De wondere wereld van Union SG: ‘Ons stadion lijkt tenminste niet op een supermarkt’

© koen bauters

Na stuntzeges tegen Anderlecht en KRC Genk treedt 1B-club Union in de halve finales van de beker van België aan tegen reeksgenoot KV Mechelen. ‘Ça sera volle bak!‘ Duik mee onder in de wondere wereld van het Dudenpark, een warm bad van authenticiteit.

Brusselsesteenweg, Vorst. In huisnummer 254 schuift Joseph Van Rooy enkele keren per dag zijn gordijn opzij om goed te zien wat er aan de overkant van de straat gebeurt. Joseph wou een bed dicht bij de club van zijn hart en dat is gelukt; zijn appartement ligt pal tegenover het Joseph Mariënstadion. ‘Al 28 jaar woon ik hier’, zegt hij. Misschien klopt dat, misschien niet. Het geheugen van Joseph hapert soms. 83 is hij intussen. Geboren in 1935, het jaar waarin Union zijn elfde en voorlopig laatste landstitel pakte.

Drie dagen geweend

Union – voluit: La Royale Union Saint-Gilloise – is de vrouw die Joseph nooit gehad heeft. ‘De vader van mijn moeder bracht me voor het eerst mee naar hier. Zes jaar was ik toen. Elke paas- en kerstvakantie mocht ik naar mijn grootouders. De rest van mijn jeugd bracht ik door in weeshuizen en internaten. Mijn moeder heeft zich nooit over mij ontfermd. Ik beleefde een kindertijd die ik zelfs mijn ergste vijand niet toewens. Eens ik volwassen was, ging ik op de hoek wonen van de Meloenstraat en de Steenbeukstraat, hier wat verderop. In 1960 vroeg de club of ik wilde helpen als ticketcontroleur. Tien jaar later werd ik sleutelbewaarder. Vanaf toen deed ik elke ochtend alle deuren van het stadion open en draaide ik ze ’s avonds weer op slot.’

In de jaren dertig werden bij de derby Union-Daring soms mensen in het kanaal gegooid.’

Narcisse Genin

Maar afgelopen zomer moest Joseph van de club plots zijn laatste sleutels afgeven. Union, dat onder zijn nieuwe eigenaar Tony Bloom weer naar de hoogste klasse lonkt, probeert een professionele structuur op poten te krijgen. Een hoogbejaarde overbuur met stadionsleutels past kennelijk niet meer in het plaatje. Het is voor zijn eigen veiligheid, betoogt de club; als Joseph bij een avondlijke toer in het donker zou vallen, zou hij misschien pas de volgende ochtend gevonden worden. Maar dat argument stilt het verdriet van Joseph niet. ‘Drie dagen heb ik geweend. Het heeft me erg geraakt, zeker de manier waarop. Ik was graag sleutelbewaarder. Zo zat ik niet de hele tijd hier thuis, waar er geen leven is. Al goed dat Jean-Marie Philips ( bestuurder bij Union, nvdr) ervoor zorgde dat ik op wedstrijddagen nog steward mag zijn op een parking, anders was ik waarschijnlijk al dood. Ik blijf supporter van Union, ik roep in de tribune nog altijd: ‘ Allez, l’USG!‘ Maar de hartelijkheid is weg.’

Oh ja, over die kwartfinale in de beker van België, tegen KRC Genk, wil Joseph ook nog iets kwijt: ‘Wat was dat, zeg? Volk dat hier liep! Nooit geloofde ik dat zoiets nog zou kunnen. Het leek wel de jaren zestig.’ Die massa mensen zag hoe Union de scalp veroverde van de leider in 1A. Die overwinning was al de tweede stuntzege van Union in de huidige bekercampagne. Een ronde eerder ging ook Anderlecht voor de bijl, de grote Brusselse broer. Met 0-3 dan nog. In het Astridpark. Zulke sportieve orgasmes beleefde geel-blauw al decénnia niet meer. Fabrizio Basano (58), Unionist in hart en nieren, geniet nog altijd na. Hij publiceerde vorig jaar een boek naar aanleiding van de 120e verjaardag van geel-blauw en slaat die turf open op pagina 92. Daar prijkt een foto van ene Elvis, een collega-supporter. ‘Dik tien jaar geleden kreeg Elvis na een verplaatsing met Union een hersenbloeding. De eerste uit onze kliek die we verloren. Na de 0-3 tegen Anderlecht dronken we een glas op Elvis. Eigenlijk dronken we die avond een glas op elke supporter die er niet meer is. ( smaalt) Vandaar dat we even bezig waren. Veel Unionfans dachten terug aan hun overleden vader of grootvader. Ze vroegen zich af: ‘Wat zou hij hiervan gezegd hebben?’ Enerzijds is er de geschiedenis van de club die je in de boeken terugvindt: de titels, de bekers, speciale spelers. Aan de andere kant dragen alle fans ook hun eigen geschiedenis mee: herinneringen aan familieleden die hen introduceerden in de club en aan vriendschappen die ze op de tribunes smeedden. Dankzij die persoonlijke herinneringen voelen mensen zich sterk verbonden met deze club en met dit stadion, waar al die banden ontstaan zijn. Dat aspect is hier erg belangrijk omdat dit een echte familieclub is; al jaar en dag wordt de microbe hier doorgegeven van vader op zoon of van grootvader op kleinzoon.’

