Tuur Dierckx openhartig over het leven van een voetballer: ‘Ik moet mijzelf verloochenen’

© koen bauters

Vanaf zijn veertiende zat hij op een internaat, hij kwam zichzelf tegen in een kleedkamer vol uiterlijk vertoon, kreeg afgelopen zomer een harde afwijzing en staat nu maanden aan de kant met een kruisbandblessure. Gemakkelijk ging de weg naar de top niet voor Tuur Dierckx. ‘Ik ben altijd het buitenbeentje geweest.’

Om de hoek van de Universiteit van Antwerpen klinken in een smalle straat luidruchtige stemmen. De deuren van een café staan wagenwijd open, tientallen jongeren drentelen om elkaar heen, een pintje of glas wijn in de hand.

In diezelfde straat, in het hartje van de stad, is de ingang van een appartementsgebouw. Achter de gesloten deuren is het feest nauwelijks hoorbaar. Alleen een knal twee maanden terug deed Tuur Dierckx even van zijn bank opspringen. Het flatgebouw dat instortte – na vermoedelijk een gaslek – bevindt zich om de hoek. ‘Ik zat hier in de zetel en de brokstukken vlogen voorbij’, zegt hij.

Dierckx woont hier sinds juni, samen met zijn vriendin Ann Sophie Van Triel. Een half jaar lang had hij gezocht naar een appartement, als speler van Royal Antwerp FC. Aan de keukentafel realiseert hij zich: het kan verkeren. Ruim een jaar geleden was hij vrijgezel, woonde hij bij zijn ouders en had met FC Antwerp dat heilige doel: kampioen worden en promoveren. Nu heeft Dierkcx zijn grote liefde gevonden en woont hij met haar samen in Antwerpen, op een paar kilometer van De Bosuil nota bene. Maar Antwerp is verleden tijd. Dierckx komt nu uit voor Waasland-Beveren.

Wond die ooit een litteken wordt

Vlak voor het interview was hij er nog geweest: op De Bosuil. Hij had er samen met Ann Sophie op het veld gestaan, nog eens rondgekeken en de lege tribunes in zich opgenomen. Daarna had hij de kleedkamers bezocht, de nieuwe, in Tribune 1. Of het hem pijn doet, is de vraag. Voor het eerst tijdens het gesprek moet Dierckx nadenken. ‘Het is een soort van wond. En ooit zal die wel een litteken worden’, zegt hij. ‘Anderhalf jaar geleden heb ik het plan van het nieuwe stadion gezien, tot in detail. Dat was een van de hoofdredenen om naar Antwerp te gaan. Als dan de kers op de taart komt, de beloning waarvoor je een jaar hebt gestreden, en die wordt je afgenomen… Dan doet dat pijn. Dat geef ik toe.’

Uiterlijk vertoon zegt mij niks, ik heb mijn geld daaraan nooit kunnen uitgeven.

Tuur Dierckx

Na de titel in tweede klasse stond het voor Dierckx vast: met Antwerp ging hij die felbegeerde eerste klasse in. Na de stage in de zomer met de A-kern kreeg hij echter te horen dat hij zich voortaan bij de beloften kon melden. ‘Er is mij nooit een reden gegeven. Er was ook geen oorzaak. Achteraf zijn er wel dingen genoemd. En mensen nemen die voor waarheid aan. Dat ik mij ziek had gemeld en naar Tomorrowland ben gegaan. Dat ik er niet alles voor deed en te veel uitging. Ik ben niet ziek geweest op het moment dat ze zeiden dat ik ziek was, ik ben naar Tomorrowland geweest in een vrij weekend. Er waren trouwens nog verschillende jongens van de ploeg. En ik ben inderdaad op stap geweest, maar dat was met heel de ploeg de week nadat we kampioen zijn geworden. Het probleem is: ik ben de enige die ook voor die dingen uitkomt. Ik weet op welke momenten ik zoiets kan doen, ik heb ruim drie jaar op een internaat gezeten en al vroeg geleerd mezelf discipline op te leggen. Ik sta recht in mijn schoenen. Maar als er nieuwe bazen komen, gelden er nieuwe wetten. Als het minder gaat, zoeken mensen een stok om mee te slaan. En als ze er een willen vinden, zullen ze die ook vinden. Maar die is niet altijd de waarheid. Ik had het gevoel dat mij onrecht was aangedaan. Daardoor heb ik een paar weken diep gezeten.’

