Alexander Vantyghem

‘Minderjarige spelers zijn vaak speelbal in lucratieve voetbalbusiness’

Alexander Vantyghem Alexander Vantyghem is advocaat internationaal sportrecht

Charly Musonda Jr en Mathias Bossaerts: het zijn twee van de bekendste voorbeelden uit een lange lijst van jonge voetballers die mogelijk te vroeg naar het buitenland zijn getrokken in de hoop daar hun voetbalopleiding te vervolmaken en terzelfder tijd al te genieten van een lucratief contract. Een kritische analyse van Alexander Vantyghem, advocaat Internationaal Sportrecht.

Voetbalfederaties namen al tal van initiatieven om de transfers van minderjarige spelers te reguleren. De doelstelling lijkt daarbij tweeledig.

Enerzijds willen ze vermijden dat jeugdspelers gedegradeerd worden tot louter koopwaar en willen ze die beschermen. Tegenover elk succesverhaal staat er immers een veelvoud aan jeugdspelers die het niet tot professioneel voetballer schoppen. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat deze spelers ook buiten de voetbalwereld een toekomstperspectief behouden.

Anderzijds willen federaties en clubs hun (substantiële) investeringen in de jeugdwerking beschermd zien.

De vraag kan evenwel gesteld worden of de huidige initiatieven deze doelstellingen wel halen. In bepaalde gevallen schieten ze het doel voorbij en hebben ze zelfs een averechts effect. Zo daalde tussen 2009 en 2017 het gemiddelde aantal door de club zelf opgeleide spelers, de zogenaamde homegrown spelers, bij Europese clubs van 23,2 naar 18,4 procent. Een studie uit 2016 toont bovendien aan dat in Europa de Belgische minderjarige spelers de grootste kans hebben om een internationale transfer te maken nog vóór ze 18 jaar zijn. Dit zijn duidelijke aanwijzingen dat de huidige initiatieven hun doel lijken te missen. Een kritische analyse dringt zich op.

Minderjarige spelers zijn vaak speelbal in lucratieve voetbalbusiness.

Alexander Vantyghem, advocaat Internationaal Sportrecht

Principieel transferverbod voor minderjarigen

De FIFA-transferregels verbieden in principe elke internationale transfer van een speler die nog geen 18 jaar is. Hierop zijn weliswaar een aantal uitzonderingen voorzien. Zo zijn dergelijke transfers wel toegelaten indien de ouders van de minderjarige spelers verhuizen om redenen die niet gelinkt zijn aan voetbal, indien:

1) de minderjarige binnen de Europese Unie wordt getransfereerd na zijn 16de verjaardag,

2) de nieuwe club voldoet aan een aantal (opleiding)verplichtingen,

3) de speler naar een buurland verhuist en de afstand van de nieuwe club tot de woonplaats aan specifieke voorwaarden voldoet.

Deze uitzonderingen worden uiterst strikt toegepast door een subcommissie die daartoe werd opgericht in de schoot van de FIFA. Zonder toestemming van deze subcommissie blijft een internationale transfer van een minderjarige speler onmogelijk.

De Pro League voerde recent ook een reglement in voor nationale transfers van spelers die nog geen 17 jaar zijn. Dergelijke transfers moeten worden goedgekeurd door een jeugdcommissie, tenzij ze onder een uitzonderingsregime van het reglement vallen.

Indien deze goedkeuring niet wordt bekomen, is een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd. Die bedraagt tienmaal de normaal verschuldigde opleidingsvergoeding.

Los van het feit dat de huidige regels haaks staan op de decretaal gewaarborgde vrijheid om zich als jeugdspeler elk jaar bij een andere club te kunnen aansluiten, is het nog maar de vraag of de regel wel echt jeugdspelers wil beschermen. Het lijkt veeleer een maatregel die ingevoerd werd in het (vermeende) belang van (sommige) clubs. Er is sowieso collaterale schade aangezien tal van spelers _ meestal niet de echte toptalenten _ zich de facto niet langer kunnen aansluiten bij de club van hun keuze. Gelet op het manifest onwettig karakter van de regeling valt te verwachten dat het reglement in de nabije toekomst zal worden aangepast.

De regels staan op gespannen voet met een aantal fundamentele beginselen uit het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

Het probleem van dergelijke reglementen is dat zij eerder worden opgesteld in het belang van federaties en clubs en niet zozeer in het belang van het kind. De regels staan op gespannen voet met een aantal fundamentele beginselen uit het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Zo stelt dit verdrag duidelijk dat de minderjarige gehoord moet worden in elke procedure die een belangrijke impact kan hebben op zijn of haar leven, wat in het voetbalmilieu niet gebeurt. De uitzonderingen worden bovendien zo strikt geïnterpreteerd dat er ook de facto zelden rekening gehouden wordt met de specifieke belangen van het kind.

De FIFA, de KBVB en de Pro League lijken zich op vandaag vooral te focussen op het beperken van de transfermogelijkheden van minderjarigen, tenzij aan welbepaalde en strikt geïnterpreteerde uitzonderingen wordt voldaan. Eerder dan zich toe te leggen op het creëren van een kader waarbij een minderjarige en zijn of haar ouders een goed geïnformeerde beslissing kunnen nemen voor hun toekomst. Dit beslissingsrecht van de minderjarige en zijn of haar ouders moet uiteraard gepaard gaan met een strikt toezicht op de verplichtingen voor onderwijs, opleiding en welzijn van de minderjarige spelers.

Het verdient dan ook voorkeur om het systeem van opleidingsvergoedingen grondig te herzien.