Fabrizio Basano 'In de regen moeten supporteren, ook dat geeft deze club een bepaald karakter.'
Fabrizio Basano ‘In de regen moeten supporteren, ook dat geeft deze club een bepaald karakter.’© koen bauters

Union-Real naspelen

Zo ook bij Narcisse Genin (63), ‘Unionist tot in de kist’. In het Club House, het café in het stadion, vertelt hij dat hij geboren is in de Marollen. ‘Als mijn moeder werk ging zoeken, durfde ze nooit te zeggen dat ze daar woonde. Er werd op neergekeken, omdat het een arbeidersbuurt was. Maar ik ben fier op mijn afkomst.’ In de Marollen woonden destijds veel supporters van Union, want dat was de dichtstbijzijnde club. Een deel van de tribunes in het Joseph Mariënstadion werd zelfs ‘De Marollen’ genoemd. Narcisse wijst: ‘Die bocht was dat. Daar kostten de kaartjes vijftig Belgische frank ( 1,2 euro, nvdr). Op de rest van de gradins – de staantribune – betaalde je zestig frank ( 1,5 euro, nvdr). De mensen uit de Marollen namen de goedkoopste plaatsen, lespopulaires.’

Een grootvader van Narcisse doorliep de jeugd bij Union. ‘Maar een officiële match met het eerste elftal speelde hij nooit. Hij opende wel een café in de Marollen en noemde dat Le Jaune et Bleu. De onderste helft van de muren was blauw geschilderd, de bovenste helft geel. Mijn grootvader was zot van deze club. En hij wilde zó graag een zoon, een nieuwe Unionist. Maar hij kreeg twee dochters. ( lacht) Toen uiteindelijk ik geboren werd, heeft hij een week lang gefeest.’

Narcisse groeide op in het café van zijn grootvader. ‘Dat lag vlak bij het Justitiepaleis. In de buurt was er ook een parkje. Daar voetbalde ik met mijn vrienden. We deden er nooit Anderlecht-Manchester United na, maar altijd Union-Real Madrid. In mijn school waren er naast Unionsupporters ook veel Spanjaarden, kinderen van mensen met een antifascistisch gedachtegoed. Zij waren het Spanje van Francisco Franco ontvlucht. Vandaar dat je hier in de tribunes nog altijd een minderheid vindt die extreem-links is. In Molenbeek, aan de andere kant van het kanaal ( Brussel-Charleroi, nvdr), strandden er dan weer veel Marokkanen; daardoor zie je bij RWDM een minderheid die extreem-rechts is. Na de gespannen relatie van vroeger tussen Union en Daring zorgt dat nu voor een nieuwe tegenstelling tussen Union en RWDM.’ Fabrizio schudt het hoofd: ‘Er zijn ook rechtse mensen die naar Union komen en linkse die naar Molenbeek gaan. Voor mij heeft het niks met politiek te maken. RWDM en Union, dat zijn gewoon twee verschillende soorten van ambiance, als twee verschillende smaken; de ene is niet beter dan de andere, ze zijn gewoon anders.’

Sporting Pajottenland

De grootvader van Narcisse maakte nog de tijd mee waarin de rivaliteit tussen Union en Daring van puur sportieve aard was. Narcisse: ‘Hij vertelde me hoe die rivaliteit in de jaren dertig gepaard ging met serieuze bagarres. ( smaalt) Daarbij werden soms zelfs mensen in het kanaal gegooid. Union-Daring was dé Brusselse derby. Over Anderlecht werd toen nog niet gesproken. Anderlecht is hier nooit dé grote vijand geweest. Vroeger was paars-wit een stuk zwakker dan Union en Daring, nadien werden zij een stuk sterker. Destijds ging ik met mijn vader zelfs af en toe naar Anderlecht kijken, als zij een match hadden op zaterdag. Union speelde steevast zondagnamiddag. De club Anderlecht vonden we un peu dikke nek – en we spraken ook altijd over ‘Sporting Pajottenland’ – maar de grote spelers, zoals Paul Van Himst en Rob Rensenbrink, zagen we wel graag eens bezig. Ik herinner me ook nog een Anderlecht-Union uit die tijd. Anderlecht won met 6-0. Hun supporters kwamen babbelend het stadion buiten, de fans van Union al zingend. ( lacht) Die mentaliteit heeft me altijd erg aangestaan.’

