Joric Vandendriessche

‘Hoe we het succes van de Rode Duivels structureel kunnen herhalen’

Joric Vandendriessche Sportief coördinator SV Zulte Waregem

België staat momenteel eerste op de FIFA-wereldranglijst en in tijden van succes moet de toekomst voorbereid worden. Joric Vandendriessche, die doctoreerde op talentontwikkeling en als topsportmanager en nationaal jeugdcoach ook het beleid mee vorm gaf, ontrolt zijn visie.

In België doen we het heel goed in een relatief gezien uiterst beperkte vijver. Momenteel zijn we wereldtop met ‘slechts’ 440.000 actieve voetballeden op een populatie van een slordige 11 miljoen. Dat is een participatie van 4 procent.

In Nederland en Duitsland bedraagt die rond de 8 procent. Een groot, dichtbevolkt en opkomend voetballand als China bijvoorbeeld telt bijna 1,4 miljard inwoners. Daar is in potentie zo’n weelde aan talent dat ze er bij wijze van spreken duizend eieren tegen de muur werpen om te zien welk ei er overeind blijft staan.

Wij daarentegen moeten zeer zorgvuldig te werk gaan: het ei breken en goed de dooier en de DNA-structuur van onze toppers ontleden teneinde de goede keuzes te maken om wereldtop te kunnen blijven. Kwaliteit boven kwantiteit.

Hoe we het succes van de Rode Duivels structureel kunnen herhalen.

Bredere basis = hogere top

Talentontwikkeling in de sport kan je vergelijken met een piramide: een brede basis die stelselmatig evolueert naar een select publiek aan de top.

In mid- tot laatspecialisatiesporten waarbij de piekleeftijd rond 26 à 28 jaar ligt, zoals in voetbal, is het aangewezen om onder de leeftijd van 9 jaar een zo breed mogelijke basis van bewegingen en inzichten te ontwikkelen. Dat betekent: niet te eenzijdig belasten. Want anders dreigt de motorische en fysieke basis niet voldoende breed te zijn om in een later stadium als talentvolle sporter blessurevrij en optimaal verder te kunnen ontwikkelen.

In België zijn we een van de slechtste leerlingen wat betreft het aantal sporten dat een kind gemiddeld beoefent.

Veel topsporters, onder wie olympische medaillewinnaars, beoefenden op jonge leeftijd verschillende sporten. Terwijl wij in België een van de slechtste leerlingen zijn wat betreft het aantal sporten dat een kind gemiddeld beoefent.

Een van de redenen daarvoor is de uitdagende ‘work-life balance’ bij drukbezette ouders en zelfs grootouders, waarbij het onmogelijk is of geacht wordt om kinderen naar verschillende sportclubs te vervoeren.

Ook een reden is dat veel sportfederaties al vroeg aan ledenwerving doen. In het voetbal is het niet anders: clubs vechten voor het zieltje van een vijfjarig kind, dat vaak te vroeg als ’talent’ beschouwd wordt. Het jonge talent dat velen als volgende wereldtopper zien, is namelijk te veel ‘besmet’ door tal van factoren om een correcte talentselectie mogelijk te maken.

Iedereen denkt aan het alom gekende filmpje van Lionel Messi als kind, waarop zijn ’talent’ al op jonge leeftijd duidelijk te zien is, maar we vergeten de ontelbare gelijkaardige filmpjes van zogezegde talenten over wie nu niemand meer spreekt.

We overschatten talent op jonge leeftijd.

We overschatten talent op jonge leeftijd. Jonge kinderen worden gescout door een profclub, worden aangetrokken, zitten in bepaalde gevallen zes uur per week in de auto en krijgen soms al één of twee jaar later te horen dat ze moeten vertrekken. Vaak betekent dat: weg persoonlijke ontwikkeling, weg welbevinden, weg goeie sfeer in het gezin.

In onze beperkte vijver moeten we de filter op talent op latere leeftijd zetten. Talent definieer ik als een mix van vaardigheden die door het individu en de omgeving ontwikkeld wordt en zich onderscheidt op het hoogste niveau en onder de moeilijkste omstandigheden. Laat het een wijze beslissing zijn om met z’n allen af te spreken op jonge leeftijd niet langer te spreken over een ’talent’, maar over een ‘vaardig kind’.

