Mats Rits (Club Brugge): ‘Je kunt niet meer zeggen dat ik geen echte 6 ben’

© BELGAIMAGE - KURT DESPLENTER
Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Een rust brengende figuur op het veld, een rustgevende ernaast: zo kun je Mats Rits (28) omschrijven. Een aanvoerder in spe, met oog voor het collectief. De Brugse middenvelder over ambitie, een cap en hoe je staande houden in een moeilijke topsportomgeving.

Dit seizoen won Club Brugge in de competitie nog niet meer dan twee keer na mekaar en in slechts drie van de veertien duels was het verschil groter dan één doelpunt. Het verloor dan wel maar één keer (tegenover drie keer na veertien wedstrijden vorig jaar), maar het speelde wel al vier keer gelijk voor eigen publiek en zes keer in totaal. Conclusie: Club Brugge is voorlopig niet veel beter dan de rest in ons land.

Mats Rits : ‘Dat sowieso niet. Als iemand het veld opstapt met die gedachte is het beter dat hij eraf blijft. Dan loopt het niet. We hebben een goeie ploeg, een goeie kern en zijn twee keer na mekaar kampioen geweest, maar het cliché zegt: ‘Je bent maar zo goed als je laatste wedstrijd.’ Ergens klopt dat. In België zijn er geen makkelijke wedstrijden, je staat niet zomaar 3-0 voor aan de rust. Iedereen heeft kwaliteiten, legt er tegen ons zijn kop voor, is wat opgenaaid, maar met onze kwaliteiten zouden we elke wedstrijd toch moeten kunnen winnen. Maar als je nu aan mijn vraagt waaraan het ligt…’

Veel goeie voetballers, maar iets te weinig verrassing? ‘Onze kern is compleet genoeg, maar ploegen passen zich meer en meer aan en herkennen steeds beter de patronen. Met IvanLeko zag je dat in het tweede jaar ook; met drie verdedigers en twee wingers werd dat toen ook moeilijker.

‘Soms moeten we inderdaad wat verrassender uit de hoek komen. Daarom niet per se in een andere formatie, maar eens anders doordraaien. Daar zijn we ons van bewust. Maar ik denk dat de punten die we kwijt speelden vooral problemen waren die we zelf creëerden. Een verkeerde terugspeelbal, dom balverlies, niet omschakelen… Iedereen mag een fout maken, maar als een ander die kan oplossen, is er niks aan de hand. Nu hebben we ze cash betaald, vooral in eigen huis. Nu is het zaak zo snel mogelijk de achterstand op te halen. Om te beginnen vrijdag al.’

Dat zou spektakel kunnen opleveren, want met ons constateert Mats Rits tevreden dat KV Mechelen, zijn ex-ploeg en vrijdag de tegenstander, terug is. ‘Ze spelen goed voetbal, ik kan het niet anders zeggen. Vorig jaar ook al, maar nu lijkt het nog wat stabieler. Altijd aanvallen, altijd veel goals… dat is plezant. Andere ploegen durven zich wel eens ingraven, dat doen zij nooit. Het is plezant om tegen te voetballen en plezant om dáár te voetballen.’

Mocht ik de rest van mijn carrière bij Club blijven, heb ik niet het gevoel dat ik iets gemist zou hebben.’

Mats Rits

Ervaring

Rits is bezig aan zijn vierde seizoen bij Club. Vaak ziet hij in de zomer een concurrent opduiken op het middenveld. Dit keer was dat Owen Otasowie. ‘Elk jaar weet je: de club gaat een aantal jongens halen om competitief te zijn, maar voor mij verandert dat niet veel. Met de tijd word je daar rustiger in. Wat niet wil zeggen dat ik mijn competitiviteit om elke wedstrijd te willen spelen, verlies. Ik ben nog steeds even kwaad als ik niet speel, maar heb geen een, twee dagen meer nodig om dat te plaatsen. Het begint altijd bij jezelf, spelen of niet, of dat nu terecht is of niet. Als je de juiste intensiteit aanhoudt en je brengt wat je kunt op training, komt het altijd terug naar jou. Altijd. Daar ben ik van overtuigd. En bekijk mijn statistieken bij Club Brugge. Ik heb heel veel in de ploeg gestaan. De perceptie was lang dat ik geen echte nummer 6 ben, maar dat kun je nu niet meer zeggen, denk ik. Ik heb meer dan 25 Europese matchen op die positie hebt gespeeld en meer dan 100 in de competitie bij de kampioen van België. ( lacht) Ik ben op die positie ook veel beter geworden. Na het eerste jaar zei Leko: ‘Je speelde een fantastisch seizoen op 6′, maar als ik nu terugkijk, was dat eerste jaar het minste van de vier. Men wist toen wel dat ik daar nog nooit had gestaan dus waren er ook minder verwachtingen.’

