Kersen plukken in Zjytomyr: op zoek naar de roots van Roeslan Malinovski

© christian vandenabeele
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Roeslan Malinovski, spelmaker van landskampioen KRC Genk, groeide op in het noorden van Oekraïne en verliet al op zijn twaalfde het ouderlijke nest om 840 kilometer verder zijn kans te gaan in de academie van Sjachtar Donetsk. ‘Hij zei: als ik niet mag, ga ik toch, ik ken de weg.’ Op bezoek in Zjytomyr.

Hier en daar hangt er in de provinciestad nog een Sovjetsfeertje van troosteloosheid, maar historische gebouwen, het vele groen, de invallende lentezon en vooral de hartelijkheid waarmee de familie Malinovski ons in Hotel Reikartz verwelkomt, maken dat ruimschoots goed. Behalve vader Vladimir, moeder Ekaterina en zijn broer Aleksandr is ook zijn eerste coach Sergey Zavalko aanwezig. Hij zal ons na het gesprek meenemen naar de moederclub van Roeslan, Polissja Zjytomyr, langs een toegangsweg ‘waarop Belgische kinderen hun voeten zouden breken’ tot bij een bunker waarin het secretariaat en de kleedkamers van de jeugd zijn ondergebracht. Maar niet voor lang meer: ernaast is er een nieuwe academie in aanbouw. ‘Omdat het succes van mijn broer de bestuurders leerde dat jeugdopleiding wel degelijk rendabel kan zijn’, aldus Aleksandr. ‘In het tussenseizoen zal het complex officieel geopend worden in aanwezigheid van Roeslan.’

De spelmaker van landskampioen KRC Genk groeide enkele kilometers verder op in een appartementenblok met een voetbalveldje ervoor. Net na de onafhankelijkheid van Oekraïne, in de na het communisme van de Sovjet-Unie voor de jonge republiek economisch heel moeilijke jaren negentig. Hij moest het met weinig doen, maar dat motiveerde hem extra, verklaarde hij onlangs in Sport/ Voetbalmagazine: als hij zijn best zou doen, zou hij alles kunnen kopen waarvan hij droomde. Zijn ouders verdienden de kost in het filharmonisch orkest, respectievelijk als zangeres en als accordeonist, zijn acht jaar oudere broer voetbalde en hijzelf was een energiebommetje.

Ekaterina, de moeder van Roeslan, toont zijn eerste bal, gemaakt van kousen. Vader Vladimir kijkt toe.
Ekaterina, de moeder van Roeslan, toont zijn eerste bal, gemaakt van kousen. Vader Vladimir kijkt toe.© christian vandenabeele

MOEDER: ‘Roeslan was een beetje gek. ( lacht) Hij bleef nooit op één plaats en soms was het moeilijk om hem te vinden.’

VADER: ‘Dan moesten we hem gaan zoeken tussen de appartementsblokken hier en in de bomen.’

BROER: ‘Vaak ging hij naar een plaats waar altijd veel kinderen waren en waar een grote kersenboom stond. Dan klom hij erin tot op een hoogte waar niemand anders geraakte, wel vier of vijf verdiepingen hoog, en zat hij daar kersen te plukken. Roeslan is nooit van iets bang geweest.’

MOEDER: ‘Toen hij naar het eerste studiejaar moest, liet ik hem zijn mooiste kleren dragen. Maar na school vond ik hem niet meteen: hij was met zijn beste pak in een boom gekropen.’

COACH: ‘Op een toernooi aan de Zwarte Zee zijn we hem zo ook eens kwijtgeraakt. Roeslan hield van hoge plaatsen. Was dat toen al een blijk van grote ambitie? Het zou kunnen.’

BROER: ‘Elders in de stad sprong hij soms van hoge bomen in de rivier. Het gebeurde wel eens dat zijn neus dan bloedde, maar daar trok hij zich niet veel van aan.’