Back to basics

Het was weer eens een les voor Dierckx in een wereld waaraan hij niet kan wennen. Daarvoor groeide hij te nuchter op, zegt hij, te eerlijk vooral. Op een kleine twintig kilometer afstand van Antwerpen in het dorpje Broechem noemt hij het leven van de kleine Tuur ‘zorgeloos’. ‘Ik groeide heel open op, heel vrij. Mijn ouders lieten mijn zus en mij onze eigen keuzes maken en steunden ons voluit.’

Zijn ouders zijn beiden kinesist, met een praktijk aan huis. ‘Ik zag hen nooit veel. Mijn vader werkte van ’s ochtends half acht tot ’s avonds half twaalf. Hij heeft een ijzeren discipline. Extremer dan ik. En mijn moeder… Zij combineerde drie jobs. Ze had haar praktijk, zorgde voor ons en deed daarnaast het huishouden. Dat is niet altijd gemakkelijk geweest. Dat realiseer ik mij nu zeer goed.’

Zijn ouders gaven hem één voorwaarde mee: je houdt beide voeten op de grond. ‘Ik heb bijvoorbeeld nooit een playstation gekregen, terwijl al mijn leeftijdgenoten er wel een hadden. Op mijn achttiende kocht ik er een en toen nog waren mijn ouders er niet voor. Dat geeft aan hoe back to basics zij zijn. En dat voel ik nog altijd wel. Bijvoorbeeld in… kleren.’

Hijzelf en zijn vriendin schieten in de lach. ‘Ik zal het nooit vergeten…’, zegt Ann Sophie. Ze zit aan de tafel naast haar vriend en schudt glimlachend haar hoofd. ‘De kleren die hij aan had toen we elkaar leerden kennen.’ Ze springt op uit de stoel. ‘Hij had een T-shirt aan en ik denk dat jij, ik en hij daar alle drie samen in konden.’ Ze lacht.

Dierckx haalt zijn schouders op. ‘Uiterlijk vertoon zegt mij niks, ik heb mijn geld daaraan nooit kunnen uitgeven. Mocht ik nu kiezen dan zou ik nog altijd het bovenste T-shirt, de bovenste broek, bovenste onderbroek en bovenste sokken uit de kast pakken. Dat doet mijn vader ook nog altijd. Mijn mama en mijn zus vinden dat soms frustrerend: het trekt vaak op niks, de combinatie van kleren die hij aan heeft. Ik vind dat juist een mooie eigenschap.’

Wablief?

Al op zijn veertiende liet Dierckx de warmte van het ouderlijk huis achter zich toen Club Brugge hem opnam in de jeugdopleiding. Waar thuis de vrijheid regeerde, was hij in een internaat gebonden aan regels. Zowel het internaat als de stap naar West-Vlaanderen was een grote verandering. Dierckx was de eerste speler die buiten de eigen provincie werd aangetrokken, een jongen met een Antwerps accent bovendien. ‘Die stap had een enorme impact. De omstandigheden waren in het begin hard. Er heerst een totaal andere mentaliteit in het West-Vlaamse, ik zou het omschrijven als erg conservatief. Ik bedoel daarmee: op het randje van racisme, in vergelijking met wat ik gewoon was. Ook naar mij toe. Ik kwam niet van daar en had ook nog eens een ander dialect. De jongens waren afstandelijk, zagen me als een indringer. De eerste maanden op school begreep ik niets van wat ze zeiden. Elke keer opnieuw moest ik vragen: ‘Wablief?’. Na een tijdje zei ik gewoon ‘ja’ of ‘nee’ om er vanaf te zijn.’