Inmiddels staat hij zelfs graag op die positie. Rits: ‘Zeker. Dit seizoen speel ik wat meer op 8 en dat is fijn; het is weer totaal iets anders, maar ik heb wel mijn plezier gevonden om op 6 in functie van de ploeg te spelen. Ik kan nu blij zijn als ik een counter kan afbreken. Door de ervaring kan ik ook al beter voorspellen waar een voorzet zal komen en als dat inderdaad zo uitpakt en ik kan de bal onderscheppen, dan geniet ik daar van. Op City had ik zo’n momentje met Jack Grealish, waarbij ik de bal onderschepte en direct een aanval kon opzetten. Idem met intercepties op een bal achteruit. Ik was vroeger de man die daar zelf ook kwam, misschien voel ik dat daardoor wat beter aan. En duels, dat leer je. De fiftyfiftyduels, waarbij je met twee naar dezelfde bal vertrekt, zijn er trouwens in het voetbal vrij weinig, net als lange ballen van een doelman om een kopduel aan te gaan.’

Overtredingen probeert hij zo vaak mogelijk te vermijden. ‘Het is niet goed om op eigen helft veel fouten te maken. Ploegen die vaak inzakken hopen op twee dingen: een counter of een spelhervatting. Wat wij zelf overigens ook zeggen als we tegen bijvoorbeeld Manchester City voetballen. Maar soms moet je de overtreding maken.’

Mats Rits en Kevin De Bruyne in het Champions Leagueduel tussen Club Brugge en Manchester City.
Mats Rits en Kevin De Bruyne in het Champions Leagueduel tussen Club Brugge en Manchester City.© BELGAIMAGE – VIRGINIE LEFOUR

Vriendschap

Opvallend is dat Ruud Vormer en Éder Balanta zijn directe concurrenten zijn (met dit seizoen tot dusver een nagenoeg gelijk aantal speelminuten) maar tegelijk zijn ze ook goeie vrienden naast het veld. ‘We weten dat afhankelijk van wat de match vraagt steeds een ander speelt. Maar dat zorgt nooit voor spanning tussen ons.’

Is vriendschap mogelijk bij een topploeg? ‘Zeker. Je zit met dertig in de kleedkamer en je kunt niet met allemaal even close zijn, maar met een aantal ben je dat wel, want je spendeert heel veel tijd met mekaar. Je deelt veel, weet ook veel van mekaar, en dan kan er vriendschap ontstaan. Na een transfer verwatert dat soms, maar met sommigen blijft die band er. Ik heb deze week nog Colin Coosemans, Jordi Vanlerberge en Nils Schouterden gezien. Het is niet evident om af te spreken met vier, maar dat lukt. Ook hier zijn er mensen die ik later waarschijnlijk nog ga zien.

‘Ik ben een positieve mens, ook in de kleedkamer. Ik probeer daar belangrijk te zijn, voor de sfeer. Als er geanalyseerd of georganiseerd moet worden, zal ik mijn zeg doen. We organiseren ook af en toe wat buiten de club, om de twee weken probeerden we met de groep iets te gaan eten. De ene keer zijn we met zes, een andere keer met meer, meestal zonder vrouwen, soms met. Soms haken mensen met kinderen zoals Simon Mignolet of Ruud af, maar een andere keer zijn ze er wel. Éder is er vaak bij, want die zit vaak alleen. Matej Mitrovic ook, Clinton Mata, Noa Lang, Eduard Sobol, Federico Ricca. Het zijn lang niet altijd alleen Nederlandstaligen. Ik vind dat fijn en belangrijk, want ook al zie je mekaar op de club veel, de sfeer is toch totaal anders dan hier na training.’