Let wel: met een bredere basis, bedoel ik niet méér leden. De KBVB plaatste de toename van het ledenaantal verscheidene jaren terug als één van de voornaamste strategische doelstellingen. Wat dan vergeten wordt, is dat kinderen op vijf- à zesjarige leeftijd niet klaar zijn om éénzijdig belast te worden. Koppel dit aan de té uitgesproken prestatiecultuur in ons jeugdvoetbal en je krijgt een verklaring voor de grote drop-out in onze voetbalcultuur.

Veel eerder gewonnen enthousiaste zieltjes raken tijdens het ontwikkelingsproces verbitterd en haken af.

Voetbal is populair en kent een grote instroom bij kinderen, maar het is ook de sport met de grootste uitstroom bij adolescenten. Veel eerder gewonnen enthousiaste zieltjes raken tijdens het ontwikkelingsproces verbitterd en haken af.

Tijdens mijn doctoraat aan de UGent lag ik mee aan de basis van het Sportkompas, een concept waar ik heel hard in geloof. Jonge kinderen worden gemeten en voeren verschillende fysieke en motorische testjes uit, waardoor de sportieve aanleg van het kind duidelijk wordt.

Dit wordt ook gekoppeld aan de interesse van het kind, waardoor het op jonge leeftijd georiënteerd wordt naar een waaier van sporten waar het intrinsiek aanleg en goesting voor heeft. Het gevolg: een betere en gerichtere ontwikkeling van vaardigheden, een grotere succesbeleving, een lagere drop-out, enkel winnaars.

Het Sportkompas wordt nu uitgerold naar de basisscholen om een groot publiek te kunnen bereiken. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de verdere stappen.

Stop de actuele beperkingen

In eerdere opiniestukken had ik het over het belang van autonomie bevorderend coachen en het stimuleren van winnaarsmentaliteit om finaal tot een hoge top te komen. Echter, als je bij de basis focust op kwaliteit en niet op kwantiteit, dan moet je erover waken dat je tijdens het proces niet té veel vaardige kinderen verliest. Helaas gebeurt dit momenteel in ons jeugdvoetbal wel.

Eerste beperking: tijdens kindertijd (6-12 jaar) = kalenderleeftijd

Eén van de factoren waar we rekening moeten mee houden, is het relatieve leeftijdseffect. Het is geweten dat in zo goed als alle sporten kinderen worden opgedeeld per kalenderjaar, waarbij de cut-off dus op 1 januari ligt. Demografisch stellen we vast dat kinderen gelijkmatig geboren worden overheen de maanden van het kalenderjaar. Zo ook de populatie in ons onderwijs. Maar in sport en zeker in voetbal merken we dat hoe hoger het niveau waarop het kind actief is, hoe meer kinderen geselecteerd worden die vroeg in het kalenderjaar geboren zijn.

Als we de opsplitsing maken tussen kinderen geboren in de eerste helft (januari-juni) en in de tweede helft van het jaar (juli-december), dan zien we dat op twaalfjarige leeftijd de verhouding op het hoogste jeugdniveau (cf. elite) gemiddeld genomen 75%-25% bedraagt. Terwijl dit op het laagste jeugdniveau (cf. gewestelijk-provinciaal) netjes 50%-50% is.

Op het hoogste ontwikkelingsniveau verliezen we systematisch kinderen die laat in het jaar geboren zijn, terwijl niets erop wijst dat die minder vaardig zijn. Integendeel.

Op het hoogste ontwikkelingsniveau verliezen we dus systematisch kinderen die laat in het jaar geboren zijn, terwijl niets erop wijst dat laat op het jaar geboren kinderen minder vaardig zijn. Integendeel.

Dit verschijnsel stellen we al twintig jaar vast, maar is nog altijd niet verholpen. Sensibiliseren? Vergeet het. Dat doen we al zo’n twintig jaar, maar zonder gevolg. De club, de scout en de coach blijven bewust of onbewust de prestatiecultuur in leven houden. Vergeet ook roterende cut-offs, wat zou betekenen dat er elk jaar een andere cut-off genomen wordt om ploegjes te vormen. Dat is té complex om dit in de nu al uitdagende praktijk te implementeren. De oplossing moet laagdrempelig en duidelijk zijn.

