Lorenzo Staelens: ‘Ik dacht dat ik het kon maken als coach, maar de omstandigheden zaten nooit mee’

© KOEN BAUTERS

Zondag ontvangt Anderlecht Club. Lorenzo Staelens speelde negen jaar voor Club en drie jaar voor paars-wit. Vandaag heeft hij een ‘gewone’ job, buiten het voetbal. Waarom is hij niet de toptrainer geworden die velen in hem zagen?

‘Kom maar naar mijn werk’, zegt Lorenzo Staelens (56). Zijn werk, dat is bij Carro-Bel in Ternat. Wanneer zijn agenda als commercieel vertegenwoordiger bij het bedrijf, dat in betonwerken, gietvloeren en pleisterwerken doet, hem niet in West-Vlaanderen houdt of hij niet van thuis werkt, rijdt hij van Menen naar Ternat, een afstand van zo’n 90 kilometer. ‘Een uurtje rijden, maar ik heb bijna nooit file.’

Vandaag heeft hij dus een ‘normale’ job. Op de Nieuwjaarsreceptie op Anderlecht in 2020 raakte hij aan de praat met de commercieel directeur van Carro-Bel. ‘Hij vroeg me wat ik op dat moment deed. Ik zat sinds november thuis na het verhaal Lokeren. Na wat ik daar heb meegemaakt, bedacht ik: nu heb ik alles in dit wereldje wel gezien. Hij vroeg of ik geen zin had om bij hen aan de slag te gaan. Vital Borkelmans had nog voor hen gewerkt als pr, ze doen veel evenementen in de sport, vooral in het wielrennen en het voetbal.

‘Ik kende niets van betonwerken en vloeren leggen, ik wist niet eens wat chappen was. Ik heb me helemaal moeten inwerken. Het is niet dat ik teer op mijn naam als voetballer. Een klant schrok toen ik opdaagde. ‘Ah, je bent de echte? Ik dacht: dat zal een naamgenoot zijn.’

Moet iemand die 70 keer voor de Rode Duivels voetbalde, drie WK’s meemaakte, tal van keren kampioen werd met Club en Anderlecht en in het buitenland voetbalde nog werken? Of wil je nog werken?

Lorenzo Staelens: ‘Beide. Ik snap dat jonge mensen die vraag stellen als ze de bedragen zien die voetballers tegenwoordig verdienen. Vandaag verdient Eden Hazard in één week het bedrag dat ik in mijn beste jaar opstreek, zo’n 225.000 euro. Ik kan niet blijven thuis zitten en niets doen. Ik voel me niet goed als ik moet gaan doppen.

‘Ik heb eerder al gewerkt in de gewone economie tussen twee trainersjobs in. Onder meer als leraar LO, mijn eigenlijke opleiding, op een school in Zwevegem en een in Meulebeke. Daar merkte ik dat het motto is: hoe minder hoe beter. Laat ze maar voetballen, dat doen ze graag, had men me geadviseerd. Dus liet ik ze een matchke spelen, met eerst twee rondjes als warming-up. Eén jongen bleef op de bank zitten en op mijn vraag waarom hij niet mee deed, antwoordde hij: “Lopen is mijn ding niet. Als ik loop, word ik zenuwachtig, en dan ga ik dingen doen die je echt niet wil meemaken.” Tja. Een ander was zijn sportspullen vergeten. Toen bedacht ik dat ik het met mijn mentaliteit moeilijk zou krijgen.’

Ik kende niets van betonwerken en vloeren leggen, ik wist niet eens wat chappen was. Ik heb me helemaal moeten inwerken.’

Lorenzo Staelens

Heb je doelbewust een job buiten het voetbal gezocht?