Ambitie

Is Club zijn eindstation als voetballer? ‘Ik heb nog een contract tot 2024 met optie tot 2025. Dan ben ik 31 of 32. Als de club morgen zegt dat ik kan verlengen tot ik 34 of 35 ben en ik kan me vinden in de voorwaarden, dan is dit het eindstadium. En dan ben ik daar heel gelukkig mee, want ik ben hier heel graag en heb niet het gevoel dat ik dan iets gemist zou hebben. De mensen zijn fijn en dat vind ik ook belangrijk, dat maakt het werk plezant. Als er morgen een ploeg komt die ik zie zitten en Club wil meewerken, kan dat ook, maar ik ga niet actief op zoek. Ik wil graag een cap halen als Rode Duivel, natuurlijk, maar ik ga daarom niet zeggen: ik wil naar het buitenland omdat ik dan misschien meer kans maak. De focus ligt altijd eerst op hier en of een transfer beter is voor mezelf.’

Met een gebrek aan ambitie heeft dat niks te maken. ‘Totaal niet. Elk jaar spelen we Europees en doen we mee voor de titel in een mooie competitie. Ik vind dat België ondergewaardeerd wordt; veel spelers uit het buitenland hebben hier aanpassingsproblemen. Dan moet je al naar een betere competitie of een topclub in een vergelijkbare competitie. Dat is niet zo evident. Hier zit je in je eigen land, kun je je vrienden zien, je familie, je kunt er zijn wanneer iemand je nodig heeft. Dat zijn allemaal positieve punten, die je moet meenemen. Hans staat als speler op een ander niveau, maar voor hem is dat net hetzelfde.’

Geen voetballer, dan ingenieur

De verrassende leider in de stand is nieuwkomer Union. Mats Rits ziet parallellen met Beerschot vorig seizoen. ‘Die hadden toen ook een hele goeie reeks. Union heeft een goeie ploeg, het zit goed in mekaar en ze kwamen in een flow binnen. Dan rolt die bal iets makkelijker hun kant uit, dat is hun eigen verdienste. Net zoals de vorm van Dante Vanzeir ook vooral zijn verdienste is. Dat is geen geluk. Die jongen heeft mindere periodes gehad en mensen ontmoet die het niet in hem zagen zitten, maar hij is blijven werken. Hij mag één iemand op zijn schouder kloppen en dat is hijzelf. Je omgeving is dan heel belangrijk. Het thuisfront, je vrienden, je vrouw, je ouders. Je kan een tik krijgen, en als je thuiskomt is het dan even fijn – ik vind dat toch – om het niet over voetbal te hebben. Even een stap terug en de volgende dag met nieuwe moed er tegenaan.’

Even weg van het voetbal stappen, deed Rits al heel vroeg. ‘Mijn grootvader was architect en ik ging heel veel naar hem toe. Als kind ging ik zelfs mee naar werfvergaderingen. Ik doe nu een bouwproject met mijn pa, dat is me blijven interesseren. Als ik geen shotter was geworden, zou dat iets voor mij zijn geweest: architect/ingenieur. Mijn grootvader was creatiever, mij boeit eerder de technische kant van de zaak.’

Hij begon ook aan de richting industrieel ingenieur. ‘Ik vond het heel moeilijk om dat met profvoetbal te combineren. Maxime Biset heeft het gedaan, maar hij begon ermee in derde klasse geloof ik. Dan is school je dagbezigheid en ga je pas spreiden na twee, drie jaar studeren. Dan ben je vertrokken. Wij begonnen al te spreiden vanaf jaar één en dat zou zo tien jaar duren. Dat vond ik mentaal moeilijk. Ik volgde afstandsonderwijs en kon thuis inloggen om de opgenomen lessen terug te kijken. In de praktijk was dat tijdrovend. Je schrijft, pauzeert, kijkt verder. Ik vond het ook heel moeilijk om gestructureerd te leren. De studie vond ik op zich interessant, maar ik dacht: nóg acht jaar…’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content