Franky Van der Elst wordt 60: ‘Ik ben er ene van de Club, maar altijd heel, héél objectief’

© Belga Image

Een frietkot heeft Franky Van der Elst nooit geopend. Goed dat hij voor het voetbal is gegaan, stelt hij tevreden vast in een uitgebreid interview met Sport/Voetbalmagazine ter gelegenheid van zijn 60e verjaardag. Een voorsmaakje.

Heb je ooit een plan B-gehad voor het geval je geen voetballer zou geworden zijn?

Franky Van der Elst: ‘Nee. Als jonge gast zei ik weleens lachend: een frietkot. Want een goeie frituur levert wat op, hoor. Maar ik heb dat nooit echt overwogen. Ik heb maar één maand echt gewerkt, op de dienst indirecte belastingen in Oudergem in Brussel: nagaan wie zijn belastingen niet betaald had en die een aanmaningsbrief schrijven.’

‘Ik heb gewoon mijn humaniora afgemaakt in Ninove, en ben een jaar eerder dan gepland naar het leger gegaan, net toen ik mijn kans kreeg in het eerste elftal van RWDM, van Jean-Pierre Borrremans. Vanaf toen ging het allemaal vanzelf. Mijn geluk was het ongeluk van RWDM. Er waren financiële problemen, veel spelers vertrokken waardoor we ineens met een half elftal jonkies in de eerste ploeg stonden, te jong om ons in eerste klasse te handhaven.’

Van RWDM ging je naar Club Brugge. Dat was niet de ploeg waar je voor supporterde.

Van der Elst: ‘Nee, mijn hart klopte toen voor Standard. Die namen spraken me geweldig aan: Dewalque, Semmeling, Takac, Kostedde, Jeck. Van Moer vond ik echt een geweldige speler. Ik kon naar AA Gent, naar Beveren die toen kampioen waren. Twee keer heb ik ook met Anderlecht gepraat, maar ik voelde niet dat ze me echt wilden. Rudi Cossey zei: ‘Je moet ook eens naar Georges Heylens bellen. Hij wil je bij Seraing.’ Maar ik had al voor Club getekend.’

Pinten met de supporters

Met welk plan ben je bij Club Brugge aangekomen?

Van der Elst: ‘Met de vraag: gaat dat hier lukken? Want we waren net gedegradeerd met RWDM. Dan loop je niet over van het zelfvertrouwen. Die vijftien jaar in Brugge is het altijd wel een toffe bende geweest. Ik ben er ene van de Club. Dat vind ik wel fijn, ergens bij horen. Maar ik blijf als analist wel altijd heel, héél objectief.’

‘Het volkse van de Club zat ook in de spelersgroep. Wij waren gewone jongens uit Humbeek, Lier, Opwijk, Lokeren, Ardooie, Bredene en één van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek. Jongens van onder de kerktoren, drie kwart sprak dezelfde taal. Het was gemoedelijk en plezant, we dronken samen een pint, ook in het spelershome na de training. Het hing bij ons goed aan mekaar.’

‘Dat je veel won, hielp natuurlijk. Je kan je nu niet meer voorstellen dat je na een Europese thuismatch even verderop in het café iets gaat drinken met de supporters, soms tot ’s ochtends, in Los Amigos of de Picobello.’

‘Ik vergeet nooit hoe voorzitter Fernand De Clerck ons op de eerste training kwam toespreken. Hij sloot af met: ‘En als er problemen zijn, ik ben er niet.’ Heerlijk toch?’

Geen succes als trainer

Zitten de beelden van je spelersloopbaan helderder in je hoofd dan die van je trainerscarrière?

Van der Elst: ‘Ja, omdat zelf voetballen ook het plezantste is. Trainer zijn heb ik minder graag gedaan dan voetballen. Ik heb me als coach altijd van in het begin veel eenzamer gevoeld. Een nederlaag kwam veel harder aan dan als speler, en een overwinning gaf minder voldoening. Het is niet echt een succes geweest, mijn trainerscarrière, maar ik heb daar vrede mee. Dat is voorbij. Ik geef nu commentaar op tv, ik doe dat graag.

Waar ben je, samenvattend, het meest tevreden over als je terugkijkt?

Van der Elst: ‘Ik ben content met het leven zoals het is gelopen. Toen het bij Oostende stopte, heb ik efkens gedacht: en nu? Ik ben blij dat ik naar de VRT, Eleven en Proximus mag, dankbaar dat ik dit mag doen. Ik heb geen spijt of wrok van dingen die anders hadden kunnen lopen. Het is goed zoals het allemaal gegaan is.’

Lees het integrale interview met Franky Van der Elst in Sport/Voetbalmagazine van 28 april of in onze +zone

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content