Voetballen met een hartafwijking en een defibrillator: een getuigenis van Anthony Van Loo

© Belga Image
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Kortrijk-speler Anthony Van Loo, die vrijdag in de wedstrijd tegen Moeskroen plots ineenzakte en naar het hart greep, voetbalt met een defibrillator en kreeg in 2009 al eens een hartstilstand op het veld. Daarna vertelde hij daarover in Sport/Voetbalmagazine. Herlees hier zijn getuigenis.

Dit artikel verscheen eerder in Sport/Voetbalmagazine van 1 juli 2009 en wordt hieronder onbewerkt opnieuw gepubliceerd.

Zondag 7 juni zakte belofte-international Anthony Van Loo tijdens de beslissende eindrondewedstrijd SV Roeselare-R Antwerp FC in elkaar. De defibrillator die negen maanden eerder bij hem was ingeplant, redde hem het leven. ‘Ik ben veranderd’, zegt hij bij de start van het nieuwe seizoen. ‘Nu kan ik meer genieten.’

Anthony Van Loo (20): “Ondertussen bekeek ik de beelden al wel twintig keer en telkens weer is het schrikken. Ik vind het nog altijd eng om te zien.

“Je ziet jezelf als een pudding ineenzakken, daarna krijg je onbewust een schok waarbij je van de grond gaat en zonder dat je het zelf weet, veert drie seconden later jouw bovenlichaam weer recht. Verschrikkelijk.

“Hoe meer je kijkt, hoe meer je op de details let ook. Kinesist Stefaan Vandecappelle bijvoorbeeld spurt meteen naar mij toe alsof zijn eigen leven ervan afhangt.

“Wat ik mij er nog van herinner, is: de bal is aan mijn kant over de zijlijn, ik wandel er rustig naartoe en ineens voel ik mij zwak worden. Alle fut verdween plots uit mijn lichaam, ik voelde het leven van boven naar beneden uit mij wegvloeien. Ik weet nog dat ik met beide handen naar mijn hoofd wil grijpen, maar val. Vanaf dan weet ik het niet meer.”

De geest die vertrekt

“Het is echt een heel raar gevoel. Best te vergelijken is het nog met wat je soms in tekenfilms ziet: de geest die vertrekt uit het personnage. Pijn was ik niet gewaar, want de voeling met mijn lichaam was volledig weg. Eigenlijk leef je niet meer.

“Je valt als een steen. Gelukkig ben ik niet op mijn nek of mijn achterhoofd neergekomen, want dan was het misschien veel erger geweest.

“Mijn hart sloeg 400 keer per minuut op het moment dat ik onwel werd, maar ik voelde het verschil niet. Het klopte zodanig snel dat het niet meer kon pompen. Het effect daarvan is hetzelfde als een hartstilstand.

“Ik ben zes seconden dood geweest. Mijn pupillen lagen aan de zijkant. Vincent Provoost was als een van de eersten bij mij en zei mij nadien: ‘Jouw ogen waren helemaal wit.’ Het moet een verschrikkelijk beeld geweest zijn.

“Die zes seconden had de defibrillator nodig om 700 volt op te bouwen. Van die schok voelde ik helemaal niets. Maar best ook, want volgens mijn broer is dat de hel.

“Bij hem gebeurde het al vier keer. Tweemaal bleef hij bij bewustzijn. Ooit kreeg hij tien schokken na elkaar nadat hij bij een black-out van zijn fiets was gevallen. Hij vroeg zich toen af: waarom leef ik nog? Het gevoel waarmee hij achterbleef, was: als je zo verder moet leven, is het niet te doen. Andere mensen die hetzelfde meemaakten, bevestigen dat.

