Matteo Balliauw

‘Kansen voor jonge talenten, de weg naar Belgisch voetbalsucces’

Matteo Balliauw Sporteconoom, Universiteit Antwerpen.

Waarom jeugdvoetballers het best niet te ver zoeken tijdens hun sportieve opleiding, volgens Matteo Balliauw.

Uit ons onderzoek is gebleken dat voetballers zowel financieel als sportief slechter presteren wanneer ze voor het opdoen van ervaring in een eerste ploeg naar Engeland trokken, dan wanneer ze deze ervaring dichter in de buurt opdeden.

De redenen zijn uiteenlopend. Wanneer vrienden en familie ver van hen verwijderd zijn, zullen tegenslagen zoals blessures of het missen van de selectie extra moeilijk te verteren zijn. Bovendien kan de taal een extra hindernis vormen.

Bovenop de moeilijkheden die eigen zijn aan de omgeving, zijn er ook sportieve moeilijkheden verbonden aan het vroegtijdig verhuizen naar een Europese topclub. Bij deze clubs heerst een enorme concurrentie om één van de schaarse plaatsen in de eerste ploeg te bemachtigen.

De kloof tussen de jeugdploegen en de hoofdmacht bij een Europese topclub is moelijker te overbruggen dan bij een Belgische topclub. Aangezien de opleiding nog verder loopt in de eerste ploeg waar spelers de broodnodige professionele ervaringen opdoen, is het niet tijdig halen van de hoofdmacht nefast om alle talenten (volwaardig) volledig te kunnen ontwikkelen.

Akkoord, de transfers naar buitenlandse topclubs hebben onze Rode Duivels geen windeieren gelegd. Financieel hebben ze een mooie zaak gedaan en op het veld hebben ze de basis gelegd voor hun successen bij onze nationale ploeg. Maar dit waren geen jeugdtransfers. Thibaut Courtois, Kevin De Bruyne, Youri Tielemans, Romelu Lukaku en Vincent Kompany bijvoorbeeld hebben allemaal hun eerste ervaringen opgedaan bij de eerste ploegen van de Belgische eersteklassers. Zij vertrokken met de nodige ervaring naar het buitenland om de topspelers te worden die ze vandaag zijn.

Aan de basis van het succes van deze Rode Duivels liggen de nodige kansen die ze kregen in de A-ploegen van onze Belgische topclubs. Een voldoende overbrugbare afstand tussen de jeugdploegen en het A-elftal helpt de spelers om zich verder te ontwikkelen.

Hierbij is het van cruciaal belang dat jeugdspelers omringd worden door ervaren spelers, die op het veld het werk van de trainers kunnen ondersteunen. Hun ervaringen zijn een voedingsbodem voor het continue leren van de spelers.

Maar dat is lang niet het enige. De ervaren spelers kunnen de jeugdige spelers fouten helpen goedmaken op het veld. Een evenwichtige balans tussen jeugdig enthousiasme en de nodige ervaring in de ploeg leidt niet alleen tot successen vandaag, het zorgt ook voor de nodige ontwikkelingen van de spelers met het oog op de toekomst. Enkel zo zullen er later ervaren toppers zijn die dan weer de nieuwe jonge beloften onder hun vleugels kunnen nemen.

Naast het bieden van speelkansen, een professionele omkadering en een goede infrastructuur aan jeugdspelers, is ook het sensibiliseren voor de risico’s die verbonden zijn aan een vroegtijdig avontuur belangrijk.

Zowel de spelertjes als de ouders en de rest van de entourage moeten zich bewust worden van de gok die ze wagen. Zij moeten gewapend worden tegen de hoge bedragen en andere voordelen, zoals een chique wagen waarmee zij verleid worden, om al op jonge leeftijd te tekenen voor internationale, rijke clubs. Enerzijds zijn er de sportieve risico’s, omdat hun talent mogelijk niet volledig ontwikkeld wordt en zij zo hun carrière hypothekeren. Anderzijds is er ook het financiële luik. Je kan beter in je opleidingsjaren relatief wat minder verdienen, uitgroeien tot een topspeler en dan gedurende de (nog lange) carrière veel geld verdienen, dan kiezen voor het korte termijn gewin. De totale inkomsten zullen bij de eerste optie een veelvoud vormen van de tweede.

Het volledige vertrouwen bij de spelers en hun entourage leggen, zal echter niet voldoende zijn. Zolang de mogelijkheid zich aandient, zullen te veel mensen verblind zijn door het geld en het najagen van hun droom. Voor de clubs kost het momenteel veel minder om beloftevolle jeugdspelers te halen dan ervaren topspelers. Zij kunnen gemakkelijk 60 jonge talenten halen. Voor hun financiële jaarrekening volstaat het dat slechts één of twee daarvan uitgroeien tot de nieuwe toppers in het wereldvoetbal. Dat maakt de kosten van die andere 58 goed. Voor die overige jongeren betekent dit vaak het einde van hun topcarrière. Zij kunnen dan afzakken naar een tweede of derdeklasser in eigen land, in plaats van te behoren tot de beste Rode Duivels.

Een belangrijke stap is dus ook dat het gemak waarmee rijke clubs een massa talentvolle jeugdspelers kunnen binnenhalen, afneemt. Denk maar aan juridische regels zoals aanpassingen aan de regels rond jeugdtransfers, het aantal spelers onder contract en het uitlenen van spelers of aan financiële incentives zoals een aanpassing van de kosten van binnen- en buitenlandse spelers of een pan-Europees solidariteitsfonds, gefinancierd door de clubs zelf. Zo ontstaat een herverdelingsmechanisme waarbij clubs het meest verdienen wanneer ze het best werken in de jeugdopleiding en de meeste eigen jeugdspelers opleiden en kansen bieden.

Wat het ook wordt, er moet hierbij sowieso rekening gehouden worden met het vrij verkeer van arbeiders binnen de EU, dat niet verstoord mag worden. Maar in de weegschaal moet ook een goed opleidingsklimaat liggen. Kortom, een grote en interessante uitdaging voor de internationale beleidsmakers van ons voetbal dringt zich op. Daarin moeten ze wel voldoende bijgestaan worden door een multidisciplinair team, met daarin ook juristen en economen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content