotfans vroeg hem in die dagen om een laatste keer de poort open te zetten, zodat ze afscheid konden nemen van hun club. ‘Van de toenmalige curator mocht niemand meer binnen, maar ik heb voor die mensen de poort toch nog een keer opengemaakt. Met enkele honderden konden ze hier op het veld nog eens goed roepen en tieren. Dat kwam van heel diep. Mijn stem begint nog te trillen als ik daarover praat. Na een halfuur vroeg ik beleefd om weer naar buiten te gaan en dat deden ze, sereen.’

Ook voor de curator moest Ludo de poort openmaken. ‘Dat was héél moeilijk. Maar ofwel laat je die man binnen, ofwel sta je meteen op straat. Ik heb die mens geholpen, met véél tegenzin, maar ik heb het toch gedaan. Op een gegeven moment draai je een knop om en blijf je doen wat er moet gebeuren, omdat je nooit weet dat de club op een manier toch nog kan blijven leven.’ Dat gebeurde ook, met de geboorte van Beerschot Wilrijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content