“Toen ik weer bij mijn positieven kwam, was ik helemaal buiten adem. Waarschijnlijk kwam dat van die 400 hartslagen per minuut. Ik was duizelig en wist niet waar ik was. Ik zag dat er volk rond mij stond en hoorde het lawaai van het publiek. Iemand zei: ‘Gaat het? Rustig aan, rustig aan.’ Pas toen ik op een berrie werd weggebracht, besefte ik wat er mij was overkomen. Eens binnen voelde ik mij weer prima. Ik wou blijven kijken naar de wedstrijd, maar dat mocht niet.

“In het ziekenhuis werd mijn defibrillator gelezen en uitgeprint om te zien wat er precies allemaal was gebeurd en werd er ten slotte ook nog een echografie van mijn hart genomen. Ik vroeg de verpleegster constant om op haar computer te kijken hoeveel de stand op Schiervelde was. Toen het plots 1-1 werd, zei ik: ‘Mag ik alstublieft weg, ik word hier zot!’ Uiteindelijk was ik net iets te laat terug om bij het laatste fluitsignaal het behoud in de eerste klasse te kunnen vieren.”

Minder ruzie maken

“Ik wist dat het kon gebeuren, maar het aan den lijve ondervinden, is nog iets anders natuurlijk. Je hoopt dat je het nooit meer moet meemaken, maar het is beter daar niet te veel bij stil te staan. Tenslotte voetbal ik nog altijd.

“Mijn broer is vier jaar geleden volledig moeten stoppen. Bij hem zit de defibrillator bij zijn schouder. Zijn litteken is niet mooi en aanvankelijk was het toestel ook niet zo goed afgesteld. Soms kreeg hij schokken als het helemaal niet nodig was. Nu gaat ook hij naar dokter Brugada in Brussel. Beter kan je niet zitten.

“Mijn defibrillator zit onderaan links achter mijn ribben om hem te beschermen als ik voetbal. Je kunt hem een beetje voelen en als ik op mijn rug lig, zie je een bult.

“De problemen bij mijn broer zijn begonnen met black-outs af en toe. Het gebeurde geregeld dat het hem helemaal zwart voor de ogen werd. We kwamen eens van school, hij reed voor mij en plots zei hij: ‘Anthony, ik zie niet meer.’ Gelukkig viel hij langs de graskant, want evengoed raak je zo onder een auto.

“Uit tests in Leuven bleek een erfelijke hartafwijking. Hij voetbalde op dat moment bij derdeklasser Maldegem en kreeg te horen dat hij onvermijdelijk moest stoppen.

“Nog altijd is hij er niet helemaal overheen. In het begin minivoetbalde hij nog, maar hij is toen tijdens een wedstrijd eens in elkaar gezakt. Nu doet hij helemaal niets meer van sport, hij rijdt zelfs nog nauwelijks met de fiets. De schrik zit er wat in. Het vreet aan zijn vertrouwen.

“We zijn er wel dichter naar elkaar door gegroeid. Vroeger maakten we vaak ruzie, nu komen we heel goed overeen. Maar erover praten doen we bijna nooit. Bij hem ligt dat nog heel gevoelig.”

Een lolly krijgen

“Nadat bij mijn broer die erfelijke afwijking was vastgesteld, werd ook ik onderzocht. Ze zagen iets kleins, maar het was niet erg, kreeg ik te horen.

“Begin vorig seizoen dan moest de hele ploeg voor het eerst harttests doen in het Heilig Hart Ziekenhuis in Roeselare. Bij mij waren er bijkomende controles nodig, want er was iets niet normaal, werd mij gezegd.

“Ik vergeet het nooit meer: op 23 juli moest ik met mijn ouders en mijn manager ( Patrick Vervoort, nvdr) in het ziekenhuis naar de evaluatie gaan luisteren. Het was de dag dat ’s avonds in Parijs de oefenwedstrijd tegen Paris Saint-Germain geprogrammeerd stond.