Maar de voorbije decennia leken het voortbestaan van Union en zijn mentaliteit bedreigd. De grote successen situeerden zich vóór de Tweede Wereldoorlog, alle getuigen daarvan zijn intussen al lang begraven. Het is zelfs zoeken naar Unionisten die hun club nog bewust op het hoogste niveau zagen spelen, dat is al van 1973 geleden. Narcisse: ‘Ook veel van die supporters zijn al dood. Lange tijd was hier elke twee weken een minuut stilte voor weer een overleden fan.’ En terwijl dat glorierijke verleden almaar verder uit het blikveld kroop, ploeterde Union in de derde klasse. Zo was het lastig voor de club om nieuwe, jonge supporters aan zich te binden. En wat ook niet leek te helpen, was het gebrek aan comfort in het Joseph Mariënstadion. Enkel de hoofdtribune is er overdekt, de gradins liggen onder de blote hemel. Regent het, dan worden de doorsneefans drijfnat. Ook toen het stadion de voorbije jaren twee seizoenen dichtbleef voor werken, kwamen er geen extra daken. Kortom: er leken tal van argumenten voorhanden om een nakende dood van het stamnummer 10 te voorspellen.

Narcisse Genin 'Mijn grootvader had in de Marollen een café. De onderste helft van de muren was blauw geschilderd, de bovenste helft geel.'
Narcisse Genin ‘Mijn grootvader had in de Marollen een café. De onderste helft van de muren was blauw geschilderd, de bovenste helft geel.’© koen bauters

Maar wat blijkt nu? Bij thuismatchen bulkt het Club House tegenwoordig van de jonge mensen. Die blijken zich bovendien niet te laten afschrikken door plensbuien en gaan in groten getale op de gradins staan. Het is een nieuw gegeven dat niemand zag aankomen. Fabrizio zoekt een uitleg: ‘Deze club heeft door de jaren heen bepaalde aspecten van het voetbal goed bewaard, Union heeft zijn ziel kunnen behouden. Volgens mij spreekt dat aan. Dit is nog altijd een heel gastvrije en heel tolerante club, je zult hier nooit discriminerende gezangen horen. En daarnaast is er natuurlijk ons stadion. Ook de jeugd voelt de geschiedenis daar als het ware aan kleven. Het is anders dan een zogenaamde voetbaltempel binnenstappen waar alles geprefabriceerd is. Ons stadion lijkt tenminste niet op een supermarkt.’

Het is trendy geworden om naar Union te komen en daarmee uit te pakken op Facebook.

Florian Van Roy

De charme en nostalgie druipen inderdaad van het Joseph Mariënstadion. Zo ligt het in het feeërieke decor van het Dudenpark en vind je er in de hoofdtribune, achter de adembenemende art-decogevel, nog prachtige glasramen. ‘Veel supporters die in de jaren tachtig naar Anderlecht trokken, keren nu terug naar Union’, zegt Fabrizio. ‘Hier vinden ze een ambiance en authenticiteit terug die ze niet meer voelen in het Astridpark. En in de regen moeten supporteren, ook dat geeft deze club een bepaald karakter. Je zag wat er gebeurde toen we de voorbije jaren, tijdens de stadionwerken, twee seizoenen op de Heizel moesten spelen. Daar was er wél een dak en schopten we het tot play-off 2, maar er kwam geen kat, want er was geen ziel.’

Les zwanzeurs

‘Als we in de regen staan te supporteren, zingen we altijd: Vamos a la playa‘, lacht Florian Van Roy. Hij is 22 en zo’n supporter van de jonge garde. Flo hoort bij de sfeergroep Union Bhoys. Ook voor hem is het supporteren voor Union een familiekwestie, net als de artisanale brouwerij Cantillon in Anderlecht, waar hij werkt. ‘Zelfs mijn overgrootvader ging al naar Union. En mijn grootvader staat ook nog elke twee weken op de gradins. Spreek hem niet over een zitplaats. ‘ Un match de foot, ça se vit debout.’ Dat is ook mij zo geleerd. Ik sta op de gradins wat hoger dan mijn grootvader, maar bij de rust zoek ik hem altijd eens op. Dan praten we over de match en stopt hij me een muntstuk van twee euro toe, waarmee ik in de kantine iets kan drinken.’