Mijn advies is: focus op kwaliteit, eerder dan op kwantiteit. Reduceer het aantal eliteploegjes op jonge leeftijd tot twee van 5v5 die later evolueren naar twee van 8v8. Cruciaal is dat het ene ploegje uitsluitend wordt samengesteld met kinderen die van januari tot juni zijn geboren en het tweede ploegje met kinderen die van juli tot december zijn geboren. Vanaf 11v11 respecteer je een quotum inzake kalenderleeftijd (bij voorkeur 50%-50%), zodat laat op het jaar geboren spelers evenveel kansen hebben om de top te bereiken en we ‘en route’ zo weinig mogelijk potentieel talent verliezen.

Stel bovendien de selectie van vaardige jongens op het hoogste niveau uit tot 9 jaar, zodat je de foto correcter kunt nemen. In België zijn er 24 profclubs. Op U9-eliteniveau zitten we met 3 ploegjes van 5v5. Lees: kernen van gemiddeld 22 spelertjes. Dus: 22 spelertjes x 24 profclubs = 528 spelertjes van 8 jaar die als ‘grote talenten’ aanzien worden, die soms ver van huis moeten voetballen en van wie finaal maar een heel klein percentage de top van de piramide bereikt. Dit is waanzin. Het is een misplaatste keuze voor kwantiteit, in eerste instantie ten koste van het kind zelf.

Door vroege talentselectie mismeesteren we jonge kinderen.

Door vroege talentselectie mismeesteren we jonge kinderen. Laat een kind vooral een kind zijn. Studies bij jonge kinderen tonen aan dat een ongedwongen en speelse ontwikkeling enorm zinvol is voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden en de net besproken brede basis. Dat is al uitdagend genoeg, me dunkt, in tijden van opkomende digitalisering en bewegingsarmoede. Verscheidene landen bouwen in hun rekruteringsbeleid scoutingsperimeters en leeftijdsgrenzen in om deze problematiek te vermijden, alsook investeren ze in maximale samenwerking met andere sportclubs. Samen met de hierboven beschreven initiatieven zal het de talentontwikkeling in ons land enkel ten goede komen.

Tweede beperking: tijdens adolescentie (13-18 jaar) = biologische leeftijd

Een ander fenomeen zijn de laatmature spelers: spelers met een achterstand in biologische leeftijd. Ook zij zijn vatbaar voor de vroege selectiepolitiek die ons voetballandschap kenmerkt.

Studies leren ons dat relatief gezien meer laatmature spelers de top halen in vergelijking met vroeg op het jaar geboren en vroegmature spelers. Dat is omdat ze hun fysieke achterstand vaak moeten compenseren met een verhoogde mentale weerbaarheid, met een groot leervermogen en met het nemen van correcte en snelle beslissingen op en naast het veld. Zie onder meer Dries Mertens,Thibaut Courtois en Yannick Ferrera-Carrasco. Mooie voorbeelden van laatmature profielen, ‘whispering talents’. Op jonge leeftijd waren er rond die jongens veel twijfels. Maar hun topattitude hield hen overeind.

Laat je dergelijke jongens vallen, omdat er op dat moment krachtiger jongens beter presteren, dan deemsteren die waardevolle profielen weg in de anonimiteit. Het vraagt inzicht en expertise om op die leeftijd de grote talenten, die op dat moment ‘high performers’ zijn maar niet doorbreken op latere leeftijd, te onderscheiden van ‘high potentials’ met de potentie om de top te kunnen bereiken.

‘Op té jonge leeftijden op té grote velden spelen, versterkt het mechanisme dat we proberen te bestrijden.

Ook de keuze van onze competitieformat is in dat kader heel belangrijk. In ons voetballandschap dienen we erover te waken dat we met de invoering van de play-offs bij oudere elitejeugd het aantal high potentials niet laten uitdoven. Competitiegeest is goed om winnaars te ontwikkelen, maar ‘core business’ op die leeftijd is én blijft ontwikkelen (proces) in plaats van presteren (resultaat).

Op té jonge leeftijden op té grote velden spelen, versterkt bovendien het mechanisme dat we proberen te bestrijden. Op eliteniveau voetbalden we tot een kleine tien jaar terug op elfjarige leeftijd nog 11 tegen 11 op een volledig terrein. Op die leeftijd versterkt dit in negatieve zin enkel maar de verschillen die er al zijn inzake zowel biologische leeftijd als kalenderleeftijd. In enkele andere grote voetballanden wordt nog tot U14 8 tegen 8 op een kleinere ruimte gevoetbald, wat volgens mij grote voordelen biedt voor een meer complete vorming. Kijk maar naar de opgang van futsal binnen onze opleidingen. Kijk ook naar onze huidige toppers. Niet weinigen van hen zijn allochtonen die als kind op straat en op pleintjes leerden voetballen. De waarden en de normen van op straat, de ‘survival of the fittest’ die hen hielp doorheen hun ontwikkelingsproces, kregen ze er onvoorwaardelijk bij.