MOEDER: ‘Roeslan was vooral gek van voetbal. Van zodra hij kon lopen, begon hij te voetballen. Met een bal van sokken speelde hij op onze verdieping in de gang van deur tot deur en dan schopte hij zo hard dat de buurman dacht dat ze bij hem aan het inbreken waren. Daar hield die man niet zo van.’

BROER: ‘Toen Roeslan vier jaar was, ging hij al met mij mee naar de club. Daar kon hij wel drie, vier uur aan een stuk naar doel trappen. Hij is er ook ballenjongen geweest. In zijn hoofd was het altijd 24 uur per dag voetbal. Hij kwam van school, ging naar training en na de training ging hij voetballen. Hij veranderde zelfs van school omdat het daar makkelijker was om te gaan trainen.’

MOEDER: ‘Onlangs vond ik een dagboekje van hem uit die tijd terug. Alles wat hij daar toen in schreef, kwam later uit.’

VADER: ‘Al zijn wensen.’

MOEDER: ‘Ja. Daar staat onder meer in dat hij nog voor Sjachtar zou spelen en voor Sebastopol. Heel merkwaardig. We aanvaardden altijd wel zijn wens om te voetballen en steunden hem daarin. Al moet ik zeggen dat we hem ook met de muziek lieten kennismaken toen hij acht, negen jaar was, met drums, met dans en met zang, maar daar hield hij niet van. Hij zei dat hij naar de les zou gaan, maar hij ging niet. We gaven hem veel kansen, maar hij koos voetbal. Hij wou aan niets anders denken. Op school zei de directeur dat het voor Roeslan onmogelijk was om 45 minuten lang stil te zitten. Het leek alsof hij onder zijn lessenaar altijd aan het voetballen was.’

Aleksandr, de acht jaar oudere broer van Roeslan: 'Ik ben altijd een beetje zijn personal coach geweest.'
Aleksandr, de acht jaar oudere broer van Roeslan: ‘Ik ben altijd een beetje zijn personal coach geweest.’© christian vandenabeele

POLISSYA ZJYTOMYR

Roeslan is links. Ook zijn vader is van nature een linkspoot, maar op school werd hem dat destijds afgeleerd. Omdat accordeon met twee handen wordt gespeeld, kon hij zijn linker wel blijven gebruiken en werd zijn creativiteit niet gedoofd.

VADER: ‘In de Sovjet-Unie moest je met rechts schrijven.’

COACH: ‘Anders was je niet normaal.’

BROER: ‘Als je links was, werd dat beschouwd als een ziekteverschijnsel.’

COACH: ‘Iedereen moest gelijk zijn, individualiteit werd gedood. Gelukkig werd Roeslan geboren na de onafhankelijkheid.’

BROER: ‘Ik vergeet nooit meer zijn eerste training. Hij was zeven jaar, de leeftijd waarop je je hier in die tijd kon aansluiten bij een club. Ik kwam thuis van school en vroeg waar Roeslan was. Toen ik hoorde dat hij voor het eerst gaan trainen was, ben ik meteen gaan kijken. Wat ik zag, was een jongen die daar meteen op zijn gemak was, iedereen dribbelde en op een veld van 40 bij 20 meter scoorde van op zijn eigen helft. De coach geloofde niet dat hij nog maar zeven was. We moesten documenten tonen om het te bewijzen.’

COACH: ‘Van de eerste dag speelde hij op de positie die hij nu nog altijd speelt, centraal op het middenveld, en dat deed hij op de manier waarop hij het nog altijd doet: het spel maken en graag op doel trappen. Toen hij op een toernooi in Sebastopol tegen Spartak Moskou scoorde met een vrije trap van in het midden van het veld riepen ze: ‘Die moet eraf, want hij is ouder!’ Niet dat Roeslan zo groot was, zeker niet, maar hij was heel gespierd en krachtig.’

