De meldingsplicht: het failliet van een systeem

© belgaimage

De voetbalbond rekent op de meldingsplicht om matchfixing bloot te leggen, maar dat systeem faalt.

De Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) begon het matchfixingluik van operatie Propere Handen pas te onderzoeken na de grootscheepse politieactie en de persconferentie van het federaal parket die in oktober 2018 plaatsvonden.

Onderzoeksrechter Joris Raskin was op een omkooppoging gestoten tijdens het uitpluizen van de financiële handel en wandel van makelaar Dejan Veljkovic. Mocht dat onderzoek er niet geweest zijn, dan had geen haan nog gekraaid naar de (poging tot) competitievervalsing van eind vorig seizoen in 1A.

Vóór de actie van het federaal parket was er nochtans al een aanwijzing toen Eupen op de slotspeeldag met 4-0 had gewonnen van Excel Mouscron en zo in de stand nog over Malinois naar de voorlaatste plaats was gewipt. Vlak na die match toonde Eupendoelman Hendrik Van Crombrugge zich erg boos en verbouwereerd. In de media verklapte hij omfloerst maar niet mis te verstaan dat KV Mechelen ongeoorloofde initiatieven had genomen richting de Oostkantonners. Voor het bondsparket volstond dat kennelijk niet om een onderzoek te starten.

Het tuchtonderzoek, dat er vanaf november 2018 dan toch kwam en parallel liep met het strafonderzoek, werd geleid door Ebe Verhaegen. Hij legde onder meer de match KV Mechelen-Waasland-Beveren onder de loep, die óók op de slotspeeldag van vorig seizoen plaatsvond. Maar in de aanloop naar hun ondervragingen door Verhaegen stemden bijvoorbeeld de bestuurders op de Freethiel hun verhalen eerst onderling op mekaar af.

Ook kreeg de bondscoördinator verscheidene mensen over de vloer die zich beriepen op hun zwijgrecht. Makkelijk is zo’n onderzoek dus allerminst voor het bondsparket, dat geen taps of huiszoekingen kan bevelen. Pas toen Verhaegen 35 stukken uit het strafonderzoek kreeg, begon de grond onder de voeten van sommige protagonisten heet te worden en gingen enkelen toch praten.

Wagners waterpistool

Om tegemoet te komen aan de beperkte slagkracht van het bondsparket, hebben aangeslotenen bij de KBVB een meldingsplicht. Die geldt bij enig vermoeden van competitievervalsing, zegt het reglement. Elke tekortkoming geeft aanleiding tot passende sancties. ‘Aangezien de bondsprocureur het moet stellen met een waterpistool, snap ik dat men die meldingsplicht zo ernstig neemt, ‘ zei Jesse De Preter aan de Geschillencommissie Hoger Beroep (GHB), die zich in eerste aanleg boog over deze zaak.

De Preter verdedigde ex-Waasland-Beverenspits Olivier Myny, die in de aanloop naar die match tegen KV was gebeld door zijn toenmalige makelaar, Thomas Troch. Volgens bondsprocureur Kris Wagner was dat telefoontje verdacht en had Myny het moeten melden. ‘Maar het huidige systeem rond die meldingsplicht is een utopie’, foeterde De Preter.

Er zijn inderdaad problemen met de meldingsplicht, in de eerste plaats met de bekendheid van het concept, of beter: de onbekendheid ervan. Zeker vóór deze affaire hadden veel spelers er nog nooit van gehoord. Myny was naar eigen zeggen een van hen. Ook Dirk Huyck, nochtans voorzitter van Waasland-Beveren, houdt vol dat hij geen weet had van de meldingsplicht en daarom niet naar de bond stapte toen hij in de aanloop naar de match tegen KV benaderd was door Veljkovic.