Jeugd is altijd een goede investering

We komen uit een klimaat waarin de meerderheid van de clubs, ook profclubs, de jeugdopleiding zelfbedruipend organiseerden. Om alles financieel rond te krijgen, moesten er stages, kalenderverkopen en eetkermissen georganiseerd worden. Gelukkig maken almaar meer clubs beleidsmatig de keuze om ieder kind maximale ontwikkelingskansen aan te bieden.

Bij professionele clubs in Nederland gaat zo’n 10 procent van het clubbudget naar jeugd, terwijl dit bij ons 10 jaar geleden gemiddeld slechts 3,5 procent bedroeg. De laatste jaren merken we in ons land wel een gunstige evolutie.

Er zijn recent maatregelen genomen om ook op professioneel niveau licentievoorwaarden te koppelen aan de jeugdopleidingen, iets wat het amateurniveau al verscheidene jaren terug al deed en wat voor een heel positieve impact zorgde op visie, omkadering en ontwikkeling. Dit zou moeten leiden tot een kwalitatieve visie, structuur, infrastructuur en omkadering. Het clubbudget wordt almaar meer met een gewijzigde insteek beheerd: meer investering in jeugd, als project op middellange termijn. Want investeren in jeugd, in enthousiaste zieltjes met de wereld voor zich, is altijd een goede investering.

Wat we in de eindfase vaak vergeten en wat cruciaal is om tot succes te komen, is jongeren kansen geven wanneer ze de transit maken van jeugd naar seniors.

We moeten er dringend werk van maken om voor jonge jongens een vertrouwenscultuur te creëren. In Nederland en Duitsland zit dat enorm in de cultuur, jonge jongens durven zetten en ook als ze eens een foutje maken, vertrouwen blijven geven. Als zo’n jongen in onze voetbalcultuur een keer mag meetrainen met de A-kern hoor je achteraf soms dat hij ‘het toch moeilijk had’, terwijl dat niet onlogisch is als je voor het eerst met doorgewinterde profs meedoet. We moeten jonge spelers tijd geven om te acclimatiseren en het niveau op te pikken, kijken naar wat ze wel kunnen, naar hun mentale weerbaarheid en hun leervermogen.

Dat is de uitdaging voor alle Belgische clubs en de Pro League, om meer en meer tot een cultuur te komen waarin meer jonge Belgische spelers kunnen doorstromen én er minder naar het buitenland vertrekken. Veel van de huidige Rode Duivels vertrokken destijds op jonge leeftijd naar het buitenland, in een tijd waarin de Belgische academies niet op het niveau stonden van de buitenlandse. Vandaag is alles hier aanwezig om talentvolle jongens op jonge leeftijd sportief én academisch maximaal perspectief aan te bieden. Eens ze hun diploma op zak hebben en ze zich als ‘high potential’ onderscheiden in de Jupiler Pro League, staat niets een transfer naar een grotere competitie in de weg. Maar: geen stappen overslaan. Focus op het proces!

Tous ensemble!

Ik ben ervan overtuigd dat ons Belgisch voetbalmodel alle karakteristieken bezit om onze toekomstige toppers op te leiden. Ook al is de kwaliteit die momenteel bij de Rode Duivels aanwezig is, uniek voor een land met onze demografische beperkingen. Het grote voordeel in ons land is dat alles zeer beheersbaar is: de afstanden zijn niet groot en er heerst een nauwe onderlinge communicatie tussen de belangrijkste actoren in het voetballandschap.

Positief is alvast dat er vanuit de overheid, de KBVB en de Pro League initiatief genomen wordt om structureel de beschreven beperkingen in ons sportlandschap weg te werken ten gunste van het kind en het algemeen belang. Dat helpt ons om tot een collectieve benadering vanuit school, club, federatie, thuis en naaste omgeving te komen om het aanwezige potentieel goed te laten landen en – weliswaar gefaseerd – met onze natie geschiedenis te kunnen schrijven.

Veel kleine kinderen raakten afgelopen zomer geïnspireerd door hun voorbeelden, hun grote helden. Net als veel minder kleine kinderen trouwens. Het geloof van de natie is geprikkeld. Dat smaakt naar meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content