Tuur Dierckx: 'Er zijn momenten geweest dat opgeven dicht bij was en de absolute wil om profvoetballer te worden ver weg. Maar dan was heel mijn jeugd voor niks geweest.'
Tuur Dierckx: ‘Er zijn momenten geweest dat opgeven dicht bij was en de absolute wil om profvoetballer te worden ver weg. Maar dan was heel mijn jeugd voor niks geweest.’© koen bauters

Hij richtte zich op de enige bezigheden die hij had: school en voetbal. ‘Zonder iemand te kennen. Maar ik heb nooit naar huis gebeld. Ik heb altijd tegen mijn ouders gezegd dat alles super was. Dat zit in mij: ik wil anderen niet tot last zijn. Maar daardoor moest ik snel zelfstandig worden en ik was gebonden aan de regels van het internaat. Om half acht ging de bel en een kwartier later moest iedereen aan de ontbijttafel zitten. Om kwart na acht moesten we zorgen dat we klaar waren zodat we op tijd in de les zaten. Na school vertrok ik meteen naar de training en als ik om acht uur terugkwam, at ik alleen en moest dan nog studeren. Dan zat ik op mijn kamertje, terwijl iedereen lawaai maakte en zich amuseerde. Dat vergde veel zelfdiscipline en uiteindelijk ben ik er in geslaagd om mijn diploma te halen in een redelijk straffe richting. Ik heb Latijn-wiskunde en later wetenschap-wiskunde gevolgd. Daar ben ik trots op. Als je van je veertiende tot je achttiende alles wat je meemaakt op u eigen in een kamertje van twee op drie moet kanaliseren en omzetten in positieve energie om er toch weer het onderste uit te halen, dan leer je wel voor jezelf te zorgen. Dat heeft mij gevormd: ik heb discipline in het leven.’

Heel even leek hij uit de band te springen. ‘Ik ben tot mijn twintigste nooit op stap gegaan. Toen ontdekte ik het uitgaansleven en heb er iets te veel van geprofiteerd.’ Dierckx ging weleens doordeweeks op stap en kwam te laat op de training, of ging zaalvoetballen de dag voor een wedstrijd van Club Brugge. ‘Het is niet goed natuurlijk, maar als je een hele periode in je jeugd hebt moeten overslaan, is het normaal dat je uitspattingen krijgt. Er zijn momenten geweest dat opgeven dicht bij was en de absolute wil om profvoetballer te worden ver weg. Maar dan was heel mijn jeugd voor niks geweest. Ik heb die periode dan ook maar kort laten duren en snel teruggegrepen naar wat ik kende: discipline tonen.’

Zo eerlijk en correct als ik ben in het leven, zo oneerlijk en incorrect moet je zijn in de voetbalwereld om mee te draaien.’ – Tuur Dierckx

Brolhorloge

Op zijn achttiende ging Dierckx op zichzelf wonen in Brugge. Hij behoorde toen al tot de A-kern van de ploeg. Ook daar keek hij een nieuwe wereld in de ogen. ‘Ik ben altijd het buitenbeentje geweest. Niet alleen door mijn opvoeding waarin materiële zaken onbelangrijk zijn, maar ook omdat ik zei wat ik dacht. Of ik nu achttien was en tegenover een oudere gast stond: zo ben ik opgevoed en zo ben ik mezelf. Dat ga ik niet uit de weg. Op den duur accepteren mensen dat ook. Ze weten dat ik altijd een weerwoord heb.’

