Momenteel strijdt hij in Nederland nog met Roda JC tegen de degradatie, maar volgend seizoen keert ex-Anderlechtspits Yannis Anastasiou naar de Belgische competitie terug om er KV Kortrijk weer aan het voetballen te krijgen. Een weerzien in Kerkrade.

Achttien jaar geleden ontmoetten we Yannis Anastasiou voor het eerst. Dat was in Brussel, in het Griekse restaurant van zijn toenmalige (en intussen overleden) manager Fotis Moukas, nadat hij zijn handtekening zette onder een contract bij Anderlecht. Op onze vraag welk soort type aanvaller hij was, antwoordde hij toen: ‘Een kruising van Marco van Basten met Ruud Gullit.’ Gevoel voor humor bleek hem niet vreemd te zijn. Maar hij was ook echt wel een goeie spits, een balvaste, meevoetballende nummer 9 met doelinstinct. Dat zou hij vooral later in Nederland bij Roda JC en Ajax bewijzen. Want bij Anderlecht deed Aimé Anthuenis het doorgaans met het duo Jan KollerTomasz Radzinski voorin.

People manager

Twintig maanden bleef de Griek bij Anderlecht en hij wordt er herinnerd als een crème van een kerel, een teamspeler die uitstekend in de groep lag, die op het veld en in de kleedkamer een voorbeeld was, die zei waar het op stond, maar dat altijd met een positieve insteek deed. Zo was hij ook iemand die jonge buitenlandse spelers onder de arm nam, zoals onder meer Alin Stoica in Brussel en Zlatan Ibrahimovic in Amsterdam.

‘Je moet altijd kijken: waar komen die jongens vandaan’, zegt hij in zijn kantoor in het Parkstad Limburg Stadion van Roda JC Kerkrade. ‘Stoica groeide op in een dictatuur, Zlatan vluchtte als kind met zijn ouders van Bosnië naar Zweden en moest zich in een totaal andere omgeving al op heel jonge leeftijd zien te bewijzen. Als je de achtergrond van zulke gasten kent, weet wat ze meemaakten, kun je hen ook beter begrijpen. We mogen niet vergeten dat voetballers mensen, normale mensen zijn en dat iederéén zijn bedienknopjes heeft.’

Hij bedoelt: je moet weten hoe je als ploegmaat en als coach elkaar het best benadert om goed te kunnen samenwerken en het hoogste rendement te kunnen halen. People management heet dat tegenwoordig.

‘In het begin voelde Zlatan zich bij Ajax niet gewaardeerd. Dat is een beetje typisch voor Nederland en zeker voor de Ajaxcultuur, waar ze zeer kritisch zijn. Daar kun je mentaal sterker van worden, maar voor grote buitenlandse talenten is dat soms moeilijk. Voor Zlatan was ik behalve een ploegmaat ook een vaderfiguur. Toen hij een voorstel van Juventus kreeg, belde hij mij om eens samen te gaan eten. Hij vroeg mijn advies en ik zei: ‘Als je het mij vraagt, is dit het moment om de volgende stap te zetten. Wil je hier de beste zijn, wat je al bent? Of wil je laten zien dat je de beste van de besten kunt worden, waar je volgens mij zeker toe in staat bent? In zijn eerste jaar in Parijs ben ik hem nog eens gaan opzoeken. Hij en Maxwell zorgden ervoor dat ik stage kon lopen bij het PSG van Carlo Ancelotti. Toen ik trainer was van Panathinaikos is Stoica daar trouwens eens een week met mij komen meelopen.’

Kunnen omgaan met mensen, het is een kwaliteit die hem als coach nog meer van pas komt. ‘Niemand is perfect. Dat zeg ik tegen mijn spelers én tegen mezelf. Ik respecteer iedereen zoals hij is, wat ook zijn afkomst is, máár: bovenaan staat het voetbal. Dus komt het eropaan goed te communiceren over wat ik wil zien op het veld. Dan kun je verder gaan. Van iedere trainer kun je leren, van positieve én van negatieve ervaringen, maar je moet zelf willen werken aan je ontwikkeling. Ik sta altijd open om te luisteren en mijn mening te geven, maar tegen wie ambitieus is en iets wil bereiken, zeg ik altijd: ‘Laat het zien!”

Over voetbal stak hijzelf vooral veel op bij Ajax. ‘Tactisch en technisch. Zo veel aandacht voor details! Het puur over voetbal praten, met Ronald Koeman en Danny Blind, mijn coaches daar. Maar ook met Louis van Gaal, die er toen technisch directeur was en mij weghaalde bij Roda, en met mannen als Piet Keizer en Sjaak Swart, en ook een paar keer met Johan Cruijff. Over het belang van snelheid, tempo en ritme, van op het juiste been inspelen, van juist ingedraaid staan om de bal aan te nemen en van het spel tussen de linies et cetera. Na mijn spelerscarrière ben ik er coach geweest van de U16 en van Jong Ajax.’

Hij houdt van de Ajaxstijl, maar houdt er niet aan vast. ‘Je moet zien waar en in welke cultuur je als coacht werkt. In Nederland moet een centrale verdediger echt goed kunnen voetballen, maar in andere landen moet hij echt goed kunnen verdedigen. Zet je bij Panathinaikos een leuke voetballer in het centrum van de verdediging, dan maken ze je kapot. Want daar verwachten ze van een centrumverdediger dat hij in de eerste plaats keihard verdedigt. Ik hou van de aanvallende gedachte, van lef tonen en van risico’s nemen, maar ik kies ook voor discipline achterin. Ik ben spits geweest, ik hou van creativiteit en van goals, maar de balans moet goed zijn.’