“De afwijking bleek groter geworden. De dokters zegden: ‘Anthony, je moet stoppen met voetballen.’ Er was duidelijk te zien dat de rechterhartkamer minder goed samentrekt dan de linkerkant. Een defibrillator was geen optie. Dit betekende dus het einde van mijn carrière. Het was alsof ze met een hamer op mijn hoofd sloegen.

“Ik zei niks, ik keek niet op en ik hoorde niet meer wat er nog meer werd gezegd. Voor mij was dat een drama, want voetbal was alles voor mij.

“Je moet ook weten: bij Club Brugge was ik niet goed genoeg gebleken om naar de beloften door te stromen, dat was althans de conclusie geweest van jeugdcoördinator Hans Galjé. Ik moest de club verlaten, maar daarna schopte ik het bij SV Roeselare wel tot belofte-international. Sinds één jaar was ik profvoetballer bij een eersteklasser en ik wou absoluut niet meer weg uit dat wereldje.

“Pas buiten het ziekenhuis liet ik tranen toe. Ik ben meteen naar Schiervelde vertrokken en zonder iemand in te lichten, ben ik daar op de bus naar Parijs gestapt met het idee dat ik er mijn laatste wedstrijd zou spelen. Onderweg zat ik bij momenten stilletjes te wenen achter mijn hand.

“Tijdens de opwarming zei ik wel tegen ‘Vinnie’ ( Vincent Provoost, nvdr): ‘Het is vandaag mijn laatste match, geniet ervan.’ Hij zei: ‘Kom, doe maar normaal.’ Ik zei: ‘Je zult het wel zien.’

“Tegen JérômeRothen speelde ik een uitstekende eerste helft. Ik beschouwde het als mijn afscheid en ik wou precies tonen: kijk, ik kan het nog. Bij de rust zei ik tegen de trainer: ‘Haal mij er maar af, want het is gedaan.’ Toen vertelde ik hem over het besluit van de dokters.

“Maar op de terugreis zegden Bjorn De Wilde en Gunter Van Handenhoven mij: ‘Probeer die dokter van Fadiga eens, dat is een hele goeie.’ Vanaf toen is er weer een lichtje beginnen te branden. Nog voor het einde van juli zat ik al bij hem en uit de inspanningstests die ik daar deed, bleek dat er nog een kans was om verder te kunnen voetballen als ik een defibrillator liet steken. ‘Oké,’ zei ik zonder nadenken, ‘steek er hem maar in.’

“Ik werd al geopereerd op 28 augustus, maar toen ik ontwaakte, was de pijn verschrikkelijk. Ze vertelden mij dat ze mijn buik-spieren uit elkaar hadden moeten trekken, dat er weinig plaats was en dat het daardoor wroeten was geworden om de defibrillator erin te krijgen. Ik was heel ambetant, agressief zelfs. Ik kon niet slapen, niet goed liggen en alleen voorovergebogen lopen. Drie weken lang slikte ik pijnstillers.

“Na vijf dagen mocht ik naar huis. Het was net de zondag van de thuiswedstrijd tegen Standard en dat wou ik niet missen. Als je van voetbal leeft, is de drang groot om erbij te zijn, want je weet dat het je zuurstof zal geven. In zulke moeilijke momenten word je gedragen door het vertrouwen van vrienden, familie, ploegmaats en de technische staf. Zonder die steun zou je in een gat vallen.

“Het idee dat zo’n defibrillator er om de zes à zeven jaar weer uit moet om opgeladen te worden, is niet leuk, maar het is levensnoodzakelijk. Ik ben dankbaar dat de technologie al zover staat.

“De eerste maand kreeg ik ook dagelijks testschokjes, soms twee keer per dag zelfs. Als ik in het begin nog maar stapte, sloeg mijn hart al aan 150. Mijn wederoptreden was gepland voor januari, maar in december viel ik al in tegen Westerlo. Ik voelde mij super. Ik was precies een kind dat een lolly krijgt. Ook tegen Anderlecht presteerde ik uitstekend, maar na de glorie volgde een dalletje van een week of vijf. Daarna ben ik stilletjes aan teruggekomen, maar ik was niet constant.