Homegrown spelers

Verschillende (inter)nationale voetbalfederaties vaardigden regels uit waarbij clubs verplicht worden om een aantal homegrown spelers op te stellen of minstens in hun wedstrijdselectie op te nemen. Het doel achter dergelijke reglementen is duidelijk en lovenswaardig: het stimuleren van investeren in en werken met eigen jeugdspelers.

Ze dienen zich evenwel te hoeden voor een pervers gevolg. Namelijk dat kapitaalkrachtige clubs buitenlandse spelers op nog jongere leeftijd rekruteren zodat deze spelers bij hen nog als homegrown spelers gekwalificeerd kunnen worden.

De concrete voorwaarden om als homegrown speler te worden aangemerkt, variëren van reglement tot reglement, maar komen er vaak op neer dat een speler vóór de leeftijd van 21 of 23 jaar een aantal seizoenen door een lokale club moet zijn opgeleid.

De nationaliteit van een speler speelt hierbij in principe geen rol. Juridisch is het onmogelijk om de kwalificatie als homegrown speler afhankelijk te maken van de nationaliteit van de speler, aangezien op die manier spelers met een andere Europese nationaliteit gediscrimineerd zouden worden en dit indruist tegen de Europese regels van vrij verkeer.

Anders dan bijvoorbeeld de UEFA, lijkt de KBVB zich op dit punt alvast in de voet te schieten door in haar reglement te stellen dat Belgen in elk geval als homegrown speler meetellen, ook al werden zij niet bij een Belgische club opgeleid. Een speler die op latere leeftijd de Belgische nationaliteit verwerft, telt onverkort mee voor de homegrown regel, ook al genoot deze zijn opleiding niet in België. Dit argument is natuurlijk koren op de molen van zij die de Belgische homegrown regel momenteel aanvechten voor de rechtbank.

Als alternatief voor de homegrown regels kan worden gedacht aan het opleggen van minimum investeringen in eigen jeugd op basis van het totale budget van een club of aan het verdelen van tv-gelden op basis van het aantal zelf opgeleide spelers.

Opleidingsvergoedingen

De FIFA riep een systeem in het leven waarbij clubs die betrokken zijn bij de opleiding van een jonge voetballer recht kunnen hebben op opleidingsvergoedingen wanneer deze voetballer later een eerste profcontract tekent bij een andere club of een transfer realiseert.

Deze vaak substantiële vergoedingen (tot 90.000 euro per opleidingsjaar) dienen te worden betaald door de nieuwe club van de speler. De FIFA-opleidingsvergoeding speelt enkel in een internationale context, maar diende als inspiratiebron voor tal van gelijkaardige nationale systemen.

Naast het feit dat opleidingsvergoedingen op gespannen voet staan met het Europees recht, creëren de regelgevende instanties binnen de voetbalwereld via dit systeem opnieuw een trigger voor kapitaalkrachtige clubs om spelers op nog jongere leeftijd te gaan aanwerven. Op die manier dienen namelijk minder opleidingsvergoedingen betaald te worden. Bovendien kunnen deze topclubs zelf opleidingsvergoedingen opeisen voor spelers die zij rekruteerden maar die finaal tekortschoten om bij hen door te breken en bijgevolg bij een andere club een contract tekenen. Opnieuw is het doel om investeren in jeugd te belonen lovenswaardig, maar is het mogelijk pervers gevolg dat jonge, vaak minderjarige spelers als koopwaar worden behandeld.

Een tergende illustratie van de negatieve impact die opleidingsvergoedingen kunnen hebben op de carrières van jonge voetballers zijn een aantal jeugdspelers van het teloorgegane Lierse SK.

Een tergende illustratie van de negatieve impact die opleidingsvergoedingen kunnen hebben op de carrières van jonge voetballers zijn een aantal jeugdspelers van het teloorgegane Lierse SK. Door het faillissement van deze club verloren een aantal jonge spelers zowel hun voetbalopleiding als hun broodwinning.

Een aantal van deze spelers vonden inmiddels een nieuwe opleidingsclub/werkgever, maar er zijn ook spelers wiens carrière momenteel noodgedwongen on hold staat omwille van het systeem van opleidingsvergoedingen.

Het FIFA-reglement bepaalt namelijk dat (gelet op het faillissement van Lierse SK) de KBVB opleidingsvergoedingen mag opeisen waar Lierse SK normaal gezien recht op had. Voor spelers die een aantal jaren door Lierse SK werden opgeleid, betekent dit al snel dat zij enkel bij een andere (buitenlandse) club kunnen tekenen indien deze club bereid is een opleidingsvergoeding op te hoesten van enkele tienduizenden tot zelfs honderdduizenden euro’s.

Deze spelers hebben dus momenteel niet langer een club/werkgever en kunnen nergens in het buitenland aan de slag. Gelet op het beperkte aantal Belgische clubs/werkgevers worden ze daardoor vaak genoodzaakt op amateurbasis in België te voetballen en hun professionele sportcarrière op te bergen. Dergelijke volledig geblokkeerde situatie voor spelers is uiteraard onaanvaardbaar.

Het verdient dan ook voorkeur om het systeem van opleidingsvergoedingen grondig te herzien. Het parallelle systeem van solidariteitsbijdragen dat op vandaag al bestaat, waarbij opleidingsclubs een beperkt percentage ontvangen van transfersommen die betaald worden voor spelers die zij opleidden, heeft veel minder nadelige gevolgen voor de spelers zelf. Het dient dan ook aan belang toe te nemen of _ in een ideale wereld _ het systeem van opleidingsvergoedingen volledig te vervangen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content