BROER: ‘Een kleine Lukaku!’ ( lacht)

MOEDER: ‘Van bij de bevalling dachten ze al dat hij veel ouder was, omdat hij zo stevig was en zoveel haar had. Een van mijn vriendinnen kwam mij thuis bezoeken en zei: ‘Hij ziet er niet uit als iemand die pas geboren is, het is precies een baby van een jaar of twee.”

BROER: ‘Als oudere broer ben ik altijd een beetje als een personal coach geweest voor hem. Wanneer onze ouders waren gaan werken, moest ik op hem letten en ik ging ook naar al zijn wedstrijden kijken. Telkens hij iets goeds deed, keek hij naar mij om te weten of ik het gezien had. Ik pushte hem ook, om extra te trainen, zeker in de vakantie, om met mij te gaan lopen in de bossen of om bijvoorbeeld lange ballen te trappen. Omdat ik het voor hem zo zwaar maakte, zei moeder wel eens: ‘Je gaat een invalide van mijn kind maken!’ ( lacht) Maar ik zag het potentieel van Roeslan en daagde hem uit om het te realiseren. Het was snel duidelijk dat hij voetballer zou worden en we deden alles om te helpen. Ik kocht wel eens nieuwe schoenen voor hem of bracht sushi voor hem mee.’

Roeslan op 7-jarige leeftijd: toen de prins van Zjytomyr, nu de koning van Genk.
Roeslan op 7-jarige leeftijd: toen de prins van Zjytomyr, nu de koning van Genk.© christian vandenabeele

MOEDER: ‘Hij was de jongste en alles ging naar hem.’

BROER: ‘Zelf ben ik met een knieblessure beginnen sukkelen toen ik negentien was. Zoniet was ik misschien wel doorgebroken op tweede- of derdeklasseniveau. Ik was een snelle rechterflankspeler, maar soms te agressief en dan heel moeilijk te kalmeren. Eén keer ben ik zelfs zes weken geschorst geweest na een rode kaart.’

MOEDER: ‘Roeslan is rustiger.’

VADER: ‘Maar hij zegt altijd: ik wou dat ik zo snel was als mijn broer.’

SJACHTAR DONETSK

Roeslan is amper twaalf jaar wanneer hij naar het internaat van de academie van Sjachtar Donetsk verhuist, 840 kilometer van huis. Hij kan ook naar Dinamo Kiev, die andere Oekraïense topclub, op 140 kilometer van Zjytomyr, maar dat wil hij niet.

BROER: ‘Sjachtar was zijn favoriete club, hun Braziliaanse spelmaker Matuzalém zijn idool, maar vooral: hij kende het verschil tussen beide academies van er toernooien te gaan spelen. Die van Sjachtar was de beste.’

MOEDER: ‘Hij zei: ‘Als ik niet mag gaan, ga ik toch. Ik ken de weg.’ Voor ons was het onmogelijk om hem niet te laten gaan. Zelf hield ik als kind van zingen en mijn ouders zegden ook nooit dat ik dat niet mocht doen. Ze genoten ervan en steunden mij en lieten mij daarvoor naar Kiev gaan. Toen Roeslan naar Donetsk vertrok, weende ik iedere dag en ik sliep met zijn T-shirts, maar er was nu eenmaal maar één weg om hem gelukkig te zien en dat was hem laten gaan.’

COACH: ‘Ik had haar ook al wel uitgelegd dat Roeslan een paar niveaus uitstak boven dat van de ploeg waarin hij hier toen speelde. Als hij niet zou vertrekken, zou hij stagneren.’

MOEDER: ‘We begrepen dat het nodig was om progressie te kunnen blijven maken, maar emotioneel was het moeilijk. Bovendien waren er zelfs in onze eigen familie mensen die het niet begrepen. Ze redeneerden dat je alleen kinderen zonder ouders in een internaat steekt, of kinderen van wie de ouders het onderhoud niet zelf kunnen betalen. Pas toen Roeslan goed begon te spelen, begonnen ze te zeggen dat het een goeie beslissing van ons was geweest om hem te laten gaan. Op het moment zelf was het pijnlijk, maar ik kon het niet over mijn hart krijgen om te zeggen: ‘Kom terug naar huis.’ Hij zou toch niet teruggekeerd zijn.’

