De videoref: een eerste tussenbalans

© .
Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Vanaf dit weekend zijn er videorefs bij elke wedstrijd van play-off 1. Scheidsrechtersbaas Johan Verbist en ervaringsdeskundigen Sébastien Delferière, Bart Vertenten en Dieter Denayer geven in Sport/Voetbalmagazine hun eerste bevindingen. ‘Honderd procent correcte arbitrage zal er nooit zijn.’

Vorige zomer startte men in 1A met de VAR, de Video Assistant Referee. Net voor de start van play-off 1, waarin alle wedstrijden een videoref zullen hebben, is het tijd voor een tussenbalans. Sport/Voetbalmagazine zette Johan Verbist (hoofd arbitrage), Sébastien Delférière (drievoudig Scheidsrechter van het Jaar), Bart Vertenten (jongste ref ooit in eerste klasse) en Dieter Denayer (technisch verantwoordelijke VAR) rond de tafel.

Verbist: ‘De start was moeilijk, omdat de verwachtingen – nul fouten – iets te hoog waren. Zo lang je met mensen werkt, ga je fouten hebben. Maar als je de evolutie ziet van het begin tot nu, dan zie je dat in die 48 wedstrijden de vier videorefs in positieve zin zijn geëvolueerd.

‘De laatste wedstrijden zijn ze nog amper tussenbeide moeten komen. Deels omdat de refs het zo goed deden, maar ook omdat zij er ervaring mee krijgen. We gaan nu verder met de opleiding van acht nieuwe videorefs, met het oog op volgend seizoen.’

Vertenten en Delférière mochten op het veld zelf ervaren wat zo een man extra betekent. Het was wennen, beamen ze. ‘Als een coach in een nieuwe club komt, heeft hij een paar weken nodig om zijn systeem te introduceren. Weken waarin hij zijn spelers elke dag ziet. Wij hadden 48 wedstrijden waarin de videoref ons assisteerde’, zegt Delférière. ‘In meer dan de helft van de wedstrijden moest die niet tussenbeide komen. Dat betekent 20 wedstrijden met één of twee situaties om ervaring op te doen. Was dat genoeg? Zeker niet. Wij werken keihard, zien clips en krijgen simulaties, maar het vraagt tijd. Veel situaties zitten ook in de grijze zone waar de VAR niet eens tussenbeide mág komen. Dat beseffen mensen niet altijd.’

Verbist: ‘Het is maar bij vier duidelijk omlijnde fases: een doelpunt, een verkeerde speler die wordt uitgesloten, een rode kaart en een duidelijk foute beslissing van de scheidsrechter. Obvious wrong is het uitgangspunt. Maar wat is dat? Dat is niet altijd even makkelijk. Over een hoekschop die verkeerd wordt toegekend, wordt niet gesproken. Valt daar dan een doelpunt uit, dan is het een ander verhaal.’

Vertenten: ‘Je past een aantal dingen aan. Een lijnrechter moet iets langer wachten met vlaggen, spelers weten dat. Wij moeten iets langer wachten met fluiten. Is er twijfel rond buitenspel en fluiten we te snel, dan kunnen we niet terug en geen beroep meer doen op de videoref. We moeten ook iets langer wachten om het spel te laten hernemen, zodat de videoref de tijd heeft om een beslissing na te kijken. Voor de rest verandert er niet zoveel. Je weet dat de corrigerende factor aanwezig is, maar jij moet nog altijd eerst een beslissing nemen. Het is niet wachten op input, voor we fluiten. Wij zitten hier soms in groep na te praten over al dan niet strafschop. Het kan dat een meerderheid zegt: eerder wel. Maar als de scheids niet floot, is dat geen obvious wrong en mag de videoref niet tussenbeide komen. Die kan wel denken dat het waarschijnlijk strafschop is, maar de grijze zone blijft. Dat moeten spelers, clubs, media én supporters goed beseffen. Honderd procent correcte arbitrage zal er nooit zijn. Onmogelijk.’

Lees de volledige reportage over de VAR in onze +zone of in Sport/Voetbalmagazine van woensdag 28 maart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content