Staelens: ‘Nee. Ik heb altijd gedacht dat ik een carrière zou maken als trainer. Alleen heb ik nooit in goeie omstandigheden kunnen werken. Na mijn start als technisch directeur bij Kortrijk in tweede klasse was het altijd vechten tegen degradatie. In Kortrijk begon ik zonder budget, ik haalde toen Hein Vanhaezebrouck als trainer bij vierdeklasser Lauwe weg. Men wilde naar eerste klasse, maar in april wist men nog niet hoeveel het budget voor volgend seizoen zou zijn. Daar had ik geen zin in. Daarna belandde ik als assistent bij Roeselare waar ik spelers zag arriveren die volgens mij niet eersteklassewaardig waren. Dat zag ik ook niet zitten.

‘Bij Cercle kende ik mooie jaren, eerst onder Glen De Boeck, later onder Bob Peeters. Onder Foeke Booy speelden we play-off 3 en omdat men er vanuit ging dat we zouden zakken, werd mij gevraagd het volgende seizoen in tweede klasse hoofdtrainer te worden. Na het ontslag van Foeke kon ik al wat wennen, zeiden ze me. Uiteindelijk hebben we ons nog gered in eerste klasse, net als het seizoen erop.

‘Daarop stelde ik voor om in play-off 2 een zestal jongeren uit te proberen om te zien wat die waard waren. Een fantastisch plan, vond men. Tot we twee keer verloren en ik werd gevraagd om dat plan in de koelkast te stoppen. Dat wilde ik niet.

‘Zo begon het seizoen erop al in een grimmige sfeer. Toen ook nog eens de samenwerking met Sporting Lissabon stopgezet werd, was dat sportief een klap: van Lissabon huurden we enkele hele goeie spelers voor nog geen 60.000 euro per speler per seizoen. Na een paar speeldagen was het al afgelopen. Ik vind dat ik met die mindere ploegen altijd goed heb gewerkt. Tenzij het doel is dat je met een verzwakte ploeg play-off 1 gaat spelen.’

Lorenzo Staelens: 'Vandaag verdient Eden Hazard in één week wat ik in mijn beste jaar opstreek.'
Lorenzo Staelens: ‘Vandaag verdient Eden Hazard in één week wat ik in mijn beste jaar opstreek.’© KOEN BAUTERS

Mogi Bayat

Waarom ben je niet de toptrainer geworden die velen in je zagen? ‘Lorenzo verwachtte ik op het hoogste niveau’, zei je vroegere trainer Hugo Broos. ‘Maar Lorenzo is ook heel zwart-wit, terwijl je als trainer wel eens grijs moet zijn.’ Klopt dat?

Staelens: ‘Ik herken me daar in. Ik heb mijn mening, en ik zeg die ook. De meesten kunnen daar niet mee om. Het voetbalwereldje is een wereldje van jaknikkers, maar daar geraak je niet altijd mee vooruit. Daarom werkte ik ook zo goed samen met Glen De Boeck. Glen heeft graag een sterke mening naast zich. Ik zeg hem wat ik zie en wat ik denk om er al dan niet iets mee te doen.

‘Je maakt rare situaties mee. Bij Mouscron zag ik bij de beloften na één match een talent: Selim Amallah. Ik zei tegen Glen, die hoofdtrainer was, dat die meteen naar de A-kern moest. Glen kwam kijken, ging akkoord, maar het kon en mocht niet van de sportief verantwoordelijke, wiens zoon op dezelfde positie speelde. Amallah moest uitgeleend worden: die jongen gefrustreerd… Vandaag maakt hij het verschil met Standard. Terwijl de sportief verantwoordelijke van Mouscron maar bleef vragen: waarom speelt mijn zoon niet?

‘Dan was er de voorzitter van Aalst, die me op een vrijdag belde en zei dat hij dat weekend de zoon van een vriend op de linksachter wilde zien. Die jongen kon amper met de beloften mee. Ik was dat niet van plan en deed dat dus ook niet. Prompt kreeg ik een aangetekende brief dat ik als trainer een zware fout had begaan en zo liet ik die jongen eens meespelen: een ramp. De supporters kwaad: “Die Staelens kent er niets van!” Toen de voorzitter een paar weken later op onze wekelijkse afspraak niet kwam opdagen, bolde ik het na een half uur af. Wéér een aangetekend schrijven. Toen heb ik gezegd: “Het stopt hier.”‘

Kortom: je bent gewoon moeilijk, Lorenzo?