Sergey Zalalko, de eerste coach van Roeslan, in het secretariaat van zijn eerste club.
Sergey Zalalko, de eerste coach van Roeslan, in het secretariaat van zijn eerste club.© christian vandenabeele

BROER: ‘Neen.’ ( lacht)

MOEDER: ‘Toen hij nog heel klein was, gebeurde het dat ik bij slecht weer zei: ‘Je moet niet gaan trainen, want het sneeuwt.’ Maar hij ging toch altijd.’

BROER: ‘Hij was niet te stoppen.’ ( lacht)

COACH: ‘Nooit miste die jongen een training. Tenzij hij ziek was en hij niet in staat was om te trainen.’

MOEDER: ‘Zo zijn wij eigenlijk zelf ook en dat gaven we onze kinderen mee: als je iets wil in het leven, moet je ervoor werken.’

VADER: ‘Hij ging altijd al alleen naar de training, vanaf zijn zes à zeven jaar, en ook naar Donetsk, een reis van dertien uur met de trein, ging hij alleen.’

BROER: ‘Eén keer zijn we mee geweest, de eerste keer, om hem te brengen, maar daarna nooit meer.’

COACH: ‘Bij Sjachtar speelde hij meteen een jaar hoger. Het was al zo moeilijk om daar te geraken, omdat ze er de besten van het land aantrokken, en hij zat als enige ook nog eens in een ploeg van oudere jongens!’

MOEDER: ‘Het ging goed tot hij zestien was.’

COACH: ‘Toen riep de Nederlandse jeugdcoördinator van Sjachtar Patrick van Leeuwen hem bij zich om te zeggen dat het afgelopen was.’

BROER: ‘Roeslan kende dat seizoen veel problemen met zijn gezondheid en miste daardoor veel trainingen en wedstrijden. Hij sukkelde met zijn keel, kreeg vaak koorts en uiteindelijk is hij geopereerd moeten worden.’

COACH: ‘Dat hij weggestuurd werd, maakte hem triest, maar hij herpakte zich snel. Roeslan is wel een emotioneel persoon, maar allesbehalve een opgever.’

VADER: ‘Ze zegden hem ook niet letterlijk dat hij buiten gesmeten was, ze zegden: je keert terug naar huis en we zullen je blijven volgen en zien dan wel of je terug kunt komen.’

BROER: ‘Toen is hij hier in het amateurvoetbal beginnen meetrainen. Tot hij zes maanden later telefoon kreeg: er was plaats voor hem om bij Sjachtar 3 in de derde klasse te gaan spelen.’

MOEDER: ‘Op het moment dat Patrick hem belde, was Roeslan net in huis aan het trainen, van de ene muur naar de andere aan het spurten. Hij kwam de keuken binnengestoven en riep: ‘Mama, mama! Ik ga naar Sjachtar! Waar zijn mijn schoenen?!’ ’s Anderendaags is hij vertrokken.’

COACH: ‘Dat was gewoon een zwarte periode waar hij doorheen moest.’

MOEDER: ‘Nooit is hij gestopt te geloven dat hij zijn droom zou kunnen waarmaken en altijd zijn we hem daarin blijven steunen.’

BROER: ‘Hij was zo gelukkig dat hij toch nog bij Sjachtar 3 mocht spelen. Dat was zijn eerste droom. Doorstromen. Zo is het weer stap voor stap vooruit beginnen gaan, via Sebastopol, waar hij de balletdanseres Roksana leerde kennen, en Zorja Loehansk tot in Genk drie en een half jaar geleden.’