In principe hoort elke aangeslotene het KBVB-reglement te kennen. Maar de GHB stelde zich niet rigoureus op. De commissie geloofde dat Myny niet op de hoogte was van de meldingsplicht en sprak hem om die reden vrij. Zelfs een bestuurder als Huyck kon rekenen op mildheid.

Dus ook al presenteert de bond de meldingsplicht graag als een zeer te vrezen stok achter de deur; de soep werd de voorbije weken niet zo warm gegeten als ze werd opgediend. Tegenover Van Crombrugge, die zijn meldingsplicht evengoed had moeten vervullen, werd niet eens een schorsing gevraagd door het bondsparket, dat in deze zaak dus ook zelf in eerste instantie te passief bleef.

Lees verder onder het beeld

De meldingsplicht: het failliet van een systeem
© Getty Images/iStockphoto

Tandenloze tijger

Niet enkel aan de bekendheid van de meldingsplicht schort er wat; ook met de procedure is een en ander loos. Veel voetballers weten niet waar ze moeten aankloppen als ze benaderd worden. Het antwoord zit verstopt op de KBVB-website. Helemaal onderaan in het submenu Competities staat een knop die leidt naar de boodschap dat meldingen best gericht worden aan het bondsparket of aan Integrity OfficerThibault De Gendt. De relevante mailadressen en gsm-nummers worden vermeld, waaronder dat van Wagner.

Maar opvallend: het meldpunt is niet terug te vinden op de Engelstalige versie van de site. Nochtans bulkt het Belgische profvoetbal van buitenlanders die het Nederlands en Frans niet machtig zijn.

De Preter ergert zich eraan dat het meldpunt bij de bond zelf zit: ‘Wanneer krijgen spelers te maken met de KBVB en met het bondsparket in het bijzonder? Als ze een rode kaart gepakt hebben en hen een schorsing boven het hoofd hangt. Toch zouden ze bij matchfixing naar datzelfde bondsparket moeten mailen. Het wordt tijd voor een meldpunt bij de clubs en voor een brochure over wat er met verstrekte informatie gebeurt.’

Maar ook een meldpunt bij de clubs zou lang niet alles oplossen. Stel dat een clubvoorzitter benaderd wordt en een van zijn spelers aanspoort mee te stappen in het verhaal, gaat die speler dat dan melden binnen zijn eigen club?

De vraag leidt naar het volgende probleem: de bedreiging die zo’n melding vormt voor onderlinge relaties. Kijk naar het telefoontje tussen Troch en Myny. In principe moet een speler op zo’n moment een van zijn voornaamste vertrouwensfiguren aan de galg praten.

De KBVB verwacht van twintigers – soms zelfs tieners – dat ze niet terugdeinzen als een melding kan leiden tot een onderzoek naar mensen die nog bepalend kunnen zijn voor hun carrière of aan wie ze veel te danken hebben.

Als je daarbij de vaststelling telt dat het bondsparket in deze materie een tandenloze tijger is, wordt het erg logisch dat zo’n speler niét spreekt. De kans is immers heel groot dat zo’n melding uitmondt in een woord-tegen-woordsituatie die vooral de melder in een lastig parket brengt.

Sowieso sta je ook in de (macho)wereld van het profvoetbal, waar veel praktijken het daglicht niet verdragen, beter niet te boek als verklikker. Niet toevallig valt in het KBVB-dossier over deze zaak ook het woord omerta.

Veelzeggend ten slotte was het moment waarop Myny zich tegenover de GHB spontaan afvroeg of hij wél iets zou gemeld hebben als hij benaderd was via een andere dan zijn vertrouwde makelaar. ‘Ik weet dat niet zeker’, gaf hij toe. ‘Omdat je als speler geen enkele garantie hebt.’

Met de hijgende pers in zijn nek en met naast hem een resem voetbalbestuurders die zich moesten verantwoorden voor matchfixing, zei Myny: ‘Stel je voor dat ík dit hele proces in gang had gezet. Wat zouden de gevolgen dán geweest zijn voor mij?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content