Staelens: ‘Voor een bestuur misschien wel, omdat ik zeg waar het op staat. Neem bijvoorbeeld Kortrijk, waar Glen me opnieuw mee naartoe haalde. Ik begon er aan bescheiden voorwaarden: ‘Als het goed gaat, zullen de voorwaarden een jaar later beter zijn’, beloofde men. Men was bang om te zakken; sportief manager Matthias Leterme en voorzitter Joseph Allijns zeiden dat het met Kristof D’haene als linksback tweede klasse zou worden, terwijl dat voor ons net de eerste speler was die we altijd op het wedstrijdblad zetten.

‘Uiteindelijk misten we net play-off 1 en haalden we de halve finale van de beker. Maar aan tafel kreeg ik exact dezelfde voorwaarden aangeboden als het jaar ervoor. Daarop heb ik gezegd: ‘Sorry, dat was niet de afspraak.’ Glen is toen wel doorgegaan, maar heeft het niet lang vol gehouden. Als ik zie wat Yves Vanderhaeghe daar overkwam, ben ik niet verbaasd.’

Ik ben nooit naar de kant gelopen om aan de trainer te vragen: wat nu? Wij regelden dat zelf.’

Lorenzo Staelens

Heeft nooit een topclub als Club of Anderlecht bij jou geïnformeerd?

Staelens: ‘Toen Hein Vanhaezebrouck, die ik indertijd naar Kortrijk had gehaald, naar Anderlecht ging, zocht hij een assistent. Ik heb hem verschillende keren gebeld, maar nooit nam hij op. Ineens belde Mogi Bayat me. Dat het moest gedaan zijn met Hein te stalken. ‘Ik bepaal wie assistent wordt, en jij zal het zeker niet zijn.’ Jammer dat Hein me dat zelf niet durfde vertellen.’

Je hebt bij Anderlecht een mooie fin de carrière gehad.

Staelens: ‘Twee titels en die fameuze CL-campagne. Maar het begon moeilijk, met een blessure, terwijl ik voorheen nooit geblesseerd was. Anderlecht miste compleet zijn start, waardoor we de vier laatste wedstrijden moesten winnen om nog Europees te halen. Eerste match? Uit op Standard wonnen we met 0-6. Vervolgens klopten we Genk dat in eigen huis kampioen kon worden en de laatste match versloegen we ook Kortrijk, dat met één punt gered was geweest. Had dat seizoen drie weken langer geduurd, dan zouden we nog kampioen zijn geworden.’

Dat ben je daarna wel geworden, onder Aimé Anthuenis.

Staelens: ‘Aimé kwam binnen en zei in het Vlaams wat we gingen doen. Hij kende geen Frans dus de niet-Nederlandstalige spelers verstonden er niets van. Dat vonden ze niet kunnen en ze belegden een spelersvergadering om de trainer buiten te krijgen. Het seizoen was nog niet eens begonnen. Ik en Glen hebben daar gezegd: ‘Als hij vliegt en we missen onze start, wiens fout is het dan? Laten we hem een maand de kans geven en dan nog eens bijeen komen.’ We zijn niet meer samengekomen dat seizoen, de trein was vertrokken.’

Duizend euro per maand

Gert Verheyen vertelde over de kracht van Club in die tijd: ‘Als je in de tunnel op weg naast het veld naast de Lorre en Franky stond, was je al bij voorbaat gewonnen.’