En je moet, benadrukt hij, ook bewust investeren in een trainerscarrière. ‘In 2010 liep ik een week stage bij het Barcelona van Pep Guardiola, ik zag Ancelotti aan het werk bij PSG en het afgelopen seizoen was ik bij Koeman in Southampton. Ik volgde ook een cursus Spaans. Want Zuid-Amerikanen die naar Europa komen, spreken geen Engels; en als je ze in hun eigen taal kunt aanspreken, is dat een voordeel. Voetbal is internationaal geworden. Vroeger mochten clubs maar drie buitenlanders opstellen, nu krijg je in een ploeg een veelheid van nationaliteiten en culturen samen. Communicatie is ontzettend belangrijk geworden.’

Harde werker

Bij Roda JC kwam dit seizoen van ‘de aanvallende gedachte’ niet veel in huis, onder meer door blessures en een gebrek aan kwaliteit voorin. Het was ook heel onrustig binnen de club, met onlangs nog supportersprotest tegen de directie, het ontslag van technisch directeur Ton Caanen en het nieuws rond mede-eigenaar Aleksei Korotaev, die al sinds februari in een cel in Dubai blijkt te zitten.

‘Het was’, lacht Anastasiou, ‘niet makkelijk.’

Rondvraag bij Nederlandse collega’s die Roda JC volgen en bij enkele supporters en medewerkers die naar de training staan te kijken, leert ons dat hij in die moeilijke omstandigheden niet raar is beginnen doen en dat er weinig of geen kritiek op hem is.

‘Ondanks alle problemen blijf ik rustig en positief, en blijf ik tijd en energie in mijn werk steken om het beste uit elke speler te halen. Ik ben alert voor wat er rond mij gebeurt en probeer dat te managen, iedereen de nodige aandacht en vertrouwen te geven. Druk houdt je scherp. Dit is weer een andere ervaring. Ik zeg altijd: ‘Als je links of rechts wat kritiek op ons hoort of leest, geen probleem: doe gewoon voort met je werk, de rest neem ik wel op mijn schouders.”

Behalve dat hij een ‘mensenmens’ en een goede people manager is, hoor je in Kerkrade van Yannis Anastasiou ook dat hij een harde werker is. ‘Zonder hard werken, kun je niets bereiken. Je moet hard werken om jezelf en de mensen met wie je werkt beter te maken. Voetbal vereist maximale betrokkenheid, zeker gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren. Er komt zoveel bij kijken. Ik eis het van mezelf, omdat ik weet wat mijn prioriteit is. Goed bezig zijn, biedt altijd voordelen. Soms ga ik hier ’s avonds maar om zeven à acht uur weg.’

Hij groeide op in een boerderij in het Griekse dorpje Arta. ‘Het leven was hard voor mij, soms te hard’, vertelt hij. ‘Zeker in het begin van mijn carrière, bij Ethnikos Piraeus, van mijn achttiende tot mijn drieëntwintigste. Dat waren zware jaren. Het gebeurde dat ik dacht aan stoppen. Want ik kreeg geen salaris, de club betaalde de huur van mijn appartement niet en soms kwam ik zelf geld tekort om eten te kopen. Ik zat vijf uur van huis, zonder auto, en moest dan mijn ouders bellen om te vragen of ze iemand konden sturen die mij wat te eten zou brengen. Bij momenten dacht ik: is dat nu het voetbal waarvan ik droomde? Maar de liefde voor het voetbal maakt dat je toch blijft knokken en daar sterker van wordt. Tijdens mijn militaire dienst kreeg ik van de kapitein geen faciliteiten. Om mijn conditie te kunnen onderhouden, kroop ik over de muur om te gaan trainen bij een clubje in de buurt van de kazerne. Dat doe je uit passie. Het leerde mij dat niks vanzelf gaat. Ik waardeer alles, grote én kleine dingen. Ook toen ik van OFI Kreta naar Anderlecht ging, was het niet gemakkelijk, in een totaal andere omgeving met andere ideeën en een voetbal dat erg op fysiek en karakter gebaseerd werd. Als je mentaal niet sterk bent, kun je in het Belgische voetbal niet overleven. Ik ben er op dat vlak zeker gegroeid.’

Anderhalf jaar woonde hij in Brussel en na zijn transfer naar Roda JC settelde hij zich drieënhalf jaar in Genk. Aan die periode danken hij en zijn gezin hun Belgische identiteitskaart. ‘Ik ben iemand die altijd vooruit denkt en voor mijn twee kinderen biedt een tweede nationaliteit alleen maar voordelen.’ Nadien zijn zijn echtgenote, zoon en dochter altijd in Amsterdam gebleven, terwijl hij zich vestigde waar zijn trainerscarrière hem heen leidde. Lange tijd was dat Athene. Momenteel betrekt hij een appartement in Lanaken en volgend seizoen zal hij dat in Kortrijk doen. ‘Mijn dochter moet in Amsterdam nog één jaar naar school, dit is dus nog niet het moment voor mijn familie om te verhuizen. Soms is het wat moeilijk met deze job. Maar als ik dan eens thuis ben, dan voelt het precies telkens aan alsof het Kerstmis is.’ (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE

‘We mogen niet vergeten dat voetballers mensen, normale mensen zijn en dat iederéén zijn bedienknopjes heeft.’ – Yannis Anastasiou

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content