Hij haalt een voorbeeld aan. ‘Ik droeg een horloge van vijftig of zestig euro. Gewoon om het uur te zien. Mijn teamgenoten lachten daarmee. Iedereen had een Rolex om zijn pols hangen en in hun ogen droeg ik een brolhorloge. ‘ Kunde daar een ander uur op zien misschien?’, zei ik dan en daarmee was het snel gedaan. Met mijn auto was het hetzelfde. Tot mijn negentiende ben ik altijd met de fiets naar de training gegaan. En daar werd mee gelachen. Na een stage, bijvoorbeeld: we hadden een valies mee. Die trolley rolde aan de hand naast mij mee met de fiets. Mijn teamgenoten reden voorbij met de auto, een van die gasten filmde dat en zette het op YouTube. Iedereen had er lol om, de supporters ook. Maar ik woonde op vier kilometer van het stadion. Ik vond die auto niet nodig.’

Tuur Dierckx: 'Voetbal is een ploegsport, maar het is de meest individualistische ploegsport van allemaal. Uiteindelijk is het ieder voor zich.'
Tuur Dierckx: ‘Voetbal is een ploegsport, maar het is de meest individualistische ploegsport van allemaal. Uiteindelijk is het ieder voor zich.’© koen bauters

Toen hij later wél een auto van de club nam, moest het niks speciaals zijn. ‘De meesten wilden speciale velgen, of een kleur en speciale opties. Voor mij moet een auto gewoon rijden, dat is meer dan genoeg. Ik nam dus de simpelste. Nadat we een activiteit met de ploeg hadden gehad, reden we terug naar Brugge. Het was rustig op de weg dus dat ging wat tegen elkaar op. En ik kon die jongens met hun sporteditie niet volgen natuurlijk. En weer lachen. Ik vond dat op dat moment best gênant, maar nu vind ik dat sympathieke tekenen van mijn persoonlijkheid. En dat wordt ook geapprecieerd door mijn teamgenoten omdat ik mezelf niet wegsteek.’

Mezelf verloochenen

Niettemin maakt het van hem een eenzaat. ‘Eens ik profvoetballer was, ben ik zo verschoten van hoe de ideeën van een droom zijn in vergelijking met de realiteit. Zo eerlijk en correct als ik ben in het leven, zo oneerlijk en incorrect moet je blijkbaar zijn in de voetbalwereld om mee te draaien. Dat is altijd mijn grootste valkuil geweest, om daarin staande te blijven. Ik ben een groepsdier en wil graag de plezante uithangen, met iedereen overeen kunnen. Spijtig genoeg werkt dat niet zo in de voetbalwereld. Het is een ploegsport, maar het is de meest individualistische ploegsport van allemaal. Uiteindelijk is het ieder voor zich. Binnen het voetbal moet ik daardoor soms een ander kunnen zijn dan wie ik echt ben. Op een bepaald moment ben ik mezelf dan aan het verloochenen en vraag ik me af waarmee ik bezig ben. Maar je kunt niet altijd iets winnen door jezelf te zijn; af en toe is het raadzaam om te zwijgen en gewoon met iemand mee te gaan in zijn verhaal. Om mezelf niet te verbranden moet ik leren mijzelf te verloochenen. En dat is erg: ik moet iets leren waarvan ik het gevoel heb dat het mij slechter maakt.’

Hij voetbalt enkel voor de wedstrijden. ‘Die adrenaline, die kick. Dat is een pure verslaving. Als er geen wedstrijden waren, zou ik allang zijn gestopt.’

Keikop

In Ann Sophie heeft Dierckx een belangrijke steun gevonden. Het koppel kent elkaar nu anderhalf jaar. In een discotheek had Dierckx een box gereserveerd en Ann Sophie was de gastvrouw. Een half jaar lang onderhielden ze daarna contact, zonder dat het serieus werd. ‘Hij had toch iets van dat voetballer zijnde‘, aldus Ann Sophie. ‘Je kent de vooroordelen: arrogante gasten die de wereld aan hun voeten hebben liggen. Ik dacht bij mezelf: bewijs je maar eens dan, hé. En dat heeft hij echt gedaan. Ik ben ervan verschoten hoe hij mij benaderde, hoe hij omging met mij en respect had voor de keuzes die ik toen maakte, ook naar hem toe. Want het is een keikop hè: als hij iets wil dan heeft hij het of dan zórgt hij ervoor dat hij het heeft. Bijna elke dag reed hij over en weer naar Gent. Doe dat maar eens hé. Op een bepaald moment kon ik hem niet meer wegdenken uit mijn leven.’