KRC GENK

Intussen is Roeslan Malinovski 26 en zowel in de Belgische competitie als in de Oekraïense nationale ploeg een topspeler geworden.

BROER: ‘Als ik nu terugkijk op alles wat er is gebeurd, is dat logisch. De moeilijke momenten maakten deel uit van het groeiproces. Ook na de voorste kruisbandoperatie aan zijn linkerknie drie jaar geleden is hij sterker teruggekeerd.’

COACH: ‘In Genk vond de coach dat hij soms te veel in zijn emoties opging, maar nu is hij rustiger geworden en pakt hij minder kaarten. Ook dat is een stap geweest in zijn mentaal evolutieproces.’

BROER: ‘Met Loehansk gooide hij in Rotterdam na de Europa Leaguewedstrijd ooit schreiend van woede zijn gsm kapot in de kleedkamer, nadat hij er twee keer scoorde maar Feyenoord zich na balverlies van hem alsnog plaatste met een doelpunt in blessuretijd. Nu zou dat niet meer gebeuren. Hij is meer man geworden.’

VADER: ‘Toen ik over zijn rode kaart tegen AA Gent begon, zei hij: ‘Vergeet het, dat is verleden tijd.”

COACH: ‘Hij kan al sneller loslaten en beter relativeren.’

BROER: ‘Vroeger wou hij op het veld altijd alles laten zien wat hij kon. Nu past hij zich aan en kan hij beter doseren. Een reden waarom Roeslan is doorgebroken en anderen niet, is zeker zijn aanpassingsvermogen. Hij was nooit bang om van omgeving te veranderen en slaagde erin om zich in elke situatie aan te passen.’

VADER: ‘In alle omstandigheden is hij hard blijven werken.’

MOEDER: ‘Ja. In zijn mind zat altijd: als ik iets wil, zal ik dat waarmaken.’

COACH: ‘Roeslan is een talentrijke speler, maar zoals specialisten zeggen: talent is tien procent en hard werken negentig procent.’

BROER: ‘Eigenlijk leeft hij al sinds zijn geboorte als een prof. Hij eet alleen nog wat goed is voor hem.’

MOEDER: ‘Nu doet hij de dag van de wedstrijd yoga met Roksana.’

BROER: ‘Het zijn meer pilatesoefeningen, om blessures te vermijden. De rest is ervaring. Hij ontspant zich ook door te wandelen, te fietsen en te reizen.’

MOEDER: ‘Iedere ochtend belt hij mij, wanneer hij onderweg is naar de training.’

BROER: ‘Maar twee dagen voor de wedstrijd moet niemand hem nog bellen, dan gaat al zijn aandacht en energie naar zijn wedstrijdvoorbereiding.’

MOEDER: ‘Ik stuur alleen nog een bericht voor de wedstrijd om hem het beste te wensen en dan ga ik ook altijd voor hem bidden in een kerkje hier in de buurt.’

BROER: ‘Wat er nog komt, weten we niet, maar het belangrijkste is dat hij blessurevrij blijft.’

COACH: ‘Hij is al gelukkig, in Genk, maar hij droomt van Engeland.’

BROER: ‘Ook van Italië houdt hij, van de mentaliteit, van de cultuur, van Rome en van het eten. Vroeger maakte hij wel eens zelf bolognesesaus. ( lacht) We zullen zien. Hij is Oekraïner, maar ook Europeaan en open voor de wereld.’

COACH: ‘Hij is zelfs Amerikaan, want ze zeggen hier altijd dat hij op John Travolta en Tom Cruise gelijkt.’

BROER: ‘In de academie van Sjachtar noemde iedereen hem Travolta.’

MOEDER: ‘Ik denk dat nu echt alles gezegd is.’ ( lacht).’