Florian Van Roy 'Ook jonge Anderlechtsupporters komen naar ons. Ze storen zich aan het gebrek aan ambiance en de vervlaamsing in het Astridpark.'
Florian Van Roy ‘Ook jonge Anderlechtsupporters komen naar ons. Ze storen zich aan het gebrek aan ambiance en de vervlaamsing in het Astridpark.’© koen bauters

Florian is al zijn hele leven Unionist. ‘Sinds ik in de poussette lag. We woonden toen aan de Union’s Taverne, tegenover het stadion. Bij een match kon je na de rust gratis binnen en reed mijn moeder met mij tot bij mijn vader, die stond te supporteren. En ook tijdens de week was het voor mijn vader très chouette om zo dichtbij te wonen. Il allait avec ses pôtes boire des pintjes dans la tribune. Als het eten klaar was, belde mijn moeder: ‘Over vijf minuten gaan we aan tafel.’ Dan dronk hij zijn glas leeg en was hij toch nog op tijd.’

Ook Florian merkt hoe zijn generatie almaar beter de weg vindt naar het stadion. ‘Zes jaar geleden stond er maar 500 man op de gradins. Toen ik in het Sint-Pieterscollege zei dat ik naar een match van Union ging, antwoordden mijn klasgenoten: ‘ C’est nul.’ Maar diezelfde gasten zie ik nu plots in ons stadion. Op de een of andere manier is het trendy geworden om naar Union te komen en daarmee uit te pakken op Facebook. De gradins staan nu soms bouchevol, ook met ketjes van 17 jaar.’ En dat zal weer zo zijn bij de terugmatch van de halve finale in de beker, tegen KV Mechelen. Fabrizio knikt: ‘ Ça sera volle bak.’

Voor Florian blijft het wennen. De tijd waarin er 30.000 man paste in het stadion, heeft hij nooit gekend. ‘Bij die bekermatch tegen Genk was ons stadion uitverkocht: 6500 zingende mensen, zelfs dat had ik nog nooit meegemaakt. Op het eind van de match hadden we allemaal la petite larme à l’oeil. En het is waar: ook jonge Anderlechtsupporters komen naar ons. Die zeggen dat hun hart mauve blijft, maar ze storen zich aan het gebrek aan ambiance en de vervlaamsing in het Astridpark. Een Gentenaar beleeft een match van Anderlecht anders dan een Brusseleir. In het noorden van het land is men minder zwanzeur. Wij lachen graag, ook met onszelf. Hier kan dat. Je ziet bij ons veel supporters die niet zozeer voor het voetbal komen, maar wel voor de ambiance, om vrienden te zien, met hen iets drinken en samen een leuke tijd hebben. Als er in een match drie goals vallen, zie ik er soms geen enkele omdat ik te druk aan het zingen ben of sta te babbelen met een maat. Ik kom bij een wedstrijd twee uur op voorhand naar het stadion om met iedereen een praatje te slaan etboire un pintje. Union is familie voor mij. Ook tijdens de week kom ik zeker één keer per week iets drinken in het Club House. Ik woon nu in Ukkel, maar als ik ooit verhuis, zal het stadion voor mij een referentiepunt zijn. Ik zal nooit te ver wegtrekken, want dat stadion, c’est un peu chez moi.’

Lijfwacht in de war

Union is sinds afgelopen zomer in handen van Tony Bloom, een Engels professioneel pokerspeler, miljardair en eigenaar van de club Brighton & Hove Albion FC in de Premier League. ‘Ik heb de indruk dat hij respect heeft voor de waarden van Union’, zegt supporter Florian Van Roy (22). ‘Na een overwinning is hij een keer naar het Club House gekomen. Binnen de kortste keren hadden we een muts van Union Bhoys op zijn hoofd gezet en een geel-blauwe sjaal rond zijn nek gehangen. Zijn lijfwacht wist niet goed hoe hij met de situatie moest omgaan, maar meneer Bloom vond het prima. Zoiets hadden we nooit kunnen doen met Jürgen Baatzsch ( de vorige voorzitter, nvdr). Die kwam arrogant over en leek zich superieur te voelen.’ Supporter Fabrizio Basano (58): ‘Meneer Bloom zei al verscheidene keren dat hij het Dudenpark en onze ambiance magnifiek vindt. Je hoort hem geen plannen smeden om alles om te gooien. Het zijn maar woorden natuurlijk, maar ik heb toch een goed gevoel.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content