“En toen kwam Antwerp.”

Stilstaan bij de dood

“Pas als je dan ’s avonds in bed ligt, alleen met jezelf en de stilte, komt het volle besef van wat er is gebeurd. Dan weet je: amai, ik ben even dood geweest, het geluk was vandaag echt wel met mij. Je probeert je het nog eens voor te stellen, maar dat is heel moeilijk. Je zet die gedachte snel van je af.

“’s Anderendaags was ik op de club alweer aan het lachen met mijn ploegmaats.

“Soms keert het terug. Als je het toelaat, komt dan spontaan in je op: mocht ik er niet meer zijn, wat zou er dan gebeuren? Als ik mij in die situatie inleef, krijg ik het moeilijk.

“Mensen staan normaal zelden of nooit stil bij de dood, maar ik vind het eigenlijk wel de moeite om dat af en toe eens te doen. Het is heel confronterend om intens te voelen dat je op een dag alles moet loslaten waarmee je in het leven verbonden bent. Dat doet mij toch ernstig nadenken over van alles.

“Het is niet omdat ik een defibrillator moet dragen dat ik vroeger zal sterven, maar er kan altijd iets gebeuren, hè. Het leven is voor iedereen onvoorspelbaar.

“Vroeger was ik totaal niet gelovig, maar na wat er allemaal is gebeurd, zou ik nu wel eens durven denken: is er misschien toch iets?

“Eerst die hartcontrole via de club bij de start van het seizoen, dan het verdict van de dokters in het Heilig Hart dat mijn enige keuze is te stoppen met voetballen, het contact met dokter Brugada dankzij enkele ploegmaats, zijn voorstel om een defibrillator te steken, mijn beslissing om het te doen en uiteindelijk dat ‘bakske’ dat op het einde van het seizoen mijn leven redt. Bij zo’n scenario denk ik: dat komt toch niet allemaal vanzelf? Je valt voor dood neer, krijgt een schok van 700 volt en staat weer recht alsof er niets gebeurd is. Het is precies iets van in de film.

“Als persoon ben ik er wel wat door veranderd. Ik kan meer genieten van het leven nu. Voorheen was ik zelden tevreden, thuis zat ik vaak te mekkeren. Nu sta ik meer open voor wat er is en kan ik het beter appreciëren. Ik ga vaker weg en ik lach meer. Bovendien weet ik nu wie mijn echte vrienden zijn. Ook dat is aardig meegenomen.

“Waarom zou ik klagen?

“Elke zes maanden moet ik op controle om te kijken of mijn hartstoornis niet verslechterd is. Na wat er tegen Antwerp is gebeurd, werd alles weer onderzocht en is gebleken dat er in een jaar tijd niets is veranderd. Alles is in orde, het licht staat op groen.

“Bij het eten blijf ik gewoon lisinopril ( medicijn dat de bloeddruk verlaagt en de pompkracht van het hart verbetert, nvdr) nemen, meer niet.

“Met mijn rechterhand bellen om mijn gsm niet te dicht bij mijn hart te houden, is een gewoonte geworden. Verder is het aangewezen om bij de uitgang van winkels niet bij de diefstaldetector te blijven staan. Ik ben ook in het bezit van een kaartje waarop staat dat ik hartpatiënt ben en waarmee ik op luchthavens niet voorbij de scanner van de ‘security’ hoef te passeren. Alleen op vakantie in Turkije onlangs duurde het even voor ze dat snapten.

“Ik denk dat ik veilig ben met mijn defibrillator. Zonder dat toestelletje was je mij vandaag op het kerkhof moeten komen bezoeken.

“Slachtoffer voel ik mij niet. Integendeel. Ik ben gelukkig dat ik deze extra kans krijg.”

door christian vandenabeele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content