Staelens: ‘Dat begon al op training waar niemand zelfs maar een partijtje wilde verliezen. Trainers waren heel belangrijk, maar ik herinner me veel matchen waarin we alles onder mekaar regelden. Met Club tegen Anderlecht moest ik eens als centrale middenvelder Johnny Bosman volgen. Ik stond zodoende vaker als tweede voorstopper dan verdedigende middenvelder en toen er aan de rust niets veranderde, vroeg ik Tjörven De Brul of hij Bosman kon overpakken wanneer die diep ging, waardoor ik kon blijven staan. Na een kwartier zetten we zo een tegenaanval op, ik scoorde, en uiteindelijk wonnen we. Ik heb nooit die verdienste geclaimd, wij deden dat gewoon. Later deed ik als trainer bij Cercle een vervanging waarna een speler naar de bank kwam: ‘Trainer, wat moeten we nu doen?’ Tja… Ik ben nooit naar de kant gelopen om aan de trainer te vragen: wat nu?’

Lorenzo Staelens: 'Toen Hein Vanhaezebrouck bij Anderlecht een assistent zocht, heb ik hem een paar keer gebeld, maar nooit nam hij op. Mogi Bayat belde me toen dat het moest gedaan zijn met Hein te stalken.'
Lorenzo Staelens: ‘Toen Hein Vanhaezebrouck bij Anderlecht een assistent zocht, heb ik hem een paar keer gebeld, maar nooit nam hij op. Mogi Bayat belde me toen dat het moest gedaan zijn met Hein te stalken.’© KOEN BAUTERS

Sta je van het Club van vandaag te kijken?

Staelens: ‘In mijn tijd was Anderlecht de meest professionele ploeg, nu is dat omgekeerd. Wij deden met Club wel altijd ons uiterste best. Dat moest ook, door het systeem van betaling. Als je niets won, verdiende je niets. We hadden allemaal een basisloon van zo’n duizend euro, maar wel heel hoge premies die stegen naarmate je meer won. Vanaf 45 punten verdiende je heel veel geld. Daarom bleven we ook doorgaan wanneer we al kampioen waren. We behaalden eens 58 punten, dertien meer dan gebudgetteerd. Dat moet net geen paniek geweest zijn in de bestuurskamer.’

Wie is de Staelens van Club vandaag?

Staelens: ‘Qua doelpunten en assists Ruud Vormer. Maar hij kiest meer zijn momenten uit. Ik ging negentig minuten op en neer omdat ik wist: na een uur zit mijn tegenstander stikkapot en dan sla ik toe. Het kon dus dat ik het eerste uur geen bal raakte, omdat mijn tegenspeler me nog kon volgen. Maar er kwam altijd een moment waarop hem dat niet meer lukte. Iedereen profiteerde toen van de groep. Daarom was ik zo kwaad op Robert Spehar die totaal geen respect had voor de groep. In een match maakte hij eens twee goals en zei toen: ‘Genoeg voor mij vandaag.’ Hugo kon niet anders dan hem eraf halen.

‘Door hem misten we ook een titel. Bij een match op Antwerp begonnen hij en Eric Addo op het veld te vechten en dat ging door in de kleedkamer. Iedereen hoopte dat de trainer Spehar zou vervangen, maar hij haalde er Addo af. Toen was er iets gebroken, we verloren en Lierse pakte de titel. Je hebt mekaar nodig. Daarom was ik zo kwaad toen ze René Eijkelkamp voor twaalf miljoen frank ( 300.000 euro, nvdr) naar PSV lieten gaan. René was niet de snelste, maar was altijd aanspeelbaar en bediende optimaal de lopende mensen. Hij maakte zelf maar vijf goals, maar ik en Gert maakten er dat seizoen elk zestien, en Sven Vermant vijftien.

‘Je wist wat je aan mekaar had, ik denk dat dat bij Club nu opnieuw zo is, met Vormer, Mechele, Mignolet en Vanaken. Wat Hans doet, vind ik knap. Wat moet hij zich bij een buitenlandse middenmoter voor wat extra geld helemaal opnieuw gaan uitvinden, terwijl hij nu dé man is? Knap ook wat Philippe Clement doet. Dat verbaast me niet. Hij was vroeger al bezig met de trainers. Hij blijft altijd rustig langs de lijn, durft jonge spelers te zetten en kan met vedetten om. Want die Noa Lang is toch niet de meest simpele.’