Dierckx: ‘En heeft zij mij gekust.’

Ann Sophie: ‘Zijn manier van zijn, denken, doen. Die zijn uniek en passen totaal niet bij de vooroordelen die ik van hem had.’

Dierckx: ‘Er wordt altijd gezegd dat voetballers graag in de picture staan en uitpakken met hun rijkdom. Ik merk dat mensen dat beeld ook van mij hebben. Het is iets waartegen ik altijd zal moeten blijven vechten. Ik vind juist: eenvoud siert de mens.’

Nummer 55, een ode aan zijn opa

Tuur Dierckx: ‘Mijn opa noemde ik nooit opa of bompa. Hij was mijn peter en zo noem ik hem nog altijd. Mijn peter is een rolmodel geweest in mijn jeugd. Mijn ouders hadden het druk met werk en mijn peter bracht mij als kleine jongen naar de training, bleef kijken, reed met me terug en stak me in de douche. In Broechem, Westerlo en Lierse. Twee jaar na zijn pensioen, toen ik een jaar of twaalf was, kreeg hij alzheimer. Toen is hij snel achteruitgegaan.

‘Het was pijnlijk om dat proces van dichtbij mee te maken. Mijn peter is altijd een heel verstandige mens geweest. Hij was financieel directeur van de waterleiding in Antwerpen. En van een zelfstandige, wijze mens takelde hij af tot iemand die afhankelijk was van anderen. Als je hem iets vroeg, wist hij wat hij wilde zeggen, maar hij kon niet op de woorden komen. Op den duur kwam ik ook niet meer tot een gesprek met hem. En juist met hem had ik altijd heel goed kunnen praten, hij gaf me wijze raad en hield me heel kort. Mijn grootste steun viel weg. En hij besefte het zelf, maar hij kon het niet veranderen. Als je je geheugen verliest, dan verlies je eigenlijk je leven.

‘Deze zomer is het twee jaar geleden dat hij is overleden. Hij was mijn tweede vader, een voorbeeld voor mij. Hij is nog altijd bij mij, dat voel ik. Daar zit een anekdote aan vast. Mijn peter wist dat 5 mijn geluksgetal was. Spelletjes op school, de loterij: met dat nummer won ik geregeld wat. Toen ik een jaar of acht was, kreeg ik een kerstcadeau van mijn peter: een truitje van de eerste ploeg van Lierse met nummer 55 erop. ‘Als de 5 al geluk is dan is 55 dubbel geluk’, zei hij. Ik wist toen: als ik ooit profvoetballer word, speel ik met nummer 55. Sinds hij is overleden kom ik dat nummer vrijwel dagelijks tegen. Als ik met mijn vriendin ga eten, zitten we aan tafel 55. Als ik op mijn telefoon kijk, staat er 55. Zo gaat dat continu. Dat lijkt toeval, maar voor mij is het dat niet. Ik ben niet supergelovig, maar ik geloof wel dat er iets is. Dat iets je beschermt. In mijn geval is dat mijn peter. Op die momenten voel ik dat hij er nog is.

‘Ik heb ook een kettinkje met een kruisje waarin as van hem zit. Vlak voor we op stage vertrokken met Antwerp ben ik dat verloren tijdens een training. Juist na die stage hoorde ik van mijn verwijzing naar de B-kern. Het kruisje is met behulp van supporters en mijn vriendin en haar familie teruggevonden. Maar ik vind het wel erg toevallig dat het bij Antwerp is misgegaan toen ik dat was kwijtgeraakt. Het is symbolisch, maar belangrijk voor mij. Zo houd ik mijn peter dicht bij mij.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content