‘Ik zag hem nooit in een nachtclub’

Patrick van Leeuwen was hoofd opleidingen toen Roeslan Malinovski in de academie van Sjachtar Donetsk zat en herinnert zich hem nog heel goed. ‘Toen ik er aankwam, was hij U13 en speelde hij als enige bij de U14’, aldus de Nederlander, die nu performance director bij de Israëlische topclub Maccabi Tel Aviv FC is. ‘Hij was een klein geblokt mannetje met bovengemiddeld voetbaltalent en in het begin zeker ook een driftkikkertje op het veld. Hij wilde altijd de bal hebben, maar kreeg die niet altijd en dan wilde hij wel eens emotioneel worden. Voor zijn leeftijd was hij heel vaardig, vrij precies al in zijn passing en shots, als linksbenige middenvelder en nummer tien. Maar in het verdedigende werk bleef hij wat achter, omdat hij dat tegen grotere en sterkere spelers moeilijk kon bolwerken. Hij was wel iemand die altijd aan het voetballen was. Geen training was hem te veel. Uiteindelijk waren dat toch jongens die op twaalf- à dertienjarige leeftijd hun familie achterlieten, wat in Oekraïne wat makkelijker gebeurt dan in West-Europa omdat de levensomstandigheden er anders zijn. Maar dat vraagt natuurlijk een bepaalde mentaliteit en die bezat Roeslan altijd wel.

‘Wat ik er mij nog van herinner, is dat hij bij de U17 niet meer de ontwikkeling doormaakte die we wilden zien, dat er twijfels rezen en dat we hem lieten gaan. Maar omdat we hoorden dat een andere club niet bereid was om voor hem een compensatie te betalen, lieten we hem toch aansluiten bij Sjachtar, zeg maar de U19, in de derde klasse. Daar, tegen volwassenen, herpakte hij zich snel. Hij is er toen meer dan ooit vol voor gegaan en liet zien dat hij specifieke kwaliteiten bezat die op een hoger niveau thuishoorden. Ik denk dat de structuur en de opleiding bij Sjachtar hem als linksbenige, creatieve speler een bepaalde basis, striktheid en discipline in zijn spel gaf die hem nu helpt. Doorheen de jaren is hij gaan begrijpen dat het niet alleen maar om pasjes geven gaat, maar ook om degelijk spelen, om bikkelen soms en om er zelf bovenuit te blijven steken.’

Dmytro Yermak, onze tolk en chauffeur in Zjytomyr, is afkomstig van Donetsk, dat momenteel oorlogsgebied is. Hij leerde Roeslan Malinovski kennen toen die voor Sjachtar 3 speelde en intussen werkt hij voor ProStar, het makelaarsbureau van Vadim Shablii waarvoor ook Sergiy Serebrennikov werkt. ‘Zowel bij Sjachtar 3 als bij Sebastopol en Loehansk speelde hij niet meteen, maar hij bleef werken en overwon alle weerstanden’, zegt hij. ‘In zijn mind zit alleen zijn familie en zijn voetbal. Ik ken al die spelers van de geboortejaren 1992 tot 1996 van destijds bij Sjachtar, omdat ik altijd bij hen was, maar Roeslan zag ik nooit in een nachtclub. Als persoon is hij dezelfde gebleven, maar hij is wel een andere speler geworden, omdat hij alles nu sneller doet. Op het veld kan hij in de toekomst kijken, zoals de groten: hij krijgt de bal en ziet meteen enkele combinaties. Omdat hij blijft groeien, weet niemand waar zijn limieten liggen.’

De jeugdacademie waar Roeslan tot zijn twaalfde werd opgeleid.
De jeugdacademie waar Roeslan tot zijn twaalfde werd opgeleid.© christian vandenabeele
De eerste kleedkamer van Roeslan.
De eerste kleedkamer van Roeslan.© christian vandenabeele
De moeder van Roeslan met het dagboekje van hem dat ze onlangs vond.
De moeder van Roeslan met het dagboekje van hem dat ze onlangs vond.© christian vandenabeele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content