Ben je gecharmeerd door het spel van Anderlecht?

Staelens: ‘Het probleem van Anderlecht is dat ze altijd en overal willen voetballen van achteruit. Zo naïef. Terwijl ze met hun kwaliteiten al lang tweede hadden moeten staan. Voetbal is niet balbezit hebben, maar goals maken. Soms doet Anderlecht me denken aan de Processie van Echternach: twee stappen vooruit en dan één achteruit. Wanneer ze dan eens een bal recupereren en er even een gaatje valt bij de tegenstander gaat – in plaats van diep te spelen – de eerste pass weer breed, waardoor alles weer meteen potdicht zit. Anderlecht… dat is 77 procent balbezit, maar geen kansen. Als je de bal recupereert en je wil gevaarlijk zijn, heb je lopende mensen nodig, maar iedereen vraagt daar de bal in de voet. Ik zie een trein die niet vertrekt, en die bij iedere halte stopt.

‘Achterin mist het een patron. Centraal vind ik Trebel een nuttige voetballer, omdat hij evenwicht in de ploeg brengt. Een breker, die eens agressief kan zijn als het moet en de over-mijn-lijkmentaliteit heeft die ik bij dit Anderlecht mis. Pas op: ik vind het knap dat Kompany voor de jeugd kiest, maar soms vraag ik me af: komt het omdat hij het zelf ook altijd gemakkelijk had op het veld, dat hij er nooit heeft voor moeten vechten, dat hij dat ook niet vraagt van zijn spelers? Ik denk altijd terug aan Leekens wanneer we na weer een rotmatch weer gewonnen hadden. ‘De drie punten in ons koffertje, en wij weg’, glimlachte Georges. Dat moet je af en toe doen.’

Verrader

Als speler was je meer honkvast dan als trainer, met negen jaar Club en drie Anderlecht. Het had zelfs een hele carrière Club kunnen zijn. ‘Club had zijn sterkhouders evenveel of meer moeten betalen als Nordin Jbari’, vond Gert Verheyen over je ‘verraad’ van toen.

Lorenzo Staelens: ‘Ik wilde een contract voor drie jaar aan dezelfde voorwaarden. Antoine ( Vanhove, toenmalig technisch directeur bij Club Brugge, nvdr) kon dat zelf niet beslissen, die moest daar elke keer mee naar de raad van bestuur, en dat sleepte maar aan. Tot we een dag afspraken waarop ik het zou horen. Een dag later zei hij: ‘De vergadering van de raad van bestuur is niet doorgegaan, sorry, het is uitgesteld.’ Ik heb geantwoord dat hij niet meer op mij hoefde te rekenen.

‘Ik belde mijn manager Louis de Vries. Hij dacht aan Lille OSC of een Engelse middenmoter, maar twee dagen later vroeg hij of ik ook in België wil blijven; Anderlecht was geïnteresseerd. In het bureau van Michel Verschueren was alles met hem en Roger Vanden Stock op anderhalf uur rond: twee jaar plus een optie op een derde.

‘Na één al jaar vroeg Verschueren me in zijn bureau langs te komen. Ze gingen de optie lichten en mijn contract voor het derde jaar lag klaar. Ik las dat en zei: ‘Die cijfers kloppen niet. Hier staat dat ik tien procent meer verdien dan afgesproken.’ Waarop Verschueren antwoordde: ‘Wanneer we iemand waarderen, laten we dat ook voelen.”

‘Anderlecht wilde mijn transfer aanvankelijk tot het einde van het seizoen stilhouden, ik vond dat niet correct naar Club toe, maar toen het uitkwam, was dat een bom. Bij aanvang van de eerstvolgende training hing er al een spandoek ‘Lorre lafaard’ en stonden er vijf skinheads. Na de training waren ze al met een man of vijftig. Na de eerste match op Beveren kwam men in paniek in de kleedkamer: ‘Je kunt niet met ons de bus op.’ Dus ik met de auto